‘Wat is er tegen een manager?’

Geert Joris
Reportage
Jan T’Sas
Luc Daelemans

Hij studeerde Moraalwetenschap, organiseerde jarenlang de Antwerpse Boekenbeurs en doet aan karate. En sinds 1 januari 2013 leidt Geert Joris de Nederlandse Taalunie. ‘Wat komt die manager hier doen?’ klonk het her en der. Taalschrift vraagt het hem op de man af.

Meteen na je aanstelling klonk er al kritiek. Dat de Taalunie een manager in huis had gehaald, geen inhoudelijk deskundige.

Geert Joris: ‘Qua kritiek ben ik veel gewoon. Toen ik bij Boek.be werkte, is er zelfs ooit een Facebook-groep tegen me opgericht omdat ik iets zou hebben afgeschaft, wat zelfs niet klopte. Maar wat is er tegen een manager? De Nederlandse Taalunie is een organisatie die op verschillende domeinen actief is en waar veel mensen werken. Dat moet toch ook gemanaged worden.’

Geert JorisGeert Joris: ‘Een project moet af zijn,
anders houden we een deel van de
subsidie in.’

En wat heeft je managersblik je tot nu toe geleerd?

Geert Joris: ‘Dat de Taalunie heel projectmatig werkt. Dat maakt de organisatie zichtbaar, maar in economisch moeilijker tijden is het ook haar zwakte. De prioriteit van de Taalunie is een taalbeleid voorbereiden en uitvoeren, in opdracht van de bevoegde ministers. Met projecten, bovendien versnipperd over verschillende domeinen, is dat niet evident.’

Je moet het ook doen met minder budget. Bezuinigen dus.

Geert Joris: ‘Ja, maar dat vind ik geen ‘vies woord’. De Taalunie kan haar middelen efficiënter aanwenden. Er is op dat punt ook wel een verschil tussen Vlaanderen en Nederland. Voor gelijkaardige diensten betaal je in Nederland, vergeleken met Vlaanderen, soms een veelvoud. Daar moet een manager oog voor hebben. Het gaat uiteindelijk om overheidsmiddelen waarvoor we allemaal belastingen betalen. We zullen projecten uitbesteden en financieren, maar met een resultaatsverbintenis. Het moet af zijn, anders houden we een deel van de subsidie in.’

In het NRC-Handelsblad zeg je: ‘De Taalunie moet een smoel krijgen’, meer in de actualiteit komen. Staat dat niets haaks op de functie van een beleidsorganisatie zoals de Taalunie? Beleidsmensen werken toch vooral achter de schermen.

“Met scherpe beleidsvragen kun je ook een smoel maken.”

Geert Joris: ‘Met scherpe beleidsvragen kun je ook een smoel maken. De Taalunie heeft een maatschappelijke functie en moet het brede debat over taal aanzwengelen. Taal schept kansen, creëert jobs, maakt mensen gezonder. Je kunt het niet wegdenken uit de maatschappij en dat maakt elke beleidskwestie relevant. Moeten we inzetten op taalvariatie of niet? Moeten we problemen maken van het feit dat mensen steeds meer ‘hun hebben’ zeggen of moeten we duidelijk maken dat dit net geen probleem is? Taal brengt veel emotie met zich mee, daar kun je niet van op een afstand mee bezig zijn. Daarnaast zullen we aanwezig zijn op de Boekenbeurs, op de VRT-Taaldag, in het onderwijslandschap … En ja, we willen meer in de pers komen, onder andere met eigen onderzoek. Als de Taalunie wereldwijd 7000 docenten ondersteunt, die Nederlands als vreemde taal geven aan zo’n 440.000 cursisten, dan moeten we de meerwaarde van die investering in kaart brengen.’

Je bent bekend geworden als organisator van de Antwerpse Boekenbeurs. Krijgt het boek jouw speciale aandacht als secretaris van de Taalunie?

Geert Joris: ‘Het Letterenveld is al goed georganiseerd. De meerwaarde van de Taalunie ligt daar niet op evidente plaatsen, maar ze is er wel. Daarom wil ik bijvoorbeeld het prijzenbeleid bijsturen. Het is niet de rol van de Taalunie om literaire prijzen uit te reiken, met uitzondering van de Prijs der Nederlandse Letteren dan. Voor de Taalunie is ook een rol weggelegd in het internationaal vertaalbeleid. Daarvoor werken we samen met de letterenfondsen uit Nederland en Vlaanderen. Om de kosten te drukken, kiezen uitgevers  niet altijd voor de beste vertalers. Dat is geen gunstige evolutie. Daar kunnen we samen beleid rond proberen te ontwikkelen. Voorts kijken we ruimer: hoe kunnen onze initiatieven inzake digitalisering bijdragen aan het Letterenveld. Er is al lang vraag naar een centrale databank voor auteursnamen, vertalers enz., maar niemand wil het doen. De Taalunie kan dat hiaat invullen.’

Is dat de nieuwe rol van de Taalunie: hiaten zoeken en invullen?

Geert Joris: ‘We moeten de strategische en noodzakelijke hiaten invullen. Wat we niet moeten doen, is zelf hiaten verzinnen of creëren. Altijd moet de maatschappelijke behoefte duidelijk zijn: de taalgebruiker staat nog altijd centraal. En die behoeften of hiaten zullen snel komen. Denk aan Google Talk of e-learning. Wat betekent dit voor taal en taalbeleid? Om die reden moeten we flexibeler en dynamischer werken. Daarom willen we werken rond het thema ‘Taal schept kansen’. Dat klinkt niet te wollig, is eigentijds en het biedt veel mogelijkheden in een brede maatschappelijke context.’

Je wilt veel meer de actuele trends volgen. Een nieuw Nederlands woord mag geen vijf jaar in de wachtkamer van een nieuw Groen Boekje zitten.

Geert JorisGeert Joris: ‘Toen het regime van
Khadaffi viel, spelden de kranten zijn
naam op vijf verschillende manieren.
Niemand die wist hoe het moest. Dan
keren de hoofden snel in de richting
van de Taalunie.’

Geert Joris: ‘Juist. De Taalunie moet de taalgebruiker sneller kunnen bedienen. Toen het regime van Khadaffi viel, spelden de kranten zijn naam op vijf verschillende manieren. Niemand die wist hoe het moest. Dan keren de hoofden snel in de richting van de Taalunie. Welnu, de Taalunie zou daarvoor richtlijnen kunnen uitwerken. Om dezelfde reden werken we nu al aan een terminologiedatabank. Het woord ‘tafel’ heeft een andere connotatie in de zorgsector dan in de designwereld. Nederlandstaligen begrijpen die verschillen wel, maar voor vertalingen en voor de internationale regelgeving moeten die termen duidelijk omschreven en vertaald zijn. Dat betekent: digitaliseren, ook wat ons talig erfgoed betreft.’

Je bent ook kritisch over het toenemende gebruik van het Engels in het hoger onderwijs.

Geert Joris: ‘We bereiden daarover een advies voor. Onderzoek leert ons dat docenten die een Engels gebruiken dat ze niet even goed beheersen als een native speaker, cognitieve achterstand veroorzaken bij hun cursisten. Je moet ook de vraag durven te stellen: voor wie geef je les in het Engels? Internationalisering, zeg je? Maar als amper 10% van de studenten een internationale carrière nastreeft, zijn er dan geen betere en efficiëntere manieren om hen daarop voor te bereiden? Bij de British Council zeggen ze: “Wij zien een Engels ontstaan dat het onze niet is, dat we niet begrijpen.” Daar bestaan in het bedrijfsleven al langer frappante voorbeelden van.’

In Nederland ligt nog een strijdbijl voor je op tafel, die van het Witte Boekje.

“Er is spellingrust nodig”

Geert Joris: ‘Die gaan we begraven. Er lopen al gesprekken met het Genootschap Onze Taal, dat het Witte Boekje op de markt heeft gebracht. Allebei vinden we stabiliteit belangrijker dan ruzie. Er is spellingrust nodig. In het onderwijs Nederlands liggen trouwens nog andere prioriteiten: een grammaticaal correcte zin kunnen schrijven en zich goed kunnen uitdrukken bijvoorbeeld.’

Gaat Geert Joris een taalpolitie invoeren? Sommigen snakken al jaren naar een equivalent van de Académie Française of het Goethe-Institut.

Geert Joris: ‘Zeker niet. Taal evolueert voortdurend. Als we ons aan strikte normen zouden moeten vasthouden, vertel mij dan eens welke? Daar was men het bij het ontstaan van het A.N. al niet over eens. Maar begrijp me niet verkeerd: ik pleit niet voor algemene tolerantie. Er moet een standaardtaal zijn, een norm waarop je altijd kunt terugvallen.’

Ten slotte: wat doe je als je niet werkt? Enkele jaren geleden heb je een voorliefde uitgesproken voor lezen, meer bepaald voor Amerikaanse thrillerauteurs.

Geert Joris: ‘Ik houd wel van nobrainers, ja. Soms haal ik er zelfs leuke ideeën uit. Hoe je met superieuren moet omgaan bijvoorbeeld (lacht). Maar ik lees uiteraard even graag in mijn moedertaal. Zo ben ik een fan van Dimitri Verhulst. En voor de zomervakantie liggen de boeken al klaar: Vuistje, Wieringa, Van der Heijden…’

En je doet aan karate!

Geert Joris: ‘Al dertig jaar. Begin januari ben ik naar Den Haag verhuisd, nu heb ik er ook een club gevonden. Tijd voor de tatami.’

Reacties

De norm

De vergelijking van de Académie Française of het Goethe-Institut met een 'taalpolitie' slaat nergens op. Die instellingen dienen niet om boetes uit de delen of processen-verbaal op te stellen. Ook het antwoord van Geert Joris op deze vraag is hoogst dubbelzinnig: enerzijds zegt hij dat er geen normen zijn en anderzijds beschouwt hij de standaardtaal als 'een norm waarop je altijd kunt terugvallen'. Eerlijk gezegd, aan zo'n standpunt hebben de taalgebruikers, en met name de leraren Nederlands, eigenlijk niets.