Waarom nog zwaar tillen aan t of d...
Frans Daems, Universiteit Antwerpen, dept. Linguïstiek en dept. Didactiek en Kritiek - 15/10/03
Werkwoorden fout spellen, hoe erg is dat? Sinds de regels voor de werkwoordspelling tussen ruwweg 1700-1800 vastgelegd zijn geraakt, worden er heel wat fouten tegen gemaakt, ondanks het feit dat de regels heel logisch zijn en ondanks langdurige training. Scholieren, studenten, ministers en ambtenaren, leraren, professoren, taalkundigen, journalisten, de Bond tegen het Vloeken, Van Dale, laag- en hooggeschoolden: hoewel (vrijwel) iedereen dt-fouten maakt, worden mensen er toch op aangekeken. Zo schreef een aantal jaren geleden iemand in Onze Taal dat spellingsfouten hem vertelden welke zorg een sollicitant aan zijn sollicitatiebrief besteedt, maar verderop in zijn artikel schreef hij over een met redenen omkleedde afwijzing. Volgens De Morgen (06.02.02) meende de Leuvense specialist kerkelijk recht Rik Torfs dat jonge priesters geen sociologisch leiderschap meer hebben, en dat bracht hij in verband met het feit dat ze "geen tekst kunnen schrijven zonder dt-fouten". En de Leuvense taalkundige Freek Van de Velde verbond in de Campuskrant (30.06.02) het schrijven van dt-fouten met het geringere 'cultureel kapitaal' dat studenten uit lagere sociale klassen bezitten. VerankerdHoe het komt dat we dt-fouten schrijven? Een eerste belangrijke hypothese heeft te maken met de werking van ons geheugen. Ons brein voert bij tal van activiteiten, bv. lezen maar ook spellen, allerhande programma's uit die in grote mate aan onze bewuste aandacht ontsnappen. Wie eenmaal heeft leren schrijven gebruikt meestal geen regels meer, maar de woorden springen, met hun spelling, volkomen geautomatiseerd op uit zijn geheugen. Dat is handig, maar het kan problemen geven bij gelijkluidende maar verschillend gespelde werkwoordsvormen zoals houd-houdt, betaalt-betaald, vermelde-vermeldde. Van zulke paren dient zich het dwingendst die vorm aan die het sterkst in ons geheugen verankerd zit. Hoe vaker we een bepaalde vorm gebruikt hebben, hoe pregnanter die is, en dus ook hoe groter de kans dat we die opschrijven, ook als dat een fout zou opleveren. Bij onderzoek aan de Universiteit Antwerpen (Fr. Daems, S. Frisson, D. Sandra) hebben we die hypothese over de werking van ons geheugen getest. Onze conclusie is dat het geheugen de schrijvers parten speelt. We schrijven meer dan 200 maal vaker wordt dan word. Wanneer we wat klinkt als /wort/ in ik word, word je of de imperatief word, willen gaan opschrijven dringt ons geheugen ons de vorm wordt op nog voordat we de kans hebben gehad door redenering tot de vorm word te komen. Als we dan niet aandachtig genoeg zijn en niet achteraf nalezen en corrigeren blijft de fout staan. Dat is iets dat heel vaak gebeurt als mensen e-mails of teksten op websites schrijven. WerkgeheugenMaar de factor frequentie in de werking van het geheugen verklaart niet alle dt-fouten. Sommige dt-fouten ontstaan door fouten in de regeltoepassing. De regels lijken weliswaar zeer logisch, maar ze vergen van de gebruiker behoorlijk wat taalkundig inzicht, analyse- en abstractievermogen om de precieze syntactische functie te identificeren en de spelling van de daarbij horende werkwoordsvorm te berekenen. Het ziet ernaar uit dat tal van mensen de vereiste ontleedvaardigheden nooit voldoende onder de knie krijgen, gewoon omdat ze het vereiste niveau van abstractie nooit zullen verwerven. Bovendien speelt ook ons kortetermijngeheugen een storende rol. Het is bekend dat we bij het verwerken van taal, o.m. bij het schrijven, in ons kortetermijngeheugen (werkgeheugen) de onmiddellijk voorgaande woorden gedurende korte tijd, maximum twee seconden, bijhouden. Sommige dt-fouten ontstaan zo in de vorm van congruentiefouten zoals in: Het Nederlands is tevens ook door het Fries beïnvloedt. Hier heeft de schrijver het werkwoord wellicht verbonden met de direct voorafgaande woordgroep het Fries in plaats van met het al vervagende woord is, wat erop wijst dat de beperktheid van het kortetermijngeheugen de schrijver op het verkeerde been kan zetten. SlordigRest ons de vraag:
is dt-fouten schrijven erg? Sinds de 19e eeuw wordt het schrijven van dt-fouten vaak bestempeld als een uiting van onzorgvuldigheid, slordigheid, ongeschooldheid, gebrek aan cultuur of zelfs domheid. De regels heten immers strikt logisch te zijn, maar dat ook verstandige hooggeschoolden die fouten maken wijst erop dat er iets anders aan de hand is. Wij denken dat je niet kunt voorkomen dat je die fouten maakt. Je kunt wellicht wel je tekst achteraf op fouten nalezen en de fouten corrigeren. Helaas blijkt uit onderzoek dat dezelfde factoren die ervoor zorgen dat we die fouten maken er ook voor verantwoordelijk zijn dat we ze bij het nalezen wel eens over het hoofd zien. MiddeleeuwsHet fundamentele probleem met de werkwoordsspelling is dat het een artificiële constructie uit de tijd van de Verlichting is. Middeleeuwse vormen als hi voedet, hi voedede zijn ze om historische redenen (de band met de oudere vorm bewaren) gaan spellen als hij voedt, hij voedde - de oudere vorm met weggevallen e - in plaats van gewoon op te schrijven wat ze hoorden. Maar daar hebben ze wel ogenschijnlijk logische, in feite moeilijk hanteerbare regels voor moeten bedenken, die bovendien niet overeenstemmen met de manier waarop een schrijver werkelijk spelt. Of die klok nog terug te draaien is lijkt weinig waarschijnlijk. Maar er is zeker alle reden om niet al te zeer aan een enkele dt-fout te tillen.
Allies Ligtvoet - 15/10/03
Wat mij betreft mag de dt-regel inderdaad afgeschaft worden. Waarom moet de schrijftaal zoveel behoudender zijn dan de spreektaal, die op zichzelf ook al erg behoudend is? Taal leeft, terwijl de regels erg conservatief zijn. Als we de ontwikkelingen niet kunnen bijbenen, moeten we geen krampachtige taalpuristen worden maar gewoon soepel toegeven aan de regie van de natuur.
|
Jan Duchateau - 15/10/03
Spelfouten maken is slordig als je ze zou kunnen vermijden, en dom als je niet weet dat het spelfouten zijn. Natuurlijk is dat waar. Even waar is het dat je in een goed gestelde tekst minder valt over spelfouten dan in een krakkemikkig schrijfsel zonder kop of staart. Even waar is het dat een interessante gedachtegang afleidt van welke spelfout dan ook.
Wie de lezer boeit en behendig door zijn tekst leidt, kan zich kleine dommigheden of slordigheden permitteren. Wie de lezer boeit en behendig door zijn tekst leidt, en ook nog alle valkuilen van spelling en interpunctie weet te vermijden, is tekstueel spekkoper.
Anders tegen de spelling aankijken, de spelling voortdurend aanpassen - dat heeft allemaal geen zin. Goede gedachten, helder verwoord, logisch en aangenaam tezamen gebracht, zorgvuldig afgewerkt in spelling en interpunctie ... ach, het is als taart bakken. The devil is in the detail, en god ook.
|
Ludo De Lee - 15/10/03
Beroepshalve schrijf ik zeer veel teksten in de vorm van rapporten, e-mails, enz. De pc en tekstverwerking zijn hierbij ontegensprekelijk zeer handige hulpmiddelen. Het zijn echter net deze hulpmiddelen die mee fouten in de hand werken. Zo veroorzaakt binnen een tekstverwerker de functie "knippen en plakken" al wel eens een dt-fout, bijv. bij het omzetten van een passieve in een actieve zin. Ook e-mail is een enorm vluchtig medium. Het klopt dat deze berichten vaak niet meer herlezen worden, maar onmiddellijk worden verzonden.
Zelf til ik niet zwaarder aan een dt-fout dan aan een andere spelfout. Dat spelfouten te vermijden zijn, spreekt voor zich. Maar ik heb nooit begrepen waarom "Word je broer onderwijzer?" of "Dat is al eerder gebeurt." erger zou zijn dan "De pouw pronkt met zijn veren." of "Liesje likt van haar eisje". Uit mijn schooltijd herinner ik me in elk geval de onrechtvaardigheid dat één dt-fout leidde tot 0/10, terwijl drie andere spelfouten nog goed waren voor 7/10. Het wordt stilaan tijd van deze middeleeuwse gedachte af te stappen en dt-fouten als een gewone spelfouten te bekijken... niet meer, maar ook niet minder!
|
Toon Blux - 15/10/03
De spelling van de persoonsvorm is afwijkend in vergelijking met de spelling van de eind-d of eind-t van de andere woordsoorten. Voor de doorsnee taalgebruiker is dit verwarrend en primeert de boodschap zelf op het formele aspect. Dit probleem merk je trouwens ook bij woorden met ou/au en ei/ij. Voor kinderen met dyslexie (een taalstoornis!) is de spelling van de persoonvorm zeker tijdrovend.
Als logopedist ben ik voorstander van een vereenvoudigde spelling. Voor mij primeert de boodschap op de spelling. Voor taalkundigen is de juiste spelling natuurlijk boeiend, omwille van de onderliggende taalkundige redenering. De meeste spelfouten worden zelfs niet opgemerkt door de doorsnee lezer.
|
Felix van de Laar - 15/10/03
Getuige de autobiografie van Gabriel Garcia Marquez, kun je de Nobelprijs voor literatuur winnen terwijl al je manuscripten wemelen van de spelfouten. Laten we ons eens afvragen hoe erg het geweest zou zijn als zijn uitgever geen corrector in dienst had gehad.
Ik verdien zelf mijn geld gedeeltelijk met het verbeteren van andermans gebrekkige beheersing van het instrument taal, met het oog op grootschalige verspreiding van teksten. Spelfouten neem ik en passant mee, maar het is als met het grimen van studiogasten bij de televisie: volstrekt ondergeschikt maar het zorgt dat de lezer/kijker zich beter op de hoofdzaak kan concentreren.
Principieel heeft Daems gelijk: bepaalde spelfouten zijn voorspelbaar door de tegenstrijdige werking van regels, "logica", woordbeeld en geheugen. In Leuven heeft Piet Creten dat onlangs nog aangetoond voor de "tussen-n" die al fout gaat bij schoolkinderen die alleen de nieuwe spellingregels hebben geleerd.
|
Karel Daerden - 15/10/03
Niet alleen aan dt-fouten maar aan spelfouten in het algemeen wordt veel te zwaar getild, terwijl spelling toch louter op conventie berust, op een afspraak die morgen al weer kan veranderen: de 'pannekoek' van 1994 werd in 1995 zonder slag of stoot een 'panneNkoek' bijvoorbeeld. Waarom zou een verkeerde schrijfwijze erger zijn dan verkeerd woordgebruik of een inbreuk op de grammatica? Vreemd toch dat we alles pikken: onverteerbaar ambtenarees, barbarismen, regionale woorden, kromme zinsbouw, noem maar op... Zolang je maar niet 'hij word' schrijft. Dat komt misschien gedeeltelijk doordat spelling nu eenmaal het meest visuele aspect van een taal is, maar ook de scholen spelen hier een bedenkelijke rol. Veel leerkrachten blijven dt-fouten onvergeeflijk vinden en 'bestraffen' die navenant, terwijl ze heel wat toleranter zijn - soms zelfs ronduit nonchalant - tegenover andere taalaspecten. Sterker nog, diezelfde leerkrachten geven dagelijks zelf het slechte voorbeeld in hun woordgebruik als ze het hebben over: nota's nemen, blaren uitdelen, rechtstaan, de venster sluiten, akkoord zijn, langs de ene kant, het belt, turnsloffen, enz. enz., om het alleen nog maar bij de schooltaal van elke dag te houden. Het zijn dezelfde leerkrachten die hun leerlingen verplichten om zichzelf Peters Jan en Willems Mieke te noemen! Ik zwijg dan nog zedig over het zwaar regionale accent van sommige lesgevers, want uitspraak is natuurlijk nóg veel onbelangrijker dan spelling! Kortom: het prestige van de spelling is onredelijk hoog en dat van andere taalaspecten (soms) onbegrijpelijk laag. Ligt hier geen mooie taak voor onze op uitdagingen beluste (Vlaamse) minister van Onderwijs?
|
Johan Persyn - 15/10/03
Zijn dt-fouten erger dan, bijvoorbeeld, "een gewone spelfouten" of "tevens ook" zoals in de tekst of reacties rond dit onderwerp? Misschien niet, maar dt-fouten hebben een beetje een symboolfunctie gekregen, zoals voor gesproken media "belangruk" ipv "belangrijk" of "moest..." ipv "mocht...".
Ik kan Frans Daems wel volgen in de redenering dat dt-fouten overdreven veel aandacht krijgen, maar ik geef toe dat ook ik een sollicitatiebrief met zo'n fout makkelijker aan de kant schuif. Ik vrees trouwens dat zijn redenering past in de tijdgeest. "Klinkt het niet dan botst het" heet het tegenwoordig, zeker op de openbare omroep, die zo graag zichzelf als "norm" stelt. Presentatoren en journalisten gebruiken daar tegenwoordig zo'n tussentaaltje dat het niet mooi meer is. En de schrijvende pers deelt in de malaise. Lang geleden dat ik nog eens een artikel gelezen heb zonder taalfouten of slordigheden.
Straks gaan we weer de toer op van "schrijf maar zoals je het hoort", waarbij we in een Babelse taalverwarring zullen eindigen en elkaar uiteindelijk niet meer zullen begrijpen. In die zin, ik zal dan wel een ouderwetse "taalpuritein" zijn, ben ik geneigd dt-fouten toch niet zo luchthartig te benaderen.
Johan Persyn
Hoofdredacteur 4FM
|
Jacqueline Knops - 15/10/03
Dt-fouten zijn en blijven m.i. een uiting van onzorgvuldigheid en slordigheid voor Nederlansdtaligen. Men dient in het onderwijs meer aandacht te besteden aan de correcte schrijfwijze, ook van werkwoorden. Of vindt men deze inspanning ook al te zwaar voor de leerlingen ?
|
Ides Callebaut - 16/10/03
Ik ben het met de stelling van Frans Daems eens en ik ben heel blij dat hij en zijn collega's die stelling wetenschappelijk gefundeerd hebben. Ik heb een tekst nooit interessant, boeiend of mooi gevonden omdat er geen dt-fout in stond en ook nooit oninteressant, saai of lelijk omdat er wel een in stond. Of de auteur hard aan zijn tekst gewerkt had kon ik ook aan andere zaken zien. Daarmee wil ik niet zeggen dat je niet beter fouten vermijdt.
Het zou nu eens interessant zijn te onderzoeken uit welke verborgen motieven sommigen altijd zo heftig op dt-fouten gereageerd hebben. Dat zou ons misschien veel leren over onze (onderwijs)cultuur.
|
Jan Seys - 16/10/03
Is het u ook al opgevallen dat mensen die fouten schrijven (dt of andere) algemeen als 'dom ' worden aanzien?
Als je niet goed kunt rekenen, zegt men snel: "ik heb of ben geen rekenknobbel". Niet kunnen rekenen zou eerder een partieel defect zijn maar een spellingsfout maken wordt veeleer zwaarder doorgerekend. Alsof spelling iets te maken zou hebben met algemene intelligentie en rekenen met een klein deeltje (knobbeltje) van de hersenen!
Foei! Weg met die 'domme beeldvorming'....
Jan Seys
coördinator spellingmethode Tijd voor Taal (Van In)
|
Christine Kasper - 16/10/03
Ik heb nooit echt kunnen begrijpen waarom d/t-fouten zo erg zouden zijn, maar uiteindelijk telt in een taal alles als fout wat door een meerderheid van native speakers als fout wordt ervaren. Zelf ben ik overigens Duitstalig. Voordat ik docente Nederlands werd, heb ik Frans gestudeerd, en daar ben ik herhaaldelijk met het concept geconfronteerd dat de gesproken taal de eigenlijke taal zou zijn. Dat betekende destijds voor het Frans: een fout die geen gevolgen heeft voor de uitspraak van een woord, mag niet als fout worden geteld. Pas bij het bestuderen van het Nederlands heb ik ontdekt dat de meeste taaldocenten Nederlands deze mening niet delen en d/t-fouten zelfs als buitengewoon erge fouten beschouwen. Maar ja, er zijn ook veel Duitstaligen die vinden dat de wereldondergang dichterbij komt, als men de hoofdletters bij de substantieven afschaft of de kommaregeling versoepeld wordt... Uiteindelijk zijn er geen rationele argumenten voor of tegen een bepaalde schrijfconventie, er zijn alleen meningen en meerderheden. Een docent die het Nederlands onderwijst, moet als fout beschouwen wat door de meerderheid van de native speakers als fout wordt beschouwd.
|
Frans Vermeulen - 18/10/03
Spelling onderschrijft het onderscheidend vermogen van de taal. Zonder klare rechtlijnige spelling verzeilen we in een taalnoodlottige begripsvervaging en begripsverwarring met alle gevolgen van dien! De dt-regel is een uitvloeisel van de samentrekking van vervoegingsuitgangen die hierdoor aan vanzelfsprekendheid inboeten. Als we aannemen dat de eerste persoon niet geschreven wordt met t-uitgang, maar de tweede en de derde wel, dan kan het niet anders dan "ik word, gij wordt" te schrijven omdat de "d" behoort tot de stam en men deze gemakkelijk kan afleiden uit het meervoud "worden". Vòòr de "versimpelende" spellingshervormingen was het echter "ik worde, gij wordet".
De dt-regel moet de oorspronkelijk zinvolle regel in herinnering brengen terwille van het taalinzicht, maar, wordt dat ook zo onderwezen in de scholen? Of besteedt men die nodige tijd liever aan het te vroegtijdig aanleren van Engels en worden de leerlingen opgezadeld met een gebrek aan inzicht waardoor zij onnodig hun geheugen moeten aanspreken?
Spellingsfouten worden uiteraard zwaarder aangerekend dan tikfouten of zetduiveltjes omdat dit een niet-kennen of niet-nadenken verraadt wat de uitlating "dom" kan uitlokken (wat natuurlijk opvoedkundig verkeerd is)!
Het is allemaal niet zo erg, zolang de inbreuken tegen de spelling maar niet gemakshalve verheven worden tot "nieuwe" spelling ("om de simpelen beter te dienen en vooral dommer te houden!"). Het is niet omdat er veel inbreuken gepleegd worden tegen de verkeersregels dat men deze laatste maar moet versoepelen!? Dan zou het daar even fout lopen als met de spelling, net zo min duldt oordeelkundige spelling geen speling! (eerst had ik onnadenkend geschreven "dult", maar dat is dan ook een heel iets anders dan "duldt"!)
|
Charles Corten - 18/10/03
Even een reactie die misschien hier een beetje uit de toon valt: voor mij mag die dt-spelling gewoon gehandhaafd blijven. Door goed te spellen kun je laten zien dat je enige opleiding hebt genoten. De dt-spelling aanpassen omdat veel mensen er tegen zondigen vind ik een drogreden. Laten we wel wezen: die dt-spelling is toch helemaal niet lastig?! Is dit niet een teken dat er flink wat schort aan het (taal)onderwijs?
|
Johan Nijhof - 18/10/03
Zou het echt mogelijk zijn een spelling van de werkwoordsvormen te creëren die foolproof is, oftewel: kan het nog eenvoudiger? Als men vaststelt dat de onderliggende gedachte hierop neerkomt, dat de “problematische” regel luidt: “Er is maar één uitgang in het enkelvoud van de 3e persoon van de tegenwoordige tijd, en dat is een t”, moet men toch vaststellen dat de spellingzondaars bijster weinig inzicht tonen. Als sollicitanten daarop afgewezen worden, kiest men dus inderdaad de betere kandidaat.
Daarbij is onze spellingregel op dit punt consequenter en logischer dan de Duitse. Vindt men daar soms geen onnozelaars die “wirt” schrijven voor ‘wird’, om de eenvoudige reden dat de spellingchecker van Word de fout niet kan signaleren?
Het ware probleem is, dat het gros van de bevolking “gebeurd” altijd met een d schrijft, omdat de ervaring leert, dat dit het meest voorkomt. Met andere woorden: de hersens worden helemaal niet ingeschakeld, er wordt blind gevaren op de ervaring. Dat is een houding die het bestrijden waard is.
Overigens: dat de gesproken taal de eigenlijke taal zou zijn, wordt weerlegd door b.v. het verschil tussen een sitoloog en een cytoloog. Door het schriftbeeld worden beide disciplines onderscheiden, en kan men in het instituut de goede deur vinden. Dat is veel belangrijker dan de gelijkheid in klank. En het geldt even goed voor het Frans.
|
Ad de Haan - 19/10/03
Een reactie uit Nederland: helemaal eens met Frans Daems. Dus niet zwaar tillen aan dt-fouten, ook niet aan andere fouten. Erger vind ik het als in een reactie schrijftaal verward wordt met spelling. Schrijftaal is vaak wat formeler dan spreektaal. Spelling is slechts de weergave van één van deze talen, zeg maar het jasje van de taal. Af en toe een ander jasje kan geen kwaad, dat doet u ook regelmatig. Nog niet zolang geleden kon je aan de spelling (het jasje) zien of iemand progressief was of conservatief. Dat is nu jammer genoeg bijna helemaal verdwenen.
De reactie waarin beweerd wordt dat er meer aandacht in het onderwijs aan spelling moet worden gegeven is mij een doorn in het vlees. Jarenlang spellingonderwijs (is gebleken) haalt niets uit. Nog meer tijd investeren leidt tot niets! Niet voor niets publiceerde Is. van der Velde in 1956 zijn proefschrift: Tragedie der werkwoordsvormen. Wanneer wordt spellen weer leuk? (voor kinderen)!
Als je dt goed spelt, kan je zien dat ik (hoog) opgeleidt ben, schrijft iemand, dat merk ik liever aan uw manier van reageren, dan aan uw spelling.
Weer een ander komt met begripsverwarring als je van het gesproken woord uitgaat: Citoloog en cytoloog (kent u deze woorden?). Citoloog heb ik even s n e l opgezocht in mijn Van Dale, staat er niet in. Wie kan zich nu tussen een citoloog en een cytoloog vergissen als hij voor de deur staat? In welk land, in welke stad wonen ze naast elkaar? En heeft de voordeur hetzelfde huisnummer?
Kortom: Spelling is kwelling en een ieder die de spelling wil hervormen, zeg maar: vereenvoudigen (leerbaarder maken, zodat muggenzifters geen verkeerde conclusies meer kunnen trekken), draag ik in mijn hart.
Jacob van der Schuere schreef in 1612 al in zijn Nederduydsche Spellinge consequent: hij word, hij vierd, het gebeurd en hij zorgd. Al bijna vier eeuwen geleden zag iemand hat belang in van vaste woordbeelden.
Als ik mijn zin krijg wort het: hij wort, hij viert, het gebeurt en hij zorgt. Eén klank, één teken.
Ad de Haan. nederlandist.
|
Charles Corten - 20/10/03
In de inleiding op deze column (op de voorpagina van Taalschrift) wordt gesteld: "Wie dt-fouten schrijft is onzorgvuldig, slordig, ongeschoold, cultuurgebrekkig en dom. Wordt het niet eens tijd dat we komaf maken met dit vooroordeel?"
Een enkele keer zondigen tegen dt-spelling, daar doe ik niet moeilijk over. Soms verplaats ik met mijn tekstverwerker wel eens een fragment van een zin, en dan kan zo'n dt-fout ook bij mij wel eens optreden. Maar iemand die in een tekst diverse malen zondigt tegen de dt-spelling, is voor mij inderdaad onzorgvuldig, slordig, ongeschoold en dom. Kom op zeg, zo lastig is die dt-spelling toch niet?!
Op discussiefora op internet schrijven mensen dingen als "hij zegd", "het gebeurd", etc. Nou sorry, maar die mensen kan ik niet serieus nemen. Maar dat zal wel dom van mij zijn.
De voorgaande discussieparticipant sluit af met "Ad de Haan. nederlandist." Na een punt volgt een hoofdletter. En wat een 'nederlandist' is? Wat bedoelt De Haan trouwens met: "Erger vind ik het als in een reactie schrijftaal verward wordt met spelling."? Graag uitleg! (Als dat agressief klinkt: dat is niet mijn bedoeling.)
Laten we vooral lekker modern non-conformistisch goed bezig zijn. Al die figuren die zogenaamd creatief bezig zijn en lak hebben aan bestaande regels: aaaargggghhhh!
Maar misschien ben ik wel een ouwe lul aan het worden. Zo erger ik me ook wild aan winkelpersoneel dat een zakjapanner moet gebruiken om uit te rekenen hoeveel € 3,95 plus € 3,95 is.
|
Johan Nijhof - 20/10/03
“Dat de gesproken taal de eigenlijke taal zou zijn, wordt weerlegd door b.v. het verschil tussen een sitoloog en een cytoloog.” schreef ik. “Citoloog heb ik even s n e l opgezocht in mijn Van Dale, staat er niet in. Wie kan zich nu tussen een citoloog en een cytoloog vergissen als hij voor de deur staat?” reageert Ad de Haan, die trots lijkt te zijn dat hij zelfs beide woorden niet kende. Maar ook wiens algemene ontwikkeling zo'n hiaat vertoont, kan nog altijd een woordenboek ter hand nemen, mits hij een paar seconden onthoudt dat hij sitoloog (voedingsleer-deskundige) bij de s en niet bij de c zoekt. Wat een treurig niveau van discussie! Het voorbeeld is overigens uit het leven gegrepen: mijn zwager is cytoloog en vertelde indertijd dat het de afdeling biologie van de Leidse universiteit niet ontgaan was, dat bij de spellingshervormingsdrift het verschil dreigde te sneuvelen.
Wat een "nederlandist" zou moeten zijn, zou ik als taalhistoricus ook niet weten. Ik heb het even s n e l opgezocht in mijn Van Dale, staat er ook al niet in.
|
Maurice Vandebroek - 20/10/03
Iemand die beweert dat hij of zij nooit een dt-fout maakt, geloof ik gewoon niet. Dat heeft hij of zij zichzelf nog niet heeft kunnen betrappen op een dt-fout, dat geloof ik best, maar dat betekent niet dat hij of zij nooit zo’n fout maakt. Dat hij of zij zich nog niet heeft laten betrappen op een dt-fout, dat is wel mogelijk, en dat betekent dat hij of zij met veel aandacht de tekst controleert. Mooi zo, maar besteedt zo’n auteur ook evenveel zorg aan de andere talige aspecten van een tekst: begrijpelijkheid, nauwkeurigheid, bondigheid, aantrekkelijkheid, …?
Ik geloof wel in de hypothese dat de gebruikelijkste vorm ‘wordt’ zich zo’n beetje automatisch opdringt in iedere situatie waarin je ‘wort’ hoort, en ik vind dat je iemand dit soort dt-fouten niet te euvel kunt duiden.
Ook dat iemand de werkwoordvorm soms abusievelijk laat overeenstemmen met het dichtstbijzijnde voornaamwoord vind ik een vergeeflijke zonde. Daarom vind ik de conclusie van het artikel: ‘Er is zeker alle reden om niet al te zeer aan een enkele dt-fout te tillen’ er eentje om in te lijsten en bij te houden. Sommige mensen schenken overdreven veel aandacht aan dt-fouten vergeleken met andere talige aspecten van een tekst. Het is goed dat daar een keertje de aandacht op gevestigd wordt.
Het feit dat een lezer de bedoeling van een tekst toch begrijpt, betekent wel niet dat je maar voor de kat z’n kont taal- en schrijffouten kunt maken. Een taalfout blijft als een valse noot in een muziekstuk. De betekenis van het geheel gaat niet verloren, maar de aandacht van de lezer wordt daardoor wel van de essentie weggetrokken. Op een bepaald punt begint een lezer zich te ergeren aan taalfouten (dat punt is voor iedere lezer wellicht anders), en een geërgerd lezer raak je kwijt, als auteur. Maar we moeten er wel rekening mee blijven houden dat een auteur ook maar een mens is die wel eens een spelfoutje over het hoofd ziet.
Dan maar de regels veranderen, zoals sommige mensen in hun reactie voorstellen, dat vind ik te ver gaan. Ik kan me voorstellen dat een bepaalde ‘fout’ op een bepaald moment zo ingeburgerd is, dat je onmogelijk nog van een fout kunt spreken. Maar de vervoeging van de werkwoorden zoals die nu is vind ik toch te waardevol en te handig om zomaar overboord te zetten, die paar struikelblokken ten spijt. ???
Ik heb me trouwens altijd afgevraagd wie eigenlijk beslist over dat proces van ‘onaanvaardbare fout’ over ‘min of meer geaccepteerde fout’ naar ‘volwaardig alternatief voor de oorspronkelijke versie’.
Iemand die twijfelt over de schrijfwijze van ‘teneergeslagen’ wordt wel geholpen door de spellingscontrole op zijn computer (hoewel, die van mij stelt ‘heengeslagen’ voor), maar niet door de naslagwerken. De juiste schrijfwijze vind je niet in een oogopslag, die staat meer dan 300 woorden verder dan waar je die verwacht in het elektronische Groene Boekje, en meer dan 400 woorden verder in de elektronische grote Van Dale. De elektronische Van Dale Hedendaags Nederlands brengt je onmiddellijk naar ‘terneergeslagen’, met een ‘-r-‘. In 14 Nederlandse kranten werd in 2003 ‘teneergeslagen’ net even vaak gebruikt als ‘terneergeslagen’, 32 keer. 7 Vlaamse kranten doen het iets beter: ‘teneergeslagen’: 21 keer, ‘terneergeslagen’: 36 keer.
Moet je nu ‘teneergeslagen’ maar beschouwen als een aanvaarde, alternatieve spelling voor ‘terneergeslagen’? Wat mij betreft niet, want in tegenstelling tot ‘teneer’ betekent ‘terneer’ tenminste nog iets, ook al is het een erfenis uit de Middeleeuwen. Maar als je de frequentie van ‘teneergeslagen’ bekijkt zou je er anders over denken. Wanneer moet de spelling aangepast worden om een ‘fout’ ‘aanvaardbaar’ te maken, en hoe wordt precies bepaald wanneer voor een bepaalde ‘fout’ die tijd aangebroken is? Dat vraag ik me al een tijdje af, en de woordenboekenmakers die ik erover lastigviel hullen zich in stilzwijgen.
Ik ben het eens met Felix van de Laar dat het weghalen van spelfouten ervoor kan zorgen dat de lezer zich beter concentreert op de hoofdzaak, maar dat het een ondergeschikte bezigheid is voor een corrector. Veel belangrijker werk dat een corrector levert is het wat vlotter maken van kreupele zinnen, het wegwerken van stadhuistaal en overdreven plechtige zinsconstructies, het wieden van overbodige ‘tevens ook’-s, ‘persoonlijk’-s, ‘telefonisch opbellen’-s, … kortom, het beter laten aansluiten van de tekst bij het moderne taalgebruik.
Een boeiende, interessante tekst wordt niet minder boeiend of interessant door een dt-foutje, eigenlijk zouden we de auteur dankbaar moeten zijn dat hij of zij de moeite genomen heeft om de tekst zo aantrekkelijk en leesbaar mogelijk te maken. Het is jammer als zo’n auteur gekapitteld wordt voor een spelfoutje zoals iedereen er wel eens eentje maakt.
|
H. Vonk - 20/10/03
Ik heb jarenlang kinderen leren spellen. Ook de "d en t". En geloof het of niet de kinderen vonden het leuk. Spelling kan leuk zijn, maar nemen we de tijd om het te leren en te onderhouden?
|
Reinout Hogeweg - 20/10/03
Interessant dat deze dicussie zo plotseling weer oplaait.
Zonder in te gaan op alle argumenten, wil ik even melden dat dit voorjaar een boekje van mij verscheen bij Wolters Noordhoff met de titel: Dat d/t-gedoe (ISBN 90-01-40112-0). In de afgelopen 25 jaar op een middelbare school en nu op een hogeschool heb ik zoveel onwetendheid en verwarring geconstateerd en vooral bepaalde patronen dat ik alles maar eens heb opgeschreven.
Eén citaat: Is het niet treurig dat aan het meest onbenullige aspect van de Nederlandse taal de meeste uren worden besteed met het minste resultaat?
De oorzaken en patronen die in deze discussie worden genoemd, komen allemaal aan bod. En laten we beginnen met niet meer over 'dt' te spreken want daar begint de ellende al mee. We zeggen toch ook niet 'cht' bij 'zij lacht'?
Uit de in het boekje opgenomen voorbeelden (alle uit serieuze publicaties) blijkt overigens dat het bepaald niet alleen 'de jeugd van tegenwoordig' is die deze fouten maakt maar dat van overheid en Voskuil tot jaarverslag Shell deze fouten voorkomen.
En natuurlijk gaat het om de inhoud en de goede leesbaarheid van een tekst maar dit type fouten blijkt echt te hinderen en doet afbreuk aan de professionele indruk die een tekst moet maken.
Bladert u het eens door en geef het cadeau aan uw zoontje (of zo); ik heb het luchtig en niet frikkig gehouden.
Vriendelijke groet,
Reinout Hogeweg
|
Janne van den Akker - 20/10/03
Ik ben blij dat Maurice Vandebroek het al even aanstipt: Nederlandse d/t-regels zijn geen onnodige complicaties; ze zijn vooral reuze handig! Wanneer ik (als geoefend lezer) een zin lees die begint met "Wie te laat arriveert bij de incheckbalie…", dan ga ik automatisch en meestal onbewust in de rest van de zin op zoek naar een werkwoordsvorm in de 3e persoon enkelvoud ("wordt", bijvoorbeeld, als de laatkomer in kwestie "teruggestuurd wordt"). Zeker als er in de zin nog een lange bijzin staat, of iets tussen gedachtestreepjes, dan werkt de spelling van die werkwoordsvorm als houvast om zeer snel de opbouw van de zin te kunnen overzien. Komt vervolgens het gezochte "wordt" niet, maar staat er in plaats daarvan "word", dan kan ik mijn vliegensvlugge hersenactiviteit het beste omschrijven als "Hee, ik heb zeker nog ergens een bijzin gemist, ik begin maar even opnieuw… is er soms iemand een komma vergeten…ik snap die zin niet … oh, het moet natuurlijk ‘wordt’ zijn".
Ik ben een geoefend lezer, en bovendien een ex-gymnasiast dus gewend aan complexe zinnen. Niet iedereen heeft op dezelfde manier leren lezen, en ik denk dat de manier waarop iemand leest in grote mate bepalend is voor de hoogte van zijn ‘taalfouten-ergernisdrempel’. Frans Daems noemt het in de inleiding op de discussie ook al: om goed te spellen heb je naast regels ook taalkundig inzicht en ontleedvermogen nodig. Iemand die een zin gewoon van begin tot eind leest en deze verder niet probeert te ontleden zal zich veel minder ergeren aan een d/t-fout, omdat hij niet op zoek is naar een bepaalde vorm en gewoon neemt wat er komt. Dan geldt inderdaad dat "word" of "wort" even begrijpelijk is als "wordt", zoals ook "pouw" even begrijpelijk is als "pauw". Iemand die wél "ontledend leest" ergert zich veel minder aan "pouw/pauw" dan aan "word/wordt", omdat (zoals boven beschreven) bij "word/wordt" je hele verwachtingspatroon van de zin door elkaar wordt geschopt en je twee keer moet teruglezen, terwijl bij "pouw/pauw" de extra hersenactiviteit zich beperkt tot "Pouw? Oh, moet natuurlijk ‘pauw’ zijn".
De ontledende lezer heeft over het algemeen veel minder moeite met het begrijpen van lange of complexe zinnen, maar dan moeten de werkwoordsvormen wel goed gespeld zijn! Wat mij betreft: alsjeblieft niet versimpelen dus. Dan zal ik beloven mij niet al te veel te ergeren aan fouten in forumdiscussies, kladjes en andere snelgeschreven teksten (die fouten maak ik zelf ook wel eens). Maar een d/t-fout in een brochure met een oplage van 10.000 of in een officiële congresaankondiging…*@#$%!!!
|
Ingrid Ruesink - 20/10/03
Mijn stelregel luidt al jaren: dt bestaat niet. De juiste spellingregel luidt stam plus t! Al dat gepraat over dt leidt juist tot fouten. Als ik dergelijke fouten in een tekst tegenkom, vind ik dat zeer irritant en heb ik al geen zin meer om de tekst te lezen...
Het wordt tijd dat de leerlingen op de basisschool een betere basiskennis van het Nederlands opdoen. Ik ben zelf docent Frans en geef Frans aan onder andere een 2e klas van het VMBO. Laatst vroeg ik: "Wie kan mij het verschil tussen zij en hun uitleggen?". Niemand kon mij een antwoord geven, ze wisten het echt niet! Mijn lessen Frans bevatten tegenwoordig dus een flinke portie Nederlands.
|
Jan Missinne - 20/10/03
Het zou inderdaad jammer zijn mochten we door een werkwoordfout geen oog meer hebben voor de doorwrochte inhoud en structuur van een tekst. Toch is aandacht voor afwerking ook op z'n plaats: het is helemaal niet erg een fout te maken, het is erger een fout na revisie te laten staan. Zodra je geen aandacht meer hebt voor de puntjes op de i, zet je misschien wel de deur open voor een algemene houding van oppervlakkigheid. Me dunkt dat bijvoorbeeld leerkrachten een dermate belangrijke voorbeeldfunctie hebben dat ze consequent aandacht moeten vragen voor afwerking, ook voor aspecten van de taal (zoals bv. ook een correcte uitspraak) die voor de communicatie zelden van wezenlijk belang zijn. Dat neemt niet weg dat ze t.a.v. jonge(re) leerlingen (zeer) tolerant kunnen zijn wat spelling betreft. (In alle gevallen primeert uiteraard de inhoud!)
Mag ik nog een kleine kanttekening maken van een andere orde: zonder te twijfelen aan de bevindingen uit het onderzoek van D. Sandra e.a. vraag ik mij af of het begrip 'dt-fout' ook niet debet is aan een aantal fouten: het suggereert m.i. dat er zoiets bestaat als een dt-uitgang. Zo gaan kinderen vormen als 'hij speeldt' schrijven. Ik pleit voor het gebruik van 'werkwoordfout' of 'd/t-fout' (als je zegt 'd of t - fout': zoals in 'het is iets dat vaak gebeurt' vs. 'het is gebeurd').
Het blijft hoe dan ook een feit dat je een minimale grammaticale kennis (bv. persoonsvorm vs. voltooid deelwoord - waarom is dit laatste begrip overigens geschrapt in het deelleerplan Schrijven van de CRKLKO?) nodig hebt om de werkwoordspelling helemaal onder de knie te krijgen.
Het valt mij overigens op dat professor Daems, die terecht pleit voor een zekere soepelheid, zelf veel aandacht besteedt aan zijn eigen spelling en dat hij ook niet met een Antwerps accent praat...
Jan Missinne
|
Gretchen de Graef - 20/10/03
Tijdens het lezen van eerdere reacties voel ik me steeds meer een zeurpiet. Het zij zo. Feit blijft dat een taalfout, zelfs een zetfoutje mij stoort bij het lezen van artikelen en verhalen, hoe boeiend ook geschreven. Ook moet ik bekennen dat [duur uitziende] advertenties voor mij opeens minder betrouwbaar ogen wanneer in de tekst bijvoorbeeld 'gebeurd' wordt gebruikt waar het 'gebeurt' moet zijn. Wanneer zo weinig aandacht wordt besteed aan het aanprijzen, hoe zal het dan met het aangeboden artikel gesteld zijn?
|
GDB - 20/10/03
Als je de dt-regels niet kent, moet je geen verhalen of teksten beginnen schrijven. Zo simpel is dat. Iedereen kan de eenvoudige regels omtrent werkwoorden van buiten leren en ze leren toepassen. Een kok die geen ei kan bakken, mag ook niet koken in een vijfsterrenrestaurant.
Correct de werkwoorden verbuigen is ook een kwestie van hoffelijkheid tegenover de lezer van jouw tekst. Hoe minder dt-fouten, hoe beter je als schrijver bij jouw doelgroep overkomt. Als je met een meisje afspreekt, daag je toch ook niet in je vuilste kleren op?
Dt-regels kunnen aangeleerd worden. Doe dat dan voor je begint te schrijven, alsjeblief.
Vriendelijke groeten van
GDB.
|
J.A. de Mooij - 21/10/03
1. Werkwoordsvormen in de 2e en 3e persoon o.t.t./enk. eindigen niet op (stam +) dt, maar op (stam +) t. De uitgang dt is een bedenksel dat juist tot fouten leidt.
2. Zoals er specialisten zijn op tal van terreinen, zo zijn er specialisten op het gebied van taal. Men kan niet van iedereen eisen taalspecialist te zijn, zomin als men kan eisen dat iedereen een goed meubelmaker is.
3. Taalgebruikers als journalisten en schrijvers zijn verplicht tot de allerhoogste taalvaardigheid.
4. Taal moet niet worden aangepast aan interesse of niveau van slechte taalgebruikers. Die lezen niet, en blijven toch slecht schrijven.
5. Slordig taalgebruik heeft de zelfde oorsprong als slordige kleding, wangedrag en vuile straten: onverschilligheid jegens anderen.
6. Slordig schrijven = slordig denken.
7. Fouten maken is menselijk.
|
Simon Knoop - 21/10/03
Het wordt betaalt. Het wordt altijd betaalt. Het wordt zoals altijd betaalt. Die laatste zin is volgens de grammaticacontrole van Word goed. Van Word word ik niet goed, maar eerlijk gezegd was ik voor de komst van digitale controles ook al niet goed in het schrijven van d's en t's. Dat komt niet omdat ik onzorgvuldig, slordig, ongeschoold, cultuurgebrekkig of dom ben. Wel ben ik onzorgvuldig geschoold, hoogbegaafd en opgevoed door boeren met een lagere-school opleiding. U kent ze vast wel, domme mensen met gebrek aan cultuur.
De didactici (onderwijzers én methodeontwikkelaars) van toen en nu denken de logica der d's, dt's en t's uit te kunnen leggen met het eenvoudige begrip STAM. De stam, zo leren wij als kleine wereldburgers van leerkracht en boek, is gewoon de ik-vorm. Daar komt dan een T-tje achter bij de hij-vorm. Lopen / ik loop / stam plus t / hij loopt. Dan volgt heel logisch: worden / ik word / stam plus t / hij wordt. We hebben als schoolgaande kinders al snel door dat er aan het eind van een woord nooit een z of v staat, dus we vorderen flink: durven / ik durf / stam plus t / hij durft, verhuizen / ik verhuis / stam plus t / hij verhuist.
Rap door naar de verleden tijd, alwaar we de stam nog steeds gebruiken maar DE of TE toevoegen. De kern van de les bestaat/bestond uit het hardop uitspreken van het werkwoord en luisteren naar wat je hoort: doden / ik dood = stam / hij doodT / hij doodDE. feesten / ik feest = stam / hij feestT (?!) feest / hij feestTE. Hier raakte ik als logische denker al een beetje de draad kwijt. Mijn probleem bij het aanleren van de spelling van de verleden tijd bleek vooral te zitten in "luister naar wat je hoort". Durfte en verhuiste klonk in mijn oren namelijk veel beter dan durfde en verhuisde.
Gelukkig werd een jaar later bij de uitleg van de voltooide tijd een handige ezelsbrug uit de lessenaar getrokken: 't kofschip. Een fijne regel voor betakinderen: men neme de stam, dat is het hele werkwoord zonder -en. Controleer of de laatste letter bij TKFSCHP zit, dan een T en anders een D. Dus gedekt, geplast, gepoept, geborsteld en gedroomd. Gedurft? Gesurft? Gefaxd?
Heeft u gemerkt dat de definitie van de stam ongemerkt is veranderd van de ik-vorm in het werkwoord-zonder-en? Ik had het twee jaar geleden pas door, op mijn zesendertigste. Serieus waar: sindsdien gaat het veel beter met mijn dt-fouten. Gaat de uitleg in België ook zo, met een stam die twee definities kent? Misschien was het beter geweest als mijn ouders naar jullie land waren verhuist...
P.S.
"Jacqueline Knops (15/10/03) is en blijft m.i. een uitster van arrogant en elitair taalpurisme en een slordige Nederlansdtalige." Haar wil ik graag uitnodigen voor het behangen van een muurtje met grootbloemig, aansluitend patroon. Na kundig volbrengen van deze taak stijgt zij zeker in mijn achting. Miss Knops: Kunt u ook een Excel-modelletje met invoervelden maken voor het berekenen van de juiste hoeveelheid rollen? Nee? Nooit geleert? Misschien dient men er meer aandacht aan te schenken in het onderwijs? Of vindt men deze inspanning ook al te zwaar voor de leerlingen?
En aan Charles Corten zou ik willen vragen: Wat doet je vader eigenlijk? Hij schrijft: "Laten we wel wezen: die dt-spelling is toch helemaal niet lastig?!". Rintje Ritsma vindt schaatsen ook helemaal niet lastig. Hij heeft geschaatst. Word akkoord.
|
Inge Janse - 21/10/03
Als student Nederlands zal ik wel een wat elitaire kijk op de zaak hebben; ik heb er voor gekozen om mijzelf primair te richten op het produceren en interpreteren van deze taal, en dat impliceert een bepaald purisme dat de gemiddelde Nederlander niet aan de dag zal leggen. Ik ben er in ieder geval een groots en meeslepend voorstander van om de huidige d/t spelling te houden, daar het zowel historisch als semantisch een bestaansrecht heeft dat de (schijnbare?) voordelen van simplificatie overtreft.
De impact van het maken van d/t fouten is - wat mij betreft - volledig context-afhankelijk. Ik werk deeltijd bij een computerbedrijf, en de gemiddelde computergek denkt in commandolijnen, niet in inflectionele eigenschappen van werkwoorden. Wanneer een collega dan - na het opschrijven van de frase 'u installeerdt' - deze keuze verantwoordt door te zeggen dat hij niet wist of het een 'd' of een 't' moest zijn, en ze dus maar allebei heeft neergezet, dan zal dit mij noch de klant die het testrapport onder ogen komt veel interesseren; zowel de klant, de collega als ik willen namelijk dat de computer naar behoren functioneert, en niet dat de computer met een foutloos testrapport als wrak afgeleverd wordt.
Anders wordt het wanneer een klant per email zijn gif spuwt en om zijn authoriteit kracht bij te zetten een misplaatste titel voor zijn naam zet. Op zo'n moment (voor zover die dubieuze Ing of Drs mij al niet laat twijfelen) betekent elke taalfout een bevestiging van mijn opvatting dat de klant met de verkeerde wapenen strijdt, en zijn beoogde dubbelhandig zwaard ziet veranderen in een plastic boog zonder pijlen.
Daarnaast vind ik dat mensen hun verantwoordelijkheid moeten nemen inzake taal. Indien u zonodig een column wilt schrijven voor de NRC, dan mag ik als lezer in ieder geval verwachten dat u een stuk foutloze taal kunt genereren. Maatschappelijk of generatief bepaald, er is ons een talige omgeving geschonken waarin wij ons mogen bewegen, en bepaalde bewegingen nemen nu eenmaal bepaalde verwachtingen met zich mee. Het afschaffen van een obstakel zoals de d/t vervoeging vind ik eerder een zwakte-aanbod dan een realistische oplossing. Die enkeling die op professioneel niveau teksten schrijft zal ongetwijfeld de intellectuele capaciteiten (of de beschikking over een capabele editeur) hebben om de vervoeging hiervan meester te worden. Om de d/t vervoeging te verwijderen teneinde mijn collega vrij te laten in zijn keuze voor het vervoegen van het werkwoord 'installeren' vind ik wel erg veel van het goede.
|
Ad de Haan - 21/10/03
Het gaat over spelling. Het begint met dt, tussendoor wordt gevraagd wat een nederlandist is en het eindigt met sitoloog en cytoloog. Kortom: een antwoord.
Achter een punt komt een hoofdletter wordt mij verweten als ik eindig met: Ad de Haan. nederlandist. Op mijn toetsenbord zitten de punt en de komma naast elkaar, een misgreep is dus zo begaan, dus niet zo muggezifterig graag!
Als purist heb ik een hekel aan het woord neerlandicus, half Nederlands, half Latijn. Dan maar liever helemaal Nederlands: dus Nederlandist. Overigens, de term heb ik voor het eerst gelezen bij professor Klaas Heeroma. Hij bundelde een aantal artikelen onder de naam: Sprekend als nederlandist.
In de eerste reactie verwart de schrijver schrijftaal en spelling dat hoeft geen nadere uitleg want spelling is geen taal, slechts de schriftelijke weergave daarvan.
Wat de sitoloog en de cytoloog aangaat: Ik kende beide woorden niet en ben daar niet trots op, maar ik heb gelukkig een woordenboek en dan blijkt citoloog er niet in te staan. Sorry dat ik bij de "c" heb gekeken, maar uit dit soort voorbeelden blijkt weer eens duidelijk dat de spellingdiscussie over het hoofd van de gewone man heengaat. Niet alleen de hoogopgeleide moet de spelling beheersen, ook de laagopgeleide moet met de spelling uit de voeten kunnen. Daarom blijf ik pleiten en me beijveren voor een hervorming, zeg maar vereenvoudiging van de (werkwoords)spelling.
Ad de Haan, nederlandist.
|
Pan Xinliang - 21/10/03
Ik vind deze dt-foutendiscussie zeer boeiend en interesant. Kan iemand me vertellen hoe men dt-fouten moet vermijden? Wat zijn de regels? Ik vraag het omdat ik na mijn 12de leeftijd (ik ben nu 62), niet meer zo vaak Nederlands kon lezen of spreken, omdat ik toen naar China ben gegaan, waar Nederlands absoluut een vreemde taal is. Bedankt voor de hulp.
|
Charles Corten - 21/10/03
Ad de Haan schrijft: "Niet alleen de hoogopgeleide moet de spelling beheersen, ook de laagopgeleide moet met de spelling uit de voeten kunnen." Ik vind dat iedereen die van de lagere school of basisschool komt goed moet kunnen spellen. Dat is gewoon een basale vaardigheid. Als de leerlingen die vaardigheid niet kan worden bijgebracht, schort er simpelweg iets aan het onderwijs!
Heer De Haan, u beticht mij van 'muggezifter' gedrag. Sorry, maar de correcte spelling is: 'muggenzifterig'. Maar daar zult u de humor wel niet van inzien. (Dat lijkt me overigens ook een vergelijkbare discussie waard: die over de spelling van de tussenklank 'e(n)'.) Ook schrijft u, heer De Haan: "Wat de sitoloog en de cytoloog aangaat: Ik kende beide woorden niet (...)". U had 'Ik' met een kleine letter 'i' moeten schrijven. Maar misschien leunde een van uw vingers per ongeluk op de Shift-toets, of moet ik schrijven Shifttoets. U wilt de spelling(s)regels versimpelen... Uitstekend plan, maar zo simpel is het niet om spellingregels te vereenvoudigen. Voordat u met al uw vereenvoudigingsvoorstellen aankomt raad ik u aan eerst de bestaande spellingregels eens grondig door te nemen.
|
Anthon Langbroek - 21/10/03
Slodigheden in geschreven of gesproken taal verafschuw ik. Als we onzorgvuldig met de regels omspringen is het eind ervan zoek. In mijn documenten, zowel als in mijn e-mailjes, probeer ik fouten te vermijden. Voor de verzending corigeer ik de teksten zelfs zeer zorgvuldig. Goede stijl en foutloos taalgebruik is een zaak van beschaving en betekent eerbied voor onze cultuur.
|
Pieter Jan van Helden - 21/10/03
Ook ik moet vooral erg lachen om al die discussie over de Nederlantse taal. Ik zou mijnheer Van de Laar willen adviseren het woordje 'ervoor' tussen zijn "zorgt" en "dat" te plaatsen. Dat zorgt voor een hoop duidelijkheid in deze zin.
Voor de rest herinner ik mij mijn eigen spelfouten zoals 'bevoorbeeld' en 'belangerijk', bij iedereen sluipen er wel fouten in. Ik schaam mij er niet zo voor, alleen als ik voor de klas sta probeer ik wel correct te spreken.
|
Paul de Vries - 21/10/03
Nog steeds ben ik ervan overtuigd dat het maken van 'spellingfouten', ook wat de werkwoordsvormen betreft, veel te maken heeft met 'taalbewustzijn'. Altijd weer staan wij zelf vooraan om onze taal en ons taalgebied te kleineren en bagatelliseren. "Nederlands is onbelangrijk" ... "moeilijk te begrijpen" ... "moeilijk te leren" ... "het Nederlandse taalgebied stelt niets voor" ... enz.
Chauvinisme is een vies woord in Nederland. Het verschijnsel duikt alleen op als het Nederlands voetbalteam per ongeluk een wedstrijd wint, maar verder is chauvinisme taboe! Dat geldt dus ook voor het Nederlands. En als je ervan uitgaat dat je taal volkomen onbelangrijk is, waarom zou je dan moeite doen om die zo goed mogelijk te gebruiken? Waarom vinden Duitsers, Fransen, Britten hun taal wel de moeite waard? Waarom ben je in Nederland een zeurpiet als je er waarde aan hecht de taal zo goed mogelijk te gebruiken? Persoonlijk is mij het 'modieus' taalgebruik van jongeren: "vet cool" ... "dat moet kunnen" ... "dan heb ik zoiets van" een gruwel, maar het zal wel bij het "leven" van de taal horen.
Wat niet meewerkt is natuurlijk ook de houding van onze zgn. deskundigen die de regels voortdurend aanpassen op onbegrijpelijke gronden en precies op het moment dat een meerderheid aan de bestaande regels begon te wennen. Nee, vrolijk word ik er niet van.........!!!!
|
Ernie Ramaker - 21/10/03
Bij een discussie over het al of niet afschaffen van bestaande spellingsregels verdient het de voorkeur om uit te gaan van juiste aannames.
Frans Daems schrijft: "Wanneer we wat klinkt als /wort/ in ik word, word je of de imperatief word ...". Dat is nogal een versimpeling van de werkelijkheid, en eigenlijk gewoon onjuist. In mijn spreektaal, en in die van vele anderen, klinkt "ik word" vaak als "ik wor". Bij de derde persoon kan dat niet: "hij wor" is ongrammaticaal, evenals "jij wor". "Wor jij" kan dan weer prima. Dit volgt precies de huidige spellingsregels voor stam+t.
Wanneer je de vormen "(ik) word" en "(hij) wordt" gelijk zou trekken in de spelling, neem je dus een onderscheid weg uit de schrijftaal dat in de spreektaal wel degelijk bestaat. En dat kan toch niet de bedoeling zijn.
|
Eddy De Meyer - 21/10/03
Wat de school aangaat. Zoals gebruikelijk in dergelijke polemieken wordt er in sommige reacties lichtjes gesneerd in die richting. Kijk, dat mag: spellingvaardig zijn is belangrijk, hoewel de inhoud van elke boodschap altijd dient voorop te gaan op de vorm. Toch vind ik dat de school - en de leerling! - spelling ernstig dient te nemen: reviseren van teksten is een belangrijke fase in het schrijfproces, zoals dat in het leerplan te vinden is. Overigens wordt daarin ook ruimschoots aandacht besteed aan de andere facetten van het communicatieproces. In dat opzicht is het huidige leerplan veel rijker dan voorheen.
Vroegere leerplannen hadden het wel eens over het 'spellinggeweten', een vorm van respectvol taalgevoel, zeg maar. Zoiets kan geen kwaad.
Verder ga ik volledig akkoord met de kanttekeningen van mijn vroegere collega Jan Missine. Het is inderdaad wel jammer dat het begrip deelwoord uit het leerplan basisonderwijs is verdwenen. Het zou een goede steun zijn voor heel wat leerlingen èn voor de leerkrachten.
Ten slotte. Niemand is gebaat met een welles-nietes-spelletje over de (tekortkomingen en de kwelling van) spelling. Zelf zoek ik het eerder in verrijkende gesprekken over de boeiende facetten van onze taal, met mensen van allerlei slag en een beetje 'taalent'. Veel taalplezier!
|
Bart Thomasse - 21/10/03
Een dt-schrijffout is mijns inziens (en daarin deel ik de mening van Ludo De Lee (hoofdletter/kleine letter schrijffout?) even (on)belangrijk als iedere andere. Zodra de lezer opmerkt dat er een schrijffout gemaakt is beïnvloedt dit het leesgemak. Van belang is hier dus dat de lezer op dat moment (terecht of ten onrechte) beseft dat er een schrijffout staat. Even zo zeer namelijk beïnvloedt de juist gebruikte tussen-n in mijn eigen geval de leesbeleving, terwijl deze (sinds kort) niet meer als schrijffout aangerekend mag worden.
Mijn mening t.a.v. uw stelling: een d of een t, het maakt niet uit, zolang er maar een éénduidige regel wordt ingevoerd waar zowel de schrijver als de lezer zich in kan schikken.
Ik heb mij enige tijd geleden afgevraagd waarom deze spellingsregels steeds opnieuw moesten worden aangepast en ben tot de conclusie gekomen dat het aan niets anders kon liggen dan de door ons gebruikte typografie. Het is een monsterklus en dat zult u begrijpen, maar mijn plan is om voor het Nederlands (hoofd- of kleine letter?) de nieuwe typografie Peperklips te introduceren. Deze neemt namelijk de meest voorkomende spelfouten weg en vergemakkelijkt op meerdere manieren het lezen. U kunt hier meer over vinden op de Peperklipspagina op www.maestraccio.tk. Ik nodig u van harte uit hier eens een kijkje te nemen.
|
Ingmar Roerdinkholder - 21/10/03
De spelling met '-dt' voor de tweede en derde personen enkelvoud zijn niet altijd zo logisch als ze lijken. Als we er vanuit gaan dan de ik-vorm de stam is (ik word, ik loop enz.) zouden we dus moeten spellen: jij hout (van me), hij rijt (auto), zij glijt (naar beneden) in plaats van jij/hij/zij/het houdt, rijdt, glijdt... Het is immers: ik hou, ik rij en ik glij, hou je, rij je en glij je?
Toegegeven, ik houd, ik rijd en houd je, rijd je, kunnen ook maar klinken, zeker in Nederland, nogal onnatuurlijk. Dat geldt helemaal voor ik glijd en glijd je, dat zijn gewoon hyper-correcte vormen. Dus degenen die zich beroepen op historische gronden van de -dt-spelling mogen in het vervolg schrijven: "Jan hout wel van een borrel op zijn tijd, waarna Eva rijt, zodat de auto niet van de weg glijt."
NB: dit geldt natuurlijk niet voor werkwoorden als worden, daar blijft het jij/hij/zij/het wordt, omdat men ook niet schrijft: ik wor, wor je. Dat blijven hopelijk voorlopig louter spreektaalvormen van de Hollandse Randstad.
|
Maurice Vandebroek - 21/10/03
Voor Pan Xinliang:
Op de taaladvieswebsite van de Taalunie staan wat tips over het vervoegen van werkwoorden, meer bepaald over de d/t-problemen:
http://taalunieversum.org/taaladvies/indeling.php?id=194
Vreemd genoeg heb ik tot nu toe geen website gevonden waarop een overzicht staat van de vervoegingsregels en informatie over hoe de d/t-problemen te vermijden zijn, behalve deze: http://www.rudhar.com/lingtics/spel_dt.htm
Eigenlijk gaat het om heel eenvoudige regeltjes.
|
Eva Eising - 21/10/03
Ik word behoorlijk moe van alle mensen die de spelling van werkwoorden te moeilijk vinden. Deze spelling is echt niet zo ingewikkeld, maar je moet wel léren spellen. Dat kost nou eenmaal tijd en die tijd moet er op de basisschool aan besteed worden. Net zo goed als kinderen moeten leren rekenen. '33 plus 44 is ongeveer 70' accepteren we ook niet. Er is maar één antwoord mogelijk en op school leren kinderen op welke wijze de berekening gemaakt dient te worden.
Het enige alternatief voor de spellingregels is: géén regels. Want ook nieuwe regels moeten aangeleerd worden.
Niet iedereen hoeft taalvirtuoos te zijn, maar een basisniveau moet bereikt zijn wanneer de leerplicht eindigt. Voor beroepsmatige tekstschrijvers mag men uiteraard een hoger niveau verwachten. De medewerker van een universiteit die op een bul laat drukken dat de student het examen 'heeft afgelegt' (waargebeurd!) moet het schaamrood op de kaken staan.
|
Piet Creten - 21/10/03
Ik ben hier een beetje toevallig terecht gekomen, na een tip over het noemen van mijn naam door Felix van de Laar. De moed zakt me in de schoenen bij het lezen van een aantal reacties, maar laat ik toch maar reageren. Ik heb inderdaad onlangs een verhandeling gemaakt over de tussen-n. Ik ben dus een hele poos bezig geweest met spelling. Misschien dat ik vanuit die ervaring het één en ander kan uitleggen.
Het grootste probleem van veel mensen die hier gereageerd hebben, is dat ze spelling verwarren met taal. Spelling is geen taal, maar een middel om taal neer te schrijven, net zoals je nog andere middelen nodig hebt, zoals een alfabet of een pen en papier.
Wie een fout maakt tegen de spelling van werkwoordsvormen is alles behalve dom. Veel heeft te maken met de manier waarop we allemaal spellen. We doen dat op basis van een woordbeeld. We hebben een groot aantal woorden zo vaak geschreven gezien, dat we in ons geheugen een soort foto hebben zitten van hoe dat woord er geschreven uitziet. Vandaar ook dat niemand het heeft over "eisjes". Er is nochtans geen enkele regel die zegt dat je een gestipte 'ij' moet gebruiken. We schrijven dat dus vanuit onze ervaring, zonder er bij na te denken. Hetzelfde gebeurt nu bij de werkwoordsvormen. Van een groot aantal veel voorkomende werkwoorden hebben we een woordbeeld. Daarom schrijven we bij bepaalde werkwoorden makkelijker fouten. We zien vaker "gebeurd" dan "gebeurt", dus we schrijven makkelijker een 'd'. Alleen wie zijn teksten grondig screent op spelfouten, zal zelden 'betrapt' kunnen worden op dergelijke fouten. Wie dus dat soort spelfouten laat staan, geeft te kennen dat hij interessantere dingen te doen heeft dan met een vergrootglas op zoek te gaan naar illegale d's, t's of dt's. Zoals een aantal mensen al terecht heeft opgemerkt, is het veel belangrijker dat een tekst duidelijk geschreven is, zodat de boodschap overkomt.
Zo lang die boodschap overkomt, is er dus geen enkel probleem. Of je mij een tekst stuurt die geschreven is met een rode, een groene, een paarse of nog een andere pen, zal me worst wezen, als ik maar begrijp wat je bedoelt.
Een mevrouw merkte op dat je via de spelling kan laten zien dat je een opleiding genoten hebt. Dat lijkt me inderdaad een mogelijke verklaring voor het feit dat zo veel mensen zich storen aan spelfouten. Commentaar op spelfouten is zoiets als commentaar op de auto of de kleding van de buurman. Wie zelf een klein beetje intelligent is, hoeft zich echter niet te onderscheiden op basis van de spelling, lijkt me.
Voor sommige anderen is die commentaar vooral wraak voor hun jeugd, waarin ze zelf hebben liggen zwoegen op de spelling. "Ik heb moeite gedaan, maar nu gaan die luie kindertjes ook afzien."
Het beste spellingssysteem is een spellingssysteem dat zo eenvoudig en efficiënt mogelijk is. Net zo kiezen we voor een pen die zo goed mogelijk schrijft.
De spelling van de werkwoordsvormen is al bij al nog vrij eenvoudig. Erger nog is het gesteld met andere aspecten van de spelling, zoals onder andere de tussen-n. Zelfs wie de regels perfect kent, zal niet correct kunnen spellen.
Pleiten tegen een spellingswijziging lijkt me dan ook niet echt verstandig. Verandering is nodig zo nu en dan. Doen we dat niet, dan krijgen we over enkele eeuwen dezelfde situatie als in Frankrijk of Groot-Brittanië. Daar schrijft men nu zoals er in de middeleeuwen gesproken werd.
Dat de spelling bij ons voortdurend verandert, is ook al een fabeltje. De voorlaatste spellingshervorming dateert al van 1954.
Dat bepaalde spelregels ingewikkeld zijn, heeft alles te maken met de irrationele reacties van mensen die nodeloos bezorgd zijn om de teloorgang van het Nederlands. Het zou me bijzonder plezieren, mochten ze zich onthouden van commentaar, maar dat is een utopie, vrees ik.
Tot slot nog even dit: over de zogenaamde tussentaal of het gebruik van 'ze' en 'hun' valt ook nog wel een boompje op te zetten. Daarom het volgende verzoek aan mevrouw Ruesink: laat uw leerlingen met rust, want u leert hen wellicht fouten aan.
|
Paul Hermans - 22/10/03
Ik ben onderwijzer en sta al 32 jaar voor de klas in het basisonderwijs, verschillende klassen, nu in het vierde leerjaar. Als ik al die jaren in ogenschouw neem, kan het niet anders dan dat de huidige generatie veel meer spellingsfouten schrijft dan vroeger. Vroeger werden veel meer regels ingeoefend, wat vandaag niet meer het geval is. Nu moet het allemaal "plezant" zijn voor de leerling. Veel taal-praatlessen, spraakkunstlessen zijn een afgietsel van vroeger, er schiet niet veel meer van over in de "eindtermen basisonderwijs". Op vier jaar tijd... kreeg ik in mijn school met drie nieuwe spellingsmethoden te maken. "Eureka", zei men telkens... maar daar geloof ik niet meer in. En de klok terugdraaien, dat is ook een utopie!
Denk nu niet dat ik alle vernieuwing schuw. Stilstaan is achteruitgaan. Maar de leerplan-makers hebben wat teveel weggegooid met het badwater...
|
Charles Corten - 23/10/03
Onderwijzer Paul Hermans zegt dat het spellingonderwijs op de basisschool een ondergeschoven kindje is geworden. Als de kinderen onvoldoende leren spellen op school dan is het natuurlijk niet raar dat ze problemen hebben met de d en t. Ik zou graag willen weten of het spellingonderricht er inderdaad zo slecht voorstaat. Ik ben heel benieuwd naar reacties van andere leerkrachten en pedagogen.
|
Peter Motte - 24/10/03
Een van de problemen met dt-fouten is dat het dt-systeem een ander systeem is dan de spelling. Het is een vervoegingssysteem met spellingsconsequenties, en wordt door sommigen daardoor niet eens bij spelling gerekend. Doordat het om twee verschillende systemen gaat, wordt het hoe die systemen zich t.o.v. elkaar moeten verhouden, bijv. als er punten moeten worden afgetrokken. En blijkbaar is het een ingebakken traditie dat dt-fouten belangrijker zijn dan andere spelfouten.
Het dt-systeem afschaffen is niet mogelijk. Dat zou voor sommige werkwoorden werken, maar niet voor andere. Er is al onderzoek verricht naar varianten, maar dat leverde dan alleen maar problemen in andere taalelementen, zoals in de bijvoeglijk gebruikte deelwoorden.
Maar het is inderdaad redicuul dat aan de unief bijv. 5 punten worden afgetrokken in verhandelingen Nederlands voor het vak Nederlandse taalkunde, en maar één punt voor andere spelfouten. En nu moet je echt niet denken dat je die professoren (ik heb het in casu over Taeldeman) kunt laten inzien hoe absurd ze bezig zijn. Ze zitten daarvoor te veel vastgebakken aan die overtuiginkjes die ze er jaren geleden hebben ingestopt.
Zelf had ik altijd het gevoel dat de jacht op dt-fouten werd ingegeven door de taalkundigen, omdat het iets is wat 'logisch' is, waarmee ze zich kunnen afzetten tegen de exacte wetenschappen. Zo zouden ze zich dan kunnen verdedigen tegen de beschuldiging van de positieve wetenschappen dat de menswetenschappen eigenlijk geen been hebben om op te staan.
|
Robert van de Merwe - 26/10/03
Het is natuurlijk verleidelijk om de spellingsregels inzake 'd' en 't' af te schaffen. Alleen stuit je wel op het probleem dat de hele integratiewet en het taalonderwijs op basisscholen afgeschaft kan worden. Want zonder regels in een taal, kun je je de taal niet eigen maken. Onze taal is vastgelegd in een prachtig strak stramien, waardoor deze eenvoudig te leren is. Zonder dit stramien is het voor een nieuwkomer, daarmee bedoel ik zowel allochtonen als kinderen, een onbegonnen zaak om de taal te leren spreken of te schrijven.
Wat mij betreft blijft deze regel gewoon stand houden. Zo is het voor mij ook makkelijker toetsen nakijken.
Adieu.
|
Fr. Daems - 28/10/03
In de discussie n.a.v. de column ‘Waarom nog zwaar tillen aan t of d...’ zijn enkele kwesties aangebracht die enige commentaar verdienen.
1 ‘Klinkt het niet dan botst het. Schrijf maar wat je hoort.’
Ik ben van oordeel dat we teksten die we publiek maken wel degelijk goed moeten nakijken, dat is een onderdeel van tekstverzorging. Maar ik heb er daarbij ook op willen wijzen dat een fout tegen de werkwoordsspelling beslist niet erger is dan een willekeurige andere spellings- of typefout. Zoals de fouten die voorkomen in sommige reacties op de column, b.v. “Dt-fouten zijn en blijven m.i. een uiting van onzorgvuldigheid en slordigheid voor [sic] Nederlansdtaligen [sic].”
Daarnaast heb ik willen aangeven dat het begrijpelijk en zelfs normaal is dat die fouten ontstaan. De goede werking van ons geheugen is oorzaak van een aantal fouten. En de regels van de werkwoordsspelling zorgen voor fouten omdat ze niet overeen stemmen met wat zich in het hoofd van de speller afspeelt. Die regels zijn bovendien zodanig kunstmatig en abstract, in tegenstelling tot de meeste andere spellingsregels, dat ze noodzakelijk fouten opleveren, zelfs bij hooggeschoolden die de regels perfect kennen. Hoe moeilijk die regels zijn kunt u constateren als u wilt uitzoeken welke vorm van wenden u moet invullen in de volgende oproepen: ____ je tot de directie; ____ u tot de directie; ____ jij je tot de directie; ____ u zich tot de directie.
2 Men zegt dat de regels zo logisch zijn.
Elders heb ik aangetoond dat die regels in eerste instantie etymologisch in plaats van logisch zijn (Is de werkwoordspelling logisch of etymologisch? In: R. Haest e.a., Communicatief bekeken, Mechelen: Kluwer, 2002). De spelling van het Nederlands was in de Middeleeuwen sterk fonetisch. Dat is ze nu nog, maar daar is sinds de 16e eeuw het gelijkvormigheidsprincipe bij gekomen: spel vormen van eenzelfde woord zoveel mogelijk altijd gelijk. Het Nederlands heeft, net zoals Fins, Spaans of Italiaans, het grote voordeel dat de spelling in de loop van de eeuwen telkens weer aangepast is aan de wijzigingen in de uitspraak. Bij het Frans en het Engels is dat niet gebeurd, en dat zorgt er vandaag de dag voor dat (leren) lezen en schrijven in die talen een ramp blijft voor iedereen, getuige het versje: Beware of heard, a dreadful word, That looks like beard and sounds like bird (geciteerd uit Het verhaal van een taal, p. 164). Alleen bij de werkwoorden is de aanpassing van de spelling aan de uitspraak niet gebeurd. Het Middelnederlands schreef geheel fonetisch ic voede, hi voedet, hi voedede, hi hevet gevoedet/gevoet. Toen alleen nog de samengetrokken vormen gebruikt werden en de klinker/e/ wegviel heeft men alleen de letter <e> geschrapt en schreef men niet langer fonetisch: ik voed, hij voedt, hij voedde, hij heeft gevoed. Hoewel, Jacob Cats spelde wel degelijk nog fonetisch: gij kont, gij zout. Met een beroep op het begrip ‘stam’ kom je er niet als je wil verantwoorden waarom Cats kondt en zoudt had moeten schrijven.
3 Men zegt dat de regels logisch zijn, en dat je dus niet van dt-regel moet spreken. “dt bestaat niet. De juiste spellingregel luidt stam plus t!”
In voedt zou er immers sprake zijn van het toevoegen aan de stam voed van een uitgang –t van de derde persoon. Je zou dus moeten spreken van d/t-regel. Dat klopt alleen als je a priori aanneemt dat de taalkundige beschrijving van de werkwoordsvormen meteen ook een beschrijving zou zijn van de processen die zich in het hoofd van de speller afspelen. Maar dat gaat in tegen de perceptie van de taalgebruiker en tegen onze kennis van de werking van zijn hoofd wanneer die taalgebruiker moet uitmaken of hij wat hij als /t/ hoort zal schrijven als <t>, <d> of <dt> in voet, ik voed en hij voedt , of in investeert, *investeerdt, geïnvesteerd, en of wat hij als /d/ hoort zal spellen als <d> of <dd> in verbeelde, verbeeldde. Of men het wil of niet, er is veel psycholinguïstisch onderzoek dat laat zien dat we bij het schrijven de hele tijd door spraakklanken vertalen in grafemen (letters of combinaties van letters) weergeven, en dat we al lezende de woorden herkennen door de grafemen terug te lezen naar de corresponderende spraakklanken. De klankrepresentatie van de woorden is immers de basis voor zowel het schrijven als voor het lezen van woorden. Het verbaast ons dan ook niet als iemand in zijn reactie het woord duldt schreef en er tussen haakjes aan toevoegde “eerst had ik onnadenkend geschreven dult “.
4 Moet de spelling de vervoeging weergeven?
Toch schrijven we hij eet en niet hij eett omdat we aan het woordeinde geen dubbele consonant horen en hem dus ook niet verdubbelen. Iets analoogs vinden we met de <s> in iets moois (mooi + s) tegenover iets vies (vies + s) en zelfs iets snobbish (snobbish + s). Waarom dan toch hij vindt?
5 Steun bij het lezen?
In een uitzonderlijk geval van een complex geconstrueerde zin kan het onderscheid tussen vind en vindt de lezer helpen. Maar V. Van Heuven heeft al jaren geleden experimenteel aangetoond dat het onderscheid vind/vindt – gebeurt/gebeurd – rusten/rustten voor de lezer nauwelijks of geen nut oplevert. Dat hoeft niet te verbazen. In de gesproken taal is het onderscheid er immers helemaal niet.
6 Schort er wat aan het onderwijs? Luiheid enz.?
Ik denk het niet. Wij constateren dat maar een deel van de jonge mensen, en dat pas tegen het einde van het voortgezet/secundair onderwijs, het merendeel van de problematische werkwoordsvormen correct kan spellen. En dat ook hooggeschoolden fouten blijven maken. Dat werd al in de 19e eeuw geconstateerd en geen enkele nieuwe didactische aanpak heeft het probleem kunnen oplossen. Daar kun je alleen maar uit concluderen dat de problemen elders moeten liggen. Is het dan vermetel de vraag te stellen of er niet wat schort aan de beregeling zelf?
|
Willy Schoenmakers - 29/10/03
Laat in gods naam nu eindelijk de taal eens tot de mensen doordringen en zeker tot de anderstaligen die het Nederlands willen studeren. Het is nog erger dan de regeringen van de laatste periodes: vernieuwen om te vernieuwen. Je snapt er niks meer van en de anderen zeker niet.
|
Filip Moons - 30/10/03
Ik vind ook dat de vervoegingen van de regelmatige werkwoorden in het Nederlands de wensen overlaten. Het is veel te moeilijk tegenover een andere taal (bv. Frans), en er is dan ook nog een hoopje 'uitzonderingen'. Ja, gemakkelijker kan wel!
Filip Moons,
12 jaar
|
Eelke - 2/11/03
Het jammere is dat altijd degenen die al spellen geleerd hebben moeten beslissen voor de generatie die het nog niet geleerd heeft. Wij zijn verblind, en zelf zo vreselijk gepest met al dat lastigs dat 'wordt' een verworvenheid geworden is waar we niet meer zomaar van af willen. Zelfs niet als ons de analogie met 'eet' wordt voorgehouden (deed Hugo BC al heeeeeel lang geleden). Ik geloof dus dat Daems wel een punt heeft.
Het is overigens: wend je tot.../wend jij je tot en wend u tot/wendt u zich tot de directie. Voor wie de regels niet uit elkaar kan houden: vervang 'wenden' maar door het synoniem 'keren'. Dat is sowieso de truc: probeer het met een ander, niet op een t-klank eindigend werkwoord. Schijnt toch nog verrottes lastig toe te passen te zijn...
|
Johan Nijhof - 4/11/03
„En de regels van de werkwoordsspelling zorgen voor fouten omdat ze niet overeen stemmen met wat zich in het hoofd van de speller afspeelt.“, betoogt Daems. (overeenstemmen moet overigens aan elkaar!) Met een beroep op onze kennis van psycholinguïstische processen verwerpt hij de logica van het markeren van een grafeem voor een wezenlijk onderdeel in de structuur van woord en zin.
Ten eerste is het niet geloofwaardig dat de schrijvende mens in het algemeen met zo weinig vrucht na zou denken over die o zo moeilijk gevonden werkwoordsvorm, en niet uitsluitend de proefpersoon, die immers in zijn situatie wel tot nadenken gedwongen is. De doorsnee schrijver weigert gewoon om na te denken over die keuze en gaat gokken, inderdaad met behulp van zijn geheugen, van zijn eerdere ervaringen. Als 70% van de keren „gebeurd“ gespeld met een <d> ontkomt aan een rode streep, schrijft hij het dus in 100% van de gevallen zo.
Zo wordt het vaak ook gemotiveerd, verdedigd: „ik kon niet kiezen, dus heb ze maar allebei opgeschreven.“ Of „weet ik veel, je snapt me toch wel?“
Zou men aan die denkluiheid tegemoet willen komen, en daarmee een traditie van eeuwen doorbreken, dan duiken er nog steeds moeilijkheden op bij die „moeilijke werkwoordsvormen“. We kennen immers het type wennen naast wenden, spellen en spelden, en dan zal er dus één vorm went moeten zijn, naast één vorm wende. (Want alleen dat zou consequent zijn.)
„Went jij je af van deze problematiek?“, levert dan een vanuit het gelijkvormigheidsprincipe zeer moeilijk uit te leggen vorm op, want went hoort bij het werkwoord wenden.
Had u liever een <d> gewild, wat niet logisch is gezien de stemloze uitspraak, dan duiken zulke problemen nog weer elders op, en blijkt de spellinghervormer maar al te vaak een tovenaarsleerling.
Ook als men van meet af aan de werkwoordsuitgangen fonetisch had gespeld, zouden veel problemen bij de spelling van werkwoordsvormen nog niet zijn opgelost. Zo moet men wéten dat het fronsen is, en ook al zou men altijd een –t schrijven, dan blijft nog steeds de vraag staan of het fronste of fronsde is. Bij niesen zijn al heel lang beide vormen toegestaan, een vorm van gedogen die uiting is van dezelfde instelling die Daems bepleit.
Spelling moge dan in beginsel los staan van de taal zelf, spellingwijzigingen kunnen wel degelijk leiden tot taalveranderingen. Zo in onze 19e eeuw, toen Amersvoorders opeens Amersfoorters werden, we opeens bijdehante kinderen hadden en – excusez le mot: boute beweringen. Anderzijds gaan we nu toch echt zo langzamerhand hypercorrect uitspreken, waar 50 jaar terug nog geen sprake van was.
Eerder noemde ik de cytologie naast de sitologie. In zo’n geval is het uitgesloten dat de taalgebruiker uitgaat van de klank, die omzet in grafemen om vervolgens weer lustig te verklanken. Een rare uitzondering? Wel, wat blijft er over van het onderscheidend vermogen van het Engels als we knight en night of right, playwright, write en rite, white en Wight op dezelfde fonetische manier moesten schrijven? En de Franse taal zou opeens het meervoud van persoonsvormen, pronomina en substantieven geheel kwijt zijn, afgezien van dat handjevol onregelmatige vormen bij substantieven.
Schort er echt niets aan het onderwijs? Ik kan niet voor het Belgische spreken, maar durf voor Nederland te stellen, dat het gros van de onderwijzers de spelling slecht beheerst en leerlingen alleen weet bij te brengen dat het héél moeilijk is.
Leesmethoden geven waanzinnig klinkende uitleg, waarin b.v. "letterdieven" en "lettertenen" fungeren, allemaal in plaats van stam en uitgang, want daar mag je een kinderziel niet mee belasten.
In de 19e eeuw werd weliswaar ook geconstateerd dat er fouten werden gemaakt, maar Daems zal ons toch niet wijs willen maken dat het toen ook om de meerderheid van de “literaten” ging. Men was toen immers veel minder bang voor abstracties, en durfde nog regels geven. Wat ook wel een rol zal spelen is de desastreuze „globale“ leesmethode, die nu al generaties de goed werkende analytische heeft afgelost, waarmee de leerlingen als zij lezen leren het zicht op de woordopbouw steeds meer wordt ontnomen. (Ja, maar die plaatjes van aap-noot-mies waren zo ouderwets!). Het voornaamste effect een sterke toename van dyslexieproblemen.
Hoe wijd verbreid ook, het blijft een schijnprobleem, zolang men uitgaat van de stelling dat het allemaal te moeilijk is.
„Hoe moeilijk die regels zijn kunt u constateren als u wilt uitzoeken welke vorm van wenden u moet invullen in de volgende oproepen: ____ je tot de directie; ____ u tot de directie; ____ jij je tot de directie; ____ u zich tot de directie.“
Zoals Eelke terecht opmerkt: „probeer het met een ander, niet op een t-klank eindigend werkwoord“! Om dat voor alle mogelijke gevallen te laten gelden, dient men een zwak, niet noodzakelijk wederkerig werkwoord te kiezen. Bekeer u!
Een praktische vraag: welk IQ is daar naar uw schatting eigenlijk voor nodig? Zelf ben ik heus zo slim niet, maar het lukt me elke keer weer.
|
Tamara Poolen - 5/11/03
Het is vaak het geval dat het foutief schrijven van werkwoorden komt doordat het niet goed aangeleerd is op school. Om mensen gelijk als "dom" te bestempelen gaat mij wel erg ver.
|
Paul D'Hooghe - 6/11/03
eerlek gezegt vint ik dat onze taal stuken simpeler kan. Gewoon een kwestie van te spelen zowals gesgreeven wordt. Nooit meer spelingsprobleemen. Gedaan met oeverlooze diskusiis over irelevante onozelheden waar niemant beter of slegter van wort.
|
Gooitske Hornstra Moedt - 21/11/03
Ik ben het met Paul D`Hooghe volledig eens. De Nederlandse spelling is niet logisch. En door de laatste spellingshervorming is het er niet beter op geworden. Ik ben (nog) lid van Onze Taal en erger me aan de vele discussies over goed en fout Nederlands. Het wordt tijd dat men in Nederland zich meer met de descriptieve taalwetenschap gaat bezighouden in plaats van te zeuren over een d of een t!
|
Frans Vermeulen - 23/11/03
Het vraagstuk van de dt-regel en van de spelling in het algemeen is een onnoodzakelijk kwaad, evenzo het voor dit doel telkens moeten raadplegen van een woordenboek. Eén magere troost, we komen er inzake spelling nog stukken beter vanaf dan de Franstaligen en Engelstaligen voor hun eigen taal.
Oorzaken:
1) Tokkelen is niet hetzelfde als vloeiend schrijven met de pen, de mechanische belemmering is veel groter.
2) De etymologie waarop men zich beroept wordt al slecht begrepen door de taalkundigen zelf.
3) De spelling is om velerlei andere onterechte redenen onvoldoende logisch en gemaakt door ofwel onkundige taalkundigen ofwel door politiek gestuurde taalkundigen.
Gevolgen:
1) Dit zorgt op zich al voor ongewilde tikfouten, vergelijkbaar met de legendarische zetduiveltjes, die nu eenmaal moeilijker na te trekken zijn door de schrijver zelf.
2) De onbegrepen etymologische link zorgt voor storende wrevel en onbegrip, ook al is die broodnodig tegen het hopeloos verloederen en teloorgaan van de taal.
3) De onlogische en dus niet voldoende te begrijpen spelling zorgt voor onbewuste en bewuste tegenstand die in zijn ergste vorm zelfs kan leiden tot "dislectie" ofte niet-lezing bij jongeren.
Oplossingen:
1) Het schrijfklavier is aan herziening toe, ook wat betreft de nu lukrake schikking van de letter- en schrijftekens.
2) De taalkundigen moeten eens en voor goed willen begrijpen dat het uiterlijk van het woord volledig bepaald wordt door zijn begripsinhoud! Of de tegenstelling innerlijke betekenis van het woord tegenover de er opgeplakte "conventionele" betekenis! Als men ieder onderdeel van het woord begrijpt is het maar logisch dat men ook blijft oog hebben voor ieder onderdeel. Eens de cirkel van het betekenisinzicht rond is (wat op zich geen wensdroom maar werkelijk haalbaar is), is ook het vraagstuk van de dt-regel opgedoekt en speelt zelfs het kortetermijngeheugen niet meer mee omdat men dan bewust en onbewust logisch blijft "nadenken". Ook het groeiend gevaar van niet-lezing bij die niet te onderschatten groep jongeren, die voor deze kwaal gevoelig zijn door hun hogere logische-gevoeligheid, is hiermee opgelost.
3) Rest nog het vraagstuk van de vreemde of niet-taaleigen woorden en -regeltjes! Er is hier maar één oplossing, stelselmatig deze woorden vervangen door taaleigen woorden die zoveel beter het beoogde begrip kunnen uitdrukken en bovendien zo logisch zijn in spelling dat er nooit een beroep moet gedaan worden op een woordenboek. Volwassenen beseffen niet goed hoe zelfzuchtig en onmaatschappelijk ze handelen door de gemeenschappelijke taal vol te proppen met vreemde woorden en door zo ook de jongeren op te zadelen met een niet meer te overziene ballast aan moeilijk te begrijpen en te spellen woorden. Men mag dan nog zoveel "Dictee's" inrichten, het blijft vechten tegen de bierkaai van "instellingen" die er niets van begrijpen ofwel andere doelstellingen nastreven. Beter ware het de kleine helft van het Groene Boekje en die van de Dikke Vandale over boord te gooien en zich eens goed bezig te houden met de eigen taal en de taaleigen woorden (zoals ditzelfde beginsel aan te bevelen is voor iedere taal afzonderlijk). Zoals men nu bezig is, zal men binnenkort de begaafdste jongeren de raad moeten geven van: "Leer maar de Franse en de Engelse grammatica dan ben je eerst goed op weg om de Nederlandse te begrijpen". Zulke onzin wordt zelfs nu al verspreid -in Nederland- wat natuurlijk grenst aan eigen-taal-haat en hiermee het stuk slaan van eigen ruiten!
|
Johan Nijhof - 23/11/03
Een discussie over de basis van ons spelsysteem, zoals Paul 'Dooge' aansnijdt, treedt natuurlijk ver buiten de bedding van het specifieke probleem van de spelling van de werkwoordsvormen.
Het oordeel dat de laatste spellinghervorming, met alle ontoereikendheid van dien, de zaak er niet beter op heeft gemaakt, verbaast mij enigszins. Het was toch goeddeels een terugkeer van een heilloze weg. Misschien kan dat oordeel nog worden toegelicht?
Als men zou kiezen voor een fonetische spelwijze verdwijnt ook de herkenbaarheid van internationale woorden.
Het Zweeds heeft tot in de eerste helft van de vorige eeuw woorden heel drastisch ingeburgerd, zoals "pjes" voor toneelstuk, en "etablissemang", "säsong", orkidé. Men is daar inmiddels evenwel op teruggekomen, en nieuwe leenwoorden worden met meer eerbied voor de etymologie gespeld. We zouden die fout dus beter kunnen vermijden.
|
Marie Fierens - 26/11/03
Pas dit jaar ben ik gestart als lerares Nederlands. Je komt net van de universiteit, en staat er eigenlijk niet meer bij stil dat de vervoeging van de werkwoordsvormen wel eens een zwaar euvel zou kunnen vormen voor leerlingen van het secundair onderwijs. Tot je de eerste geschreven taak onder ogen krijgt. Als er spelfouten in de tekst staan, zijn het doorgaans de werkwoorden die voor problemen hebben gezorgd. En ook ik heb - net als een aantal anderen boven mij - niet de idee dat mijn leerlingen deze fouten maken omdat ze dom zijn. Slordigheid zou ik veeleer als reden aanhalen, en af en toe ook wat luiheid.
Toch merk ik vaak dat ook het argument van prof. Daems ("Hoe vaker we een bepaalde vorm gebruikt hebben, hoe pregnanter die is, en dus ook hoe groter de kans dat we die opschrijven, ook als dat een fout zou opleveren.") steek houdt. Veel vaker tref ik "het is gebeurt" aan, dan pakweg "ik vondt"...
Soms merk ik ook wel dat de leerlingen zenuwachtig worden als ze net voor een toets te horen krijgen dat ze punten kunnen verliezen wanneer ze spelfouten maken. Alleen dàn vind ik onnoemelijk veel doorhalingen, eindeloze pogingen om toch juist te schrijven, resulterend in... een fout, uiteraard. Wanneer leerlingen rustig kunnen schrijven en zich niet om de spelling hoeven te bekommeren, maken ze doorgaans minder fouten.
Tot slot nog een bedenking in verband met spellingsonderwijs. Misschien moeten we meer tijd besteden aan het gebruik van de spellingscorrectie van de tekstverwerker, het raadplegen van het Groene Boekje en aan het ontwikkelen van een spontane neiging om het woordenboek te gebruiken...
|
Paul Dooge - 28/11/03
quote: "Het oordeel dat de laatste spellinghervorming, met alle ontoereikendheid van dien, de zaak er niet beter op heeft gemaakt, verbaast mij enigszins. Het was toch goeddeels een terugkeer van een heilloze weg. Misschien kan dat oordeel nog worden toegelicht?"
Enkel mensen die graag met taal bezig zijn, en kicken op kleine prutsen (mijn excuses als ik wat grof klink) als het al dan niet aanwezig zijn van een tussen "n", vinden dat we goed bezig zijn. Heel die kwestie over c's en k's is bvb. iets dat als een slinger heen en weer slaat. Waarom toch?
Me dunkt dat er veel te moeiijk gedaan wordt over en met onze spellingsregels. Met wat gezond verstand kan er hier en daar behoorlijk vereenvoudigd worden zonder te moeten vervallen in iets bizars zoals in mijn eerste korte boodschap.
En ja, onze taal is misschien minder ingewikkeld dan Frans of Engels, maar daar kan ik toch ook wel wat op zeggen.
Frans en Engels veranderen bij mijn weten niet alle generaties van spelling. Integendeel, die doen serieus aan protectionisme. Mijn grootvader, mijn pa, ik en kleine kindjes hebben verdorie allemaal een ander idee hoe sommige woorden geschreven moeten worden! Zulk een evolutie lijkt me nonsens.
Wat betreft vreemde woorden: waarom moeten er zoveel vreemde woorden overgenomen worden? Als die engelstaligen zo spitsvondig zijn om altijd weer nieuwe woorden uit te vinden, dan moeten wij dat ook kunnen zeg ik. Anders verwordt onze taal tot Vlangels, zoals er ook al Franglais bestaat. Ik krijg de kriebels als ik al die "managers" hoor kletsen over reporting, implementation, issues, points, en zo verder. Daar bestaan Nederlandse woorden voor! Een gsm? Dat iemand daar eens een leuk woord voor bedenkt! Moet toch kunnen?
Nog twee weetjes:
Buitenlanders die Nederlands moeten leren vinden het een verschrikkelijk moeilijke taal.
Letters op een toetsenbord staan niet willekeurig opgesteld. Daar is onderzoek naar verricht. Zoals iedereen weet worden bepaalde letters meer gebruikt dan andere. Volgens deze logica is de opstelling gemaakt. De veel gebruikte letters zitten haast recht onder de vingertoppen. Waarom dan AZERTY en QWERTY? Dat heeft dan weer te maken met het feit dat er meerdere talen zijn natuurlijk.
|
Johan Nijhof - 10/12/03
Letters op een toetsenbord staan, anders dan Paul D’Hooghe denkt, bij een normaal toetsenbord niet ter bevordering van de snelheid gunstig geplaatst. Als je met tien vingers typt, zijn er overigens onder elke vinger wel letters. Het probleem was, dat de typistes bij de eerste typemachines last hadden van het in elkaar haken. Door een wat onlogischer plaatsing bleek dit probleem de wereld uit. De veel gebruikte a wordt bijvoorbeeld moeizaam getypt door de pink, de zelden gebruikte x is veel beter bereikbaar. Maar wat wil hij ermee beweren?
|
Matthias M. - 13/12/03
Waarom de d/t-regels afschaffen, ze zijn de logica zelve! Zelf durf ik me wel eens op een d/t-fout betrappen, maar afschaffen dat is wat te ver gezocht ...
PS: De spellingregels voor tussen-n en -s'en mogen voor mijn part wel eens herzien worden, samenstellingen maken mag geen obstakel zijn ...
|
J.A. de Mooij - 3/01/04
1. De discussie is enerzijds heel boeiend, anderzijds geheel uit de hand gelopen. Het gaat om de uitgang -dt in de tweede en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd.
2. Vele schrijvers vergeten dat onze taal een geschiedenis heeft. Wanneer we uitsluitend puur Nederlandse woorden zouden (mogen) gebruiken, zouden we ons niet meer kunnen uitdrukken. Onze woorden zijn immers ontleend aan tal van andere talen. Die geschiedenis moet in de taal zichtbaar blijven, zoals gebouwen en kunst in het dagelijks leven. Een discussie over b.v. het gebruik van c (Latijn) en k (Grieks) is derhalve relevant.
3. Taal is niet uitsluitend logisch en praktisch, maar heeft ook in hoge mate esthetische kanten. Daarom bestaan er niet alleen zakelijke teksten, maar ook romans, verhalen, gedichten.
4. De uitgang -dt is evenwel echt logisch, zelfs al zou er een enkel misverstand kunnen ontstaan.
5. In geval van onzekerheid maakt men afspraken: hun en hen.
6. Haddugedagdaffonetiessgrijvedusaakverreenfoudig?
7. De omgang met taal is een andere dan die met cijfers, hoewel de woorden taal en tellen etymologisch verwant zijn. Een fout in een berekening kan fatale gevolgen hebben; een fout in een woord of zin zelden of nooit. Een voorbeeld van dit laatste, hoewel niet fataal: Een boer had een varken en de vader van de boer was ook de moeder van het varken. Het gaat hier om een puntkomma.
8. Niet alleen het taalonderwijs is belabberd, maar alle onderwijs. Kinderen kunnen niet rekenen, en weten niets van aardrijkskunde en geschiedenis. Inmiddels geldt dit in veel gevallen ook voor het onderwijzend personeel. Wat doen die lui toch?!
9. De tientallen opvattingen die hierboven in uw reacties zijn geformuleerd, maken een ding overduidelijk: regels zijn van het hoogste belang. Een moeilijke conclusie voor een Nederlander!
|
Marie Fierens - 8/01/04
quote: Niet alleen het taalonderwijs is belabberd, maar alle onderwijs. Kinderen kunnen niet rekenen, en weten niets van aardrijkskunde en geschiedenis. Inmiddels geldt dit in veel gevallen ook voor het onderwijzend personeel. Wat doen die lui toch?!
Ik neem aan dat met deze uitspraak enige ironie gemoeid is?! Indien niet: die lui zijn ook maar mensen...
|
Johan Nijhof - 11/01/04
Mag ik ter ondersteuning van die stellig wat generaliserende aanval op het onderwijzend personeel toch even verwijzen naar Max Pam in zijn artikel “De Vertrutting van Nederland” NRC-H 2/1/03. Hij citeert daarin onze staatssecretaris voor hoger onderwijs, bij uitstek dus onderwijzend personeel, die o.a. schrijft: “De keizer heeft het verdient en ons land heeft het nodig. Ik zal mijn beste beentje voordoen.”
|
Georges Leys - 13/01/04
'maar ik geef toe dat ook ik een sollicitatiebrief met zo'n fout makkelijker aan de kant schuif.'
Wanneer ik zulke uitspraken lees denk ik steeds,gelukkig staan zulke mensen niet in voor de HR diensten bij de meeste bedrijven,van kortzichtigheid gesproken dit is het toppunt!
Ik neem aan dat personeel verantwoordelijk voor de eindregie, van geschreven uitgaven van een bedrijf in deze tijd weet dat F7 de spellingcorrector activeert ....
Mensen als dom verslijten of ze uitsluiten wegens een DT of andere schrijffout getuigd enkel van een arme geest.
Taalverandering/gebruik = realiteit .
Kan men hier niet relativeren of mee akkoord gaan dan vermoed ik dat het dagelijkse leven een hel is ,het merendeel van onze bevolking begrijpt elkaar niet minder door schrijffouten ,wel door een onverdraagzame of fanatieke houding.
|
Johan Nijhof - 14/01/04
“Mensen als dom verslijten of ze uitsluiten wegens een DT of andere schrijffout getuigd enkel van een arme geest.” schrijft Georges Leys. Mij dunkt dat het eerder getuigt van geestelijke luiheid. Wie zoiets beweert, zou immers bij uitstek in het zinnetje met die stelling zelf geen werkwoordsvorm fout willlen spellen. Wie blijk geeft van een dergelijke onverschilligheid, lijkt me inderdaad ongeschikt voor vrijwel elke functie. Als dit niet mocht kloppen, en er desalniettemin sprake is van onvermogen om een werkwoordsvorm trefzeker te spellen als het erop aankomt, zou men immers wel heel deersniswekkend dom zijn?
|
Luc - 26/01/04
Ik ben 44 jaar. Ik heb een opleiding piloot achter de rug. Ben preventieadviseur niv II en ben veiligheidscoördinator. Ik ben ook nog bedrijfsleider van een kleine KMO. Ben ik nu dom? Wel voor de meesten wel.
Ik heb een groot probleem met de d's en de t's. Waarom? Ik zou het niet weten. Ik zal in het lager onderwijs wel niet goed opgelet hebben. Ik wil daar nu eindelijk eens komaf mee maken en zou het graag leren. Waar kan een domkop als ik nu de nodige uitleg krijgen. Moet toch niet zo moeilijk zijn als ik dit forum erop na lees. Wel, ik vind die uitleg nergens.
|
Johan Nijhof - 27/01/04
Op 18/10 formuleerde ik een regel die in feite afdoende is. Moeilijker hoeven we het niet te maken, Luc. Wanneer je er ter controle een werkwoord voor in de plaats zet dat zelf niet eindigt op een d of t, voor mijn part "kibbelen", kun je zelf uit "kibbelde" afleiden dat het gekibbeld moet zijn, maar: hij kibbelt. Eindigt de stam van het werkwoord op een "harde medeklinker" (het eertijds befaamde rijtje van "-'t kofschip-", dan is de deelwoordsuitgang ook een t: kraken -> gekraakt. Dat is alles.
De regels dateren uit de tijd dat regels nog niet in kwade reuk stonden, en nog niet geacht werden per definitie grote schade toe te brengen aan de tere kinderziel. Ik denk echter dat een piloot ze zeker zal kunnen toepassen.
|
Frans Vermeulen - 27/01/04
Ik begrijp de ondernemende man Luc ten volle; het feit dat hij zo ondernemend is en het al vrij ver geschopt heeft, heeft alles te maken met zijn logisch denken boven de "enge" regeltjes heen!
De dt-regel is logisch, maar dan willen logisch denkende mensen ook de achtergrond ervan kennen omdat zij geen vrede kunnen nemen met kunstgrepen als "'t kofschip", het is het waarom dat telt bij die mensen en in dit geval, op welke gronden men gemakshalve tot een in de grond onnodige regel komt.
Om dieper door te dringen naar het waarom van de uitgangen -d en -t, moet men de innerlijke betekenis van die uitgangen kennen; in mijn bijdrage van 18/10/04 wees ik reeds op de oude uitgangen die uiteraard dichter bij die oorzaak staan, maar dit is nog maar een begin of het tipje van de sluier. Ik verwijt taalkundigen nogal eens dat ze zich te zeer vastklampen aan heel wat niet begrepen regeltjes en zich hiermee zelfgenoegzaam verzoenen, zodanig erg zelfs, dat zij niet meer wensen open te staan om de diepere oorzaken -laat staan de vanzelfsprekende oplossingen- te leren kennen.
|
J.A. de Mooij - 25/03/04
Marie Fierens heeft op 08-01-2004 commentaar geleverd op mijn opmerking over het lage kennisniveau van scholieren en het afnemende niveau van hun onderwijzers: Wat doen die lui toch?
Ze had een vermoeden van en hoop op enige ironie. Het probleem met ironie is dat je nooit zeker weet of het ironie is. In dit geval was het ironie. Maar: serieuze ironie, want ik vraag me wel af wat er op de scholen wordt onderwezen, als kinderen na zes of acht leerjaren inderdaad geen of onvoldoende vaardigheden en kennis blijken te hebben.
Het probleem is overigens al oud. Ik had in de jaren zestig een vriend, tevens onderwijzer. Door een of ander toeval heeft deze combinatie zich in mijn leven nooit meer voorgedaan. Zijn leerlingen hadden schriftelijk vragen over geschiedkundige onderwerpen moeten beantwoorden. De antwoorden wemelden van de taalfouten. Toen ik hierover een opmerking maakte, kreeg ik van vriend/onderwijzer te horen dat het om geschiedenis ging, en niet om taal. Dat was in de jaren zestig. Leerlingen uit die jaren zijn nu onderwijzers. Het is niet alleen hun schuld. Ze krijgen ook krankzinnige instructies, en moeten allerlei irrelevante taken uitvoeren. Er zijn nu ook nog maar twee types van kinderen: die met ADHD en dyslectische.
Maar het ging over de uitgang dt. Ik heb altijd het idee gehad dat men een kind binnen een uur de werkwoordsvormen zou kunnen bijbrengen. Het blijkt zelfs in zes jaar niet te kunnen. Zonder enige ironie zeg ik: Triest.
|
Emile Jonker - 10/04/04
Ik ben van mening dat de werkwoordspelling iets is dat eenieder volledig dient te beheersen. Spellingsregels zijn nodig om duidelijkheid te verkrijgen over de bedoelingen van de schrijver. Ik ben het eens met Jacqueline Knops, als er in het basisonderwijs meer aandacht zal worden besteed aan werkwoordspelling (herhalen, herhalen ...) zal het aantal fouten drastisch verminderen. Het correct kunnen schrijven en spreken van de (Nederlandse) taal is een teken van nauwkeurigheid en beschaafdheid, en dat moeten we behouden. De aandacht moet in het basisonderwijs weer verschoven worden naar intellectuele vaardigheden in plaats van creatieve vaardigheden. Als we de de regels afschaffen en overgaan op een "schrijf het maar zoals je het hoort"-mentaliteit, stel ik voor dat we allemaal eveneens weer in juten zakken gaan rondlopen.
|
Johan Nijhof - 12/04/04
Op 4/11 wees ik met een beschuldigende vinger op de globale leesmethode, en beweerde dat de analytische (de leesplank) veel beter was. Tot dusver is daar niet op ingegaan. Daarom wil ik dat punt nog maar eens onder de aandacht brengen.
De 3 verschillende uitgangspunten van onze spelling, de vormovereenkomst, de etymologie en het fonetische aspect van de ‘standaarduitspraak’, mocht ik van Daems niet als ‘logisch’ benoemen.
Toch is de keuze voor de spelling met dt, die etymologie en vormovereenkomst laat prevaleren boven de uitspraak, heel goed te volgen, daar die uitgang zowel een morfologisch als syntactisch element aangeeft, dat door de andere keuze geheel onzichtbaar zou worden. Daarmee wordt een extra mogelijkheid benut om een teken te zetten, waar de uitspraak die verloren heeft. Dit raakt dus tevens aan de discussie of taal klank is of teken.
Het is op dit punt, dat de analytische benadering van het leren lezen het begrip voor al dan niet verschijnen van een t ondersteunt, terwijl de globale methode dat element volkomen verwaarloost. Daardoor kon Georges Leys (13/1) hiervoor zelfs zijn F7-toets willen inzetten en ons kortzichtigheid aanwrijven, zonder te beseffen dat in werkelijkheid geen enkele spellingchecker dit probleem voor u kan oplossen. Nee, men zal zelf moeten denken. Gelukkig is een fractie van een seconde voldoende, maar toch..
Terug naar de leesplank dus, en dan daarnaast die bepleite aandacht voor spelonderwijs, met een broodnodige terugkeer naar regels.
|
Freshke - 12/04/04
Beste mensen,
Als pas afgestudeerde vind ik deze discussie zeer boeiend. Het is fascinerend dat er nog zoveel fouten gemaakt worden tegen de dt-regels die volgens mij voor 97% duidelijk afgeleid kunnen worden uit de dt-regels.
Wat mij echter stoort is dat we op het Internet wel klagen over de dt-fouten, maar dat er zo goed als GEEN online documenten bestaan waarin deze dt-regels beschreven worden.
Het lijkt me dan ook een beetje hypocriet om mensen met de vinger te wijzen aangezien ze niet de kans hebben om hun fouten af te leren. Ik vind dat het te ver gaat als iemand naar de winkel moet stappen en daar een boek moet gaan kopen over de Nederlandse spelling om gewoon de dt-regels onder de knie te krijgen. Waarom zeg ik dit? Ik houd me bezig met het vertalen en controleren van ondertitelingen en kom dus via deze weg veel in contact met dit probleem.
Tot besluit kan ik dus maar één ding zeggen: In plaats van overal op fora te debatteren rond de problematiek, bundel de krachten en stel een document op dat online gezet wordt, zodat elke Nederlander en Vlaming eindelijk ook eens kan zien wat die dt-regels nu juist inhouden zonder er zijn loon aan te moeten uitgeven.
Groet
|
rik - 21/04/04
Hallo,
2 korte opmerkingen op de reactie hierboven:
- 'volgens mij...97 procent...': mmm, wat een wetenschappelijk sterk gefundeerde stelling...
- Ik hoop dat je als pas afgestudeerde en vertaler van ondertitels toch tenminste de dt-regels kent en er niet naar op zoek moet op het internet !
|
Desiderius - 10/05/04
Man-o-man, wat een gedoe om een paar simpele regeltjes. Ik heb die regeltjes ooit in mijn kop gestampt (gekregen), lang geleden op de basisschool, en sedertdien heb ík er geen enkele moeite mee gehad deze toe te passen. Het is één van de elementaire vaardigheden die (men) je op school (aan) dient te leren. Het moet een automatisme worden, wil je het feilloos toe kunnen passen. Als je die op latere leeftijd niet onder de knie hebt, zal het moeilijk voor je worden dit alsnog te krijgen. Iemand op latere leeftijd leren fietsen is nog mogelijk, maar op taalgebied ligt dat toch wat lastiger. Jong geleerd is (zeker wat betreft de taal) oud gedaan. Een verzameling met d/t-regels zal louter kunnen dienen als controlemiddel en bij ieder twijfelgeval geraadpleegd moeten worden. Dit is uiteraard slechts een summiere uiteenzetting van mijn bescheiden visie/opinie.
Met vriendelijke groet.
@Rik Houd alsjeblieft je mond, als je niets zinnigs hebt te melden. De 'volgens mij' in opmerking 1 impliceert namelijk al dat het niet wetenschappelijk gefundeerd is en je deductie in opmerking 2 is ook van buitengewone kwaliteit.
|
Gonzo - 10/05/04
@Rik:
hijzelf kent de regels, maar bij de controle van de door de vertalers voltooide ondertitels, komen dat soort fouten vaak naar boven (ik hou me daar dus ook met bezig)
|
leo boeye - 12/05/04
De hoofdreden waarom er zoveel woorden worden vuilgemaakt aan het al dan niet correct spellen dient zeer zeker te worden gezocht in de erbarmelijke kwaliteit van ons "standaard" woordenboek. De pretentie dat een taal wordt bepaald door een woordenboek in plaats van omgekeerd is een denkfout waar ons onderwijs, literatuur en onze duidelijkheid in communicatie al sinds het in het leven roepen van een "taalcommissie" kreunend onder lijden. Een taal bestaat uit zijn literatuur, dialecten en cultuur en niet uit een zielloze uitpuring en beperking tot de laagste gemeenschappelijke noemer die de VanDalen ons willen opdringen. Ik stel dan ook een boetetocht van alle aldaar tewerkgestelde redacteuren en verantwoordelijken voor. Deze boetetocht dient hen te leiden langs alle kleine dorpjes en volkswijken in de grote steden alwaar de heren met een stompje potlood en een groezelig notaboekje de rijkdom die onze dialecten aan onze taal schenken terug toegankelijk maken voor de volledige nederlandstalige bevolking en eenieder die de moed heeft om onze taal te leren. Rustpauzes kunnen ingelast worden in de plaatselijke bibliotheken, waar de meerwaarde voor onze taal die ons door de oude en nieuwe schrijvers uit ons taalgebied wordt geboden, om redding smeekt. Woorden geraken in onbruik doordat ze geschrapt worden uit het standaardwoordenboek, niet omdat één van de heren redacteurs het toevallig in de laatste maand niet onder ogen heeft gekregen. Een woordenboek heeft als enige verantwoordelijkheid het registreren, niet het beheren, van een taal. Dat recht komt uitsluitend de mensen die de taal gebruiken toe. Enkel indien we de toegang hebben tot de wortels en de levende taal zal er taalkunde in plaats van taalkennis kunnen verwezenlijkt worden. Schaf vooral de tienjaarlijkse herziening af, die heeft bij een zuivere en complete registratie van in gebruik zijnde woorden geen enkele functie meer en veroorzaakt enkel verwarring en eindeloos tijdverlies bij de leerlingen en leerkrachten die zich de moeite getroosten om onze taal meester te blijven. We zijn in de hele wereld het enige volk dat om de tien jaar zijn eigen taal opnieuw moet leren. Kan het dan nog verwondering wekken dat dit ten koste gaat van de taalbeheersing? De oplossing situeert zich niet rond verdere ontzieling en "vereenvoudiging", maar in consequent en duidelijk onderwijs dat nu net door die onbegrijpelijke zucht naar simplificatie onmogelijk wordt gemaakt.
|
Jozef De Graeve - 12/05/04
Op school had ik de spelling goed onder controle.
Maar je onderhoud bijna niets en vergeet al gauw heel veel.
Omdat ik zo goed scoorde heb ik nooit gedacht daar ooit nog problemen mee te hebben.
Ik heb een opleiding gevolgd toen ik werkloos was. Al heel snel kwam ik erachter dat mijn spelling een ramp was (is).
Het was toen ook zo'n 7 jaar geleden dat ik nog een pen heb vastgehouden en geen keyboard gebruikte.
Nu ben ik webdesigner en ik schaam me dood als ik ook maar 1 fout maak. Ik ben nochtans 1 van de betere webdesigners maar mijn spelling zuigd. Sinds kort heb ik een boek gekocht om mijn spelling terug op peil te krijgen en stond ervan versteld hoeveel ik vegeten ben. Een klemtoon, stam, onvoltooid en voltooid deelwoord klinkt plots allemaal als chinees.
|
Diederik Masure - 26/06/04
Denke men eraan dat de spelling van onze taal slechts een gegeven is voor het onderwijs en de administratie, en dat de mensen voor de rest alle vrijheid wordt gelaten!
Ik snap anders niet waarom mensen de analogie niet kunnen toepassen, waarop dit allemaal gebaseerd is. Ik maak af en toe ook wel eens een dt-fout maar normaliter zal ik bij het schrijven automatisch de juiste keuze neerpennen, omdat dit mij zo is aangeleerd.
Niet afschaffen vind ik. Misschien is het in sommige gevallen een oud overblijfsel, maar moeten we dan alles wat historisch is verketteren?
Ik ken bijna niemand die 'mischien' spelt, hoewel dit toch voor de hand ligt als ge fonetisch zoudt spellen.
|
Jan Janssens - 24/07/04
Ik blijf het ook moeilijk hebben met de vervoeging van de werkwoorden. Zo vraag ik me bijv. af, bij het lezen van de voorlaatste post, in de zin; "Ik ben nochtans 1 van de betere webdesigners maar mijn spelling zuigd.", waarom zuigd hier een d als uitgang heeft. Mij is dat niet duidelijk.
|
Cindy Coulier - 9/09/04
Ik begrijp niet wat er zo moeilijk is aan het toepassen van de spellingsregels. Het meeste wordt op logischer wijze toch geschreven. Ik ga wel akkoord met het feit dat we niet zo zwaar moeten tillen aan 1 enkel dt-fout, maar als je een tekst leest met tientallen spellingsfouten erger ik mij daar enorm aan. Ik begrijp ook waarom mensen bij een sollicitatiebrief afgekeurd worden door een dt-fout. Het is namelijk de bedoeling dat je een sollicitatiebrief grondig en nauwkeurig voorbereidt en dat je het niet enkel zelf herleest, maar dat je ook anderen de brief laat herlezen. Indien je je werk echt grondig doet, moeten toch alle fouten eruit kunnen gehaald worden.
|
DE CAT Ben - 23/09/04
Een taal heeft als doel om de gebruikers toe te laten zich uit te drukken. Dit middel moet zo eenvoudig moegelijk zijn, en toch in staat zijn om helder en duidelijk zich te kunnen uitten. Met alle complexe regels van vandaag is het duidelijk dat het Nederlands onnodig moeilijk is, hetgeen vele drempels opwerpt!
(Men denke aan Buitenlanders, scholen, sollicitaties, enz..) Als men bedenkt hoeveel op ander gebied dan taal-puriteins begaafde mensen, geen kansen hebben gekregen omwille van een DT fout, vind ik dit een regelrechte schande. Het is een heel selecte groep van zogenaamde Taaldeskundigen die dit nog steeds in stand wil houden om hun Ego te bevredigen, daarbij 99% van de gebruikers hun wil opleggend. Daarom pleit ik voor een sterke vereenvoudiging van alle regels van het Nederlands. Tijd om ook eens logica en ergonomie op een taal toe te passen, en iedereen gelijke kansen te geven. En neen, ik heb dit niet herlezen en gecontroleerd(t)
Mvg Ben
|
H. v. Boekhold - 3/10/04
De schrijfwijze: "Maria bidt voor ons" is de dt te verklaren met het Koninklijke meervoud (Pluralis majestatis)? Of is er een andere verklaring voor?
|
Johan Nijhof - 3/10/04
De verklaring is gewoon dat het een ernstige fout is. De kerk weet beslist ook niet alles, en de seminaristen zeker niet (behalve dan misschien in Sankt Pölten).
Het is immers ook: "Geef ons heden ons dagelijks brood". En die vraag is tot een veel hogere instantie gericht.
Eerlijkheidshalve: de foutieve versie vindt men op internet 2 keer, tegenover 58 keer de juiste. Voor "Geef ons heden ons dagelijks brood" geldt 17:3.
Wat De Cat betreft: zijn mededeling dat hij zijn schrijfsels niet herlees[d/t/dt] of controleer[d/t/dt] is toch alleen maar geruststellend?
|
Frans Vermeulen - 5/10/04
Naar mijn gevoel zijn de verzuchtingen van de Ben DE CAT-23/09/04 gewoon gerechtvaardigd, vooral wat betreft zijn zinssnede: "Met alle complexe regels van vandaag is het duidelijk dat het Nederlands onnodig moeilijk is, hetgeen vele drempels opwerpt!".
De DT-regels zijn het minste kwaad, men kan ze gemakkelijk leren omdat die nog enigszins logisch in elkaar steken, hoewel de regelgever blijk geeft van taalonkunde door de regel net niet ver genoeg door te trekken en onvoldoende te verklaren waarom het nu eens t, d, dt (of zelfs td)moet zijn; erger is het gesteld met de spelling van de niet-taaleigen woorden, waarbij men telkens verplicht is een woordenboek te raadplegen om uit de onzekerheid te geraken en, zelfs dan nog, die woordenboeken onderling niet éénduidig zijn! Nog belachelijk zijn de vele uitzonderingen op de regels, trouwens een bewijs van het mank lopen van de betrokken regel of het uitblijven van een zinnige betekenisvolle verantwoording! Voor de invoering van de tussen-n is er zelfs geen naam meer, het vloekt met ieder taalgevoel en -evenwicht!
Vereenvoudigen of versimpelen is echter geen oplossing, liever de regels doortrekken en doen samenvallen met de natuurwetten van de innerlijke betekenis der woorden om zo het doel -"... zo eenvoudig mogelijk zijn, en toch in staat zijn om helder en duidelijk zich te kunnen uitten!"- waar te kunnen maken. De taal-onkundige vereenvoudigingen zijn juist oorzaak geweest van aanstootgevende ongerijmdheden, dat en de laksheid waarmee door waangeleerden vreemde woorden worden gebruikt waar eigen woorden zoveel helderder het te uiten begrip kunnen weergeven, maar wellicht nodig om eigen wazigheid of leegte te maskeren!
|
Johan Nijhof - 5/10/04
Het naar de mond praten van De Cat met diens waanwijze kritiek, om daarna voor de zoveelste maal zijn eigen frustraties den volke te verkondigen, zoals we hier van Vermeulen zien, vind ik eigenlijk zeer kwalijk.
Immers, wie in een hemeltergend proza in gebroken Nederlands met grove spelfouten (zoals "uitten") verkondigt dat de regels die hijzelf met voeten treedt allemaal sterk vereenvoudigd zouden moeten worden, verdient niet om ernstig te worden genomen. Wie zo met taal omgaat, zal nooit “gelijke kansen” hebben.
De grootste fout die de taalpedagogen ooit hebben gemaakt, is immers de onwaarachtige erkenning dat de spelling van onze werkwoordsvormen moeilijk zou zijn. Daarmee zijn hele generaties op het verkeerde been gezet Dat gaat zover, dat de cursus spelling van d/t die thans kosteloos van internet te downloaden is: www.ppintaal.nl/e_cursus_Werkwoordspelling, liefst 38 pagina’s telt, alsof we het over de Duitse kommaregels hadden.
Terwijl toch iedereen – van welke graad van zwakzinnigheid dan ook – zal moeten inzien dat de eis van het plaatsen van een T als werkwoordsuitgang achter de derde persoon van de tegenwoordige tijd, de enige mogelijkheid, zonder een enkel lokkend alternatief dan de D, die evenwel als zodanig nooit of te nimmer voorkomt, niet echt teveel gevraagd is, gooit Vermeulen zelfs nog olie op het vuur, door in strijd met de waarheid te doen alsof ook TD nog voor zou kunnen komen.
Die combinatie treedt echter uitsluitend op binnen samenstellingen als: "zetduivel, rotdag, afsluitdijk, uitdagen". Niemand die bij zinnen is, zal toch willen pleiten voor een weinig transparante spelling als: zedduivel, roddag, afsluiddeik of uiddagen?
Ik daag de heer Vermeulen dan ook uit om de bedoeling van zijn verwarrende opmerking toe te lichten.
Het feit dat er zeker kritiek op de spellingregels mogelijk is, zeker op de ellende van de tussen-n, staat nu juist geheel los van de problematiek van het falende spelonderwijs inzake de werkwoordsvormen. Ook al is de heer Vermeulen ook - spijts zijn antenne voor wat hij noemt: "de innerlijke betekenis der woorden" - zelf niet geheel spelvast (getuige zijn “zinssnede”), dit zal hij toch moeten inzien.
|
Frans Vermeulen - 7/10/04
De door Nijhof 5/10/04 aangewreven spelfouten moet hij wel leren lezen binnen de getrouwe aanhalingen van bij DE CAT Ben - 23/09/04 en die ik niet wenste te veranderen vermits zijn boodschap, hoe dan ook, niet mis te verstaan blijft. Trouwens, wie ben ik om te oordelen over de taalvaardigheid van een ander?
In mijn hiernavolgende zin: "De DT-regels zijn het minste kwaad, men kan ze gemakkelijk leren omdat die nog enigszins logisch in elkaar steken, hoewel de regelgever blijk geeft van taalonkunde door de regel net niet ver genoeg door te trekken en onvoldoende te verklaren waarom het nu eens t, d, dt (of zelfs td) moet zijn; erger is het gesteld met de spelling van de niet-taaleigen woorden, waarbij men telkens verplicht is een woordenboek te raadplegen om uit de onzekerheid te geraken en, zelfs dan nog, die woordenboeken onderling niet éénduidig zijn!" valt Nijhof juist over de zinsnede "(of zelfs td)" en zwijgt in alle talen over de onnodige vreemde woorden die het zwaarste probleem uitmaken voor de spelling. Maar goed, om ons tot de dt-regel te beperken, moet men zich toch noodgedwongen steunen op de onderliggende natuurwetten die te maken hebben met de innerlijke betekenis van de woorden en hun onderdelen. Die onderliggende natuurwetten zijn niet zomaar weer te geven in het bestek van deze bijdragen, bovendien wordt alles wat nieuw is en niet reeds voorgekauwd en berecht is bevonden, door Nijhof bestempeld als zijnde -om zijn minst- belachelijk. Wie echter durft door-te-denken zal een td niet meer belachelijk vinden dan een dt, vermits het hier altijd gaat om een samengaan van de eindletter van een stam (of lettergreep) en de vervoegingsuitgang -t of -d en niet om het samengaan van woorden in andere samenstellingen. Ik begrijp dan ook niet waarom hier niet-werkwoorden als roddag, zedduivel of afsluiddijk op een belachelijke manier worden bijgesleurd (wellicht bij gebrek aan zinnige redens?).
|
Johan Nijhof - 8/10/04
De uitval in mijn tweede alinea was gericht op De Cat, uiteraard niet op het correct citeren. Als men o.a. de infinitief uiten als “uitten” schrijft, en in één adem daarmee klaagt dat de regels onnodig moeilijk zijn en ALLE STERK vereenvoudigd dienen te worden, heeft men een standje verdiend. Ja, ik erger mij blauw aan lieden die denken dat een taalkundige iemand is die het mystieke verschil tussen gebeurd en gebeurt weet te doorgronden: er komt echt meer bij kijken.
De spelfout die ik Vermeulen aanwreef (zinssnede i.p.v. zinsnede), en waarvoor hij wel degelijk helemaal zelf verantwoordelijk is, was een mogelijkheid om aan te tonen dat die “innerlijke betekenis der woorden” toch iets verder te zoeken is dan hij blijkbaar denkt.
De wazige term van De Cat “taal-puriteins begaafden” lijkt mij zeer zeker mis te verstaan. Misschien kan hij zelfs alleen maar misverstaan worden.
Als wij leenwoorden gebruiken, ontkomen we niet aan de spelregels van andere talen, en zullen we dus een woordenboek nooit kunnen ontberen. Vermeulen kan ze wel tegen willen houden, maar dat is hopeloos. Een taalkundige is geen Hans Brinkers, meer zijn tegenhanger Manneken Pis. Taal is niet het bonsaiboompje dat Vermeulen er van zou willen maken. (Hier corrigeerde mijn spellingchecker mij. Ik dacht toch echt dat het bonzai was. “Gelijke kansen” op het gebied van leenwoorden betekenen dus voor iedereen een geactiveerde spellingchecker.)
Het verschil tussen taal en spelling in het oog blijven houden mijnheer Vermeulen: Spelling is een kwestie van afspraken en heeft slechts indirect met taal te maken. Natuurwetten worden meestal gedefinieerd als onveranderlijk en zonder uitzondering geldend. Ze kunnen dus niet worden aangeroepen inzake taal. Talen zijn voortdurend in verandering, theoretisch zelfs in die mate, dat elke taaluiting verandering van het taalsysteem van een gemeenschap teweegbrengt, al is het maar op het vlak van de frequenties, en daarbij zijn uitzonderingen eerder de regel.
De volgorde TD komt zoals gesteld helemaal niet voor bij werkwoordsuitgangen, en met deze zinloze toevoeging heeft Vermeulen dan ook waarschijnlijk weer enige eenmalige bezoekers van deze webstek tot nog meer wanhoop gedreven. De vermelde gevallen waarin de volgorde wel voorkomt en die ik noemde, zijn er dus niet met de haren bijgesleept, maar alles wat er op dat vlak te vinden was. (Overigens zou een vereenvoudiging bij de werkwoorden, bijvoorbeeld "hij wend" i.p.v. "hij wendt", dus een regel DT-> D, nergens toe leiden. Het verschil met "hij went", van wennen is dan immers nog steeds een bron voor spelfouten.)
Mijns inziens best een zinnige reden. Als Vermeulen het zinniger vindt om te discussiëren over zijn niet bestaande spelvorm om daar kritiek op te kunnen leveren, moet hij het beslist niet laten, maar zonder mij.
|
Frans Vermeulen - 14/10/04
De talrijke klachten over de spellingsongerijmdheden en het bijhorend ongemak van telkens het woordenboek te moeten naslaan, liggen: 1) bij de leenwoorden die dan nog voor het overgrootste deel overbodig zijn en de eigen betere woorden ten nadele vervangen en de taal daardoor ontwrichten; 2) de onlogische regels die -mits wat meer inzicht van de leidinggevende taalkundigen- kunnen omgezet worden in logische regels!
1) Wil men de taal gemakkelijker en doeltreffender maken dan moeten in de eerste plaats die leenwoorden terug uit de taal en met leenwoorden wordt dan bedoeld: de woorden die niet als Nederlands aanvoelen (terwijl juist dit taalgevoelig aanvoelen wetenschappelijk kan gestaafd worden door de innerlijke betekenisontleding).
2) Wil men de regels voor de van leenwoorden gezuiverde taal gemakkelijker en doeltreffender maken, dan moet men die regels herdenken en laten samenvallen met de natuurwetten die uiteraard vrij zijn van uitzonderingen. Het is volkomen verkeerd te stellen dat natuurwetten niet dienstig zijn in de taal, zoals Nijhof (8-10-04) dit gemakshalve beweert, want zuivere taal is hogere wiskunde en dus minstens even logisch als de wiskunde zelf!
Nijhof wil blijkbaar niets weten van enige vanzelfsprekende verbetering, maar huldigt de stelregel van maar duchtig vreemde talen te leren om de eigen taal verder te kunnen beheersen, en maar duchtig vreemde woorden op te nemen en dus vele woordenboeken en vele achtereenvolgende spellingsschikkers te verslijten ... Dat talen voortdurend in verandering zijn is daarom nog niet in verbetering zijn! Eens de taal haar logisch evenwicht gevonden heeft op alle vlakken, hoeft de taal niet meer te veranderen maar te verfijnen!
Verder, wat is er mis met zinssnede? Volgens de laatste spellingsschikker van Apple zijn de twee vormen goed. En wat met de vergelijking: zinsteeken, zinsdeel, zinsverband, zinsontleding, zinssnede? Is het omdat er blijkbaar geen twee s-en elkaar mogen opvolgen (een voorbeeld van onlogische versimpeling)?
Wat de vorm TD betreft, zou die logischerwijze ook moeten voorkomen in de werkwoordsuitgangen, want DT komt van DET (gij houdt
|
Maurice Vandebroek - 15/10/04
Met alle respect voor Johan Nijhof, maar hij kent zijn (Amerikaanse) klassiekers niet, als hij Hans Brinkers als beeld gebruikt voor een taalkundige die als een rots in de brandig (of met een vingertje in een gat in de dijk) standhoudt tegen vreemde taalinvloeden.
Het boek van Mary Mapes Dodge 'Hans Brinker, or the Silver Skates' gaat wel over de gelijknamige Hans die dolgraag een belangrijke schaatswedstrijd wil winnen om zijn familie uit de financiële nood te helpen, maar hij komt in het boek niet met zijn vinger in de buurt van een dijk.
Het verhaal van het jongetje dat door waakzaamheid en volharding het dorp redt van een overstroming komt wel voor in het boek, als voorleesoefening op school, maar de naam van dat jongetje wordt nergens vermeld.
Vreemd dat dit misverstand zo hardnekkig standhoudt. Niet alleen in Nederland, ook in Amerika, trouwens.
|
Johan Nijhof - 16/10/04
Natuurlijk, had ik moeten weten. Maar in werkelijkheid ligt de zaak ingewikkelder. Ik ken mijn Amerikaanse klassiekers natuurlijk wel, ook Mary Mapes Dodge, ik meen sinds de 80er jaren, maar in mijn jeugd was er o.a. de bewerking van het verhaal door Margreet Bruijn (1954). Daardoor ben ik blijkbaar in dezen gevormd.
In de loop van de tijd is Hans Brinker(s) sinds 1865 verhuisd van Haarlem naar Spaarndam, zelf de held van het verhaal geworden en heeft ook een standbeeld onder eigen naam aldaar verkregen.
Archetypische figuren houd je niet klein.
Heel verbaasd was ik ook, toen ik bij de verhalenverzameling van het Meertens Instituut de tekst aantrof: “Wat is het verschil tussen Hansje Brinker en Manneke Pis? Manneke Pis laat het lopen en Hansje Brinker houdt het tegen” (DV TEX421). Ik had de vergelijking toch echt zelf verzonnen (nog maar enige jaren terug), en voor je het weet staat je geesteskind dan tussen de volksverhalen.
|
Johan Nijhof - 16/10/04
Blijkbaar is mijn spellingchecker, die van Word 2003, toch een stuk beter dan die van de Apple-secte, want niet alleen “zinssnede” wordt (conform het Groene Boekje en Van Dale) afgekeurd, maar ook het uiterst onlogische “overgrootste”. Aangezien het woord “overgrote” niet anders dan verreweg het grootste of “buitengewoon of al te groot”(V.D.) kan betekenen, is een overtreffende trap daarvan uitgesloten, en wel volgens de regels van dezelfde logica, die Vermeulen, kennelijk ten onrechte, voor zichzelf wil opeisen. Zoals Vermeulen hopelijk zal inzien wordt mijn “taalgevoelig aanvoelen” hier “wetenschappelijk […] gestaafd door de innerlijke betekenisontleding”.
1) Spellingregels worden, anders dan Vermeulen schijnt te denken, niet bedisseld door taalkundigen, maar door politici. Dat is momenteel in Duitsland aan de orde, en het was, zoals mijn eigen leermeester Prof. M.C. van den Toorn mij persoonlijk bekende, ook voor het Nederlands het geval. Het comité van Ministers heeft, zoals Renkema het voorzichtig uitdrukt “een deel van de” voorstellen van de spellingcommissies overgenomen. De facto was o.a. de toenmalige Nederlandse staatssecretaris, Aad Nuis, stronteigenwijs. Noodlottig was anderzijds de conservatieve tegenwind, die zogeheten letterkundigen maakten. Opgewonden Vlamingen die spraken over “sluipmoord op de spelling” en vooral ook de door enige literaire successen zwaar over het paard getilde Harry Mulisch, die zich zelfs een vergelijking met Homerus in dank liet aanleunen met “bijna te veel eer”, maar die wetenschappelijk gezien alleen kon bogen op het “met vrucht doorlopen hebben van het lager onderwijs”, hebben van meet af aan de discussie vervuild.
2) Spellingsvoorschriften zijn een maatschappelijke keuze, net als verkeersregels, waarbij men zonder al te veel problemen kan omschakelen van links op rechts verkeer, zoals Zweden in 1967 heeft laten zien. Het is op die grond absurd om te vergelijken met onveranderlijke natuurwetten. Even verkeerd is het om te denken dat zij de taal meer dan marginaal kunnen beïnvloeden.
Dat talen voortdurend zouden verbeteren heb ik in het geheel niet beweerd, slechts dat de opname van vreemde woorden (gezien het feit dat we in een bijna mondiale cultuur een en ander van elkaar overnemen) niet te bestrijden valt. Purisme heeft dan ook nooit en nergens blijvend effect gehad. Onder invloed van Pruisisch nationalisme zijn enige leenwoorden in het Duits geruime tijd door Germaanse equivalenten vervangen. Nu komt b.v. een woord als “Fernruf” nauwelijks meer voor (verhouding tot Telefon: 8.560 : 9.680.000).
Op Vermeulens spookspelling TD ga ik, zoals vooraf beloofd, niet meer in.
|
Frans Vermeulen - 17/10/04
Mijn niet zo lange bijdrage van 14/10/04 is ongewild afgebroken; hier volgt dan ook de rest van mijn betoog:
"Wat de vorm TD betreft, zou die logischerwijze ook kunnen voorkomen in de werkwoordsuitgangen, want DT komt van DET (gij houdt
Nijhof vergaloppeert zich als hij stelt dat "overgrote" geen overtreffende trap kan hebben; overgroot betekent opmerkelijk groot maar daarom nog niet het grootste, terwijl "overgrootste" de twee in zich verenigt, opmerkelijk én het grootste! Het is verkeerd om fijne schakeringen met de grove borstel van het veel te kleine Groene Boekje te willen buitenvegen, terwijl dit boekje zelf al bulkt van onverantwoorde vreemde woorden en belachelijke vondsten.
|
Frans Vermeulen - 18/10/04
Mijn niet zo lange bijdrage van 14/10/04 is ongewild afgebroken; hier volgt dan ook de rest van mijn betoog:
"Wat de vorm TD betreft, zou die logischerwijze ook kunnen voorkomen in de werkwoordsuitgangen, want DT komt van DET (gij houdt
Nijhof vergaloppeert zich als hij stelt dat "overgrote" geen overtreffende trap kan hebben; overgroot betekent opmerkelijk groot maar daarom nog niet het grootste, terwijl "overgrootste" de twee in zich verenigt, opmerkelijk én het grootste! Het is verkeerd om fijne schakeringen met de grove borstel van het veel te kleine Groene Boekje te willen buitenvegen, terwijl dit boekje zelf al bulkt van onverantwoorde vreemde woorden en belachelijke vondsten.
|
Frans Vermeulen - 18/10/04
Tot tweemaal toe lukte het mij niet volgend nog ontbrekend stuk te plaatsen na "want DT komt van DET (gij houdt ":
< gij houdet, gij hieldet) en TD komt van TED (ik heb gespit <( ik heb gespitd) < ik heb gespitted) (in de oude VT: ik spitte < ik spittede, gij spittedet). T is uitgang van de beklemtoonde tweede persoon in de TT en de VT; D zou evengoed en logischer ook uitgang kunnen zijn van het verleden deelwoord, ongeacht de laatste letter van de stam! Als alle regels aldus gebaseerd zouden blijven op de historische ontwikkeling van het Nederlands en zonder aanbreng van de verwarrende versimpelingen, dan zou er ook niemand tegen opzien om die logische regels aan te leren, want dan zouden er ook geen verwarrende uitzonderingen meer bestaan! De spelling kan veel eenvoudiger en veel juister!!! Alle regels moeten daarom alleen maar omgezet worden tot vanzelfsprekende regels!"
|
Johan Nijhof - 19/10/04
Het vluchtgedrag (de vlucht naar voren) via het hardnekkig blijven ontkennen van Vermeulen stelt ons voor een technisch probleempje: hoe bewijs je dat overgroot geen overtreffende trap kan hebben?
Eerst even de feiten op een rijtje:
Op internet vinden we 66.700 treffers voor overgrote. Overgroot komt ook voor: 2.140 x, maar op het eerste gezicht zijn overgrootouders daar in de meerderheid. De rest is vooral gebruik in koppen. Bijna alle treffers voor overgrote zijn “het overgrote deel” of “de overgrote meerderheid’’, resp. een overgrote meerderheid. Er zijn tevens 62 treffers met “het overgrootste deel”, zoals we zullen trachten te bewijzen afkomstig van het minieme gedeelte van de taalgebruikers met een onderontwikkeld taalgevoel. Het is in elk geval, laten we optimist blijven, minder dan 1 promille.
Een geval is de uitzondering op 66.700 die de regel bevestigt: een familie heeft een overgroot verlies geleden. Inderdaad zou men theoretisch een superlatief kunnen gebruiken, als er twee families zijn met een overgroot verlies, en men zou de graad daarvan per se willen vergelijken. Men zal misschien met mij willen instemmen dat dit niet voor de hand ligt.
In de ANS (voor Vermeulen even verduidelijkend: dat is de Algemene Nederlandse Spraakkunst, 1984, onder redactie van o.a. mijn goede vriend J. de Rooij en mijn leermeester Van den Toorn) worden op pag. 348 de samenstellingen met over besproken. De ANS onderscheidt daarbij twee betekenisgroepen en een mengvorm. Bij de eerste, “heel, erg, hoogst” deelt ze overgroot in. Bij de andere groep heeft over de betekenis “al te, overmatig”.
Naar mijn schatting zijn er zeker 50 bijvoeglijke naamwoorden te bedenken die voorkomen met dit voorvoegsel over-.
Niemand beschrijft de betekenis diepgaand, De Vooys, de oude normatieve grammatica doet het niet, en ook Overdiep maakt hier geen melding van vanuit een stilistisch oogpunt.
In mijn persoonlijke interpretatie geldt voor overgroot, dat daarmee bij een tweedeling een overduidelijk grootste deel wordt aangeduid. Een bewijsplaats van internet: “Het overgrote deel van deze gemeenten (95 procent)”. Dat wil zeggen dat er een duidelijk kenbaar percentage is van veel meer dan 50% en dus een ander percentage van veel minder dan 50%.
Niettemin gebruikt Vermeulen dus “de leenwoorden die dan nog voor het overgrootste deel overbodig zijn”, terwijl we er van moeten uitgaan dat het, zeker in zijn ogen, inderdaad om een zeer grote meerderheid handelt.
Even een stukje logica dan maar: er zijn in de ogen van Vermeulen twee categorieën denkbaar: voor het overgrootste deel overbodig, voor een ander deel (minder “overgroot” dus?) niet overbodig. Maar aan “het” is zichtbaar dat er geen sprake kan zijn van meerdere overgrote delen: het lidwoord is bepaald.
Een overgrote meerderheid is normaal, een overgrote minderheid is uitgesloten.
We kunnen vaststellen, dat zijn stelling geslaagd zou zijn uitgedrukt met “voor het overgrote deel overbodig”. Waarom dan die onmogelijke superlatief? Wat zou die moeten toevoegen?
Vermeulen: “overgroot betekent opmerkelijk groot maar daarom nog niet het grootste, terwijl "overgrootste" de twee in zich verenigt.” Dat klinkt weliswaar als een boerenslimme redenering, maar er zijn toch 66.700 treffers voor overgrote, die in al die gevallen wel degelijk duiden op het grootste deel respectievelijk de meerderheid, terwijl er geen enkel ander gebruik voorkomt. Vermeulen wil ook wel degelijk het grootste deel zeggen, terwijl andere taalgebruikers dat kunnen uitdrukken met overgrote, zonder de behoefte te gevoelen aan een superlatief. Wat zou men daaruit dan logischerwijze moeten concluderen?
Maar even afgezien van dat logische aspect: voor alle samenstellingen met over, ook die van de tweede categorie welke de ANS onderscheidt, kunnen we vaststellen dat voor het taalgevoel, nu ja, het ontwikkelde taalgevoel, ook een comparatief of superlatief van b.v. overtollig, overhaastig of overzedig heel vreemd in de oren klinkt.
“Al te” is kennelijk genoeg, en leent zich daarnaast niet meer voor superlativering, nog afgezien van de vraag hoe ver een denkbare gebruikssituatie van de werkelijkheid afstaat.
Dat er 62 taalgebruikers zijn, en met Vermeulen erbij dus 63, die daar geen been in hebben gezien, is niet echt verontrustend. Taal wordt nu eenmaal ook gebruikt door zeer taalongevoeligen, en wel een aanzienlijk hoger percentage dan het vastgestelde promille, die echter niet altijd in staat zijn de fijne nuances aan te voelen. Geen probleem, zolang ze ons maar niet overschreeuwen.
|
Maaike Devos - 21/10/04
Toen ik het secundair onderwijs zat en ik moest een opstel of een tekst schrijven, dan werden er 2 punten afgetrokken per dt-fout. Maar als de inhoud berekend werd, en de dt-fouten erbij verrekend werden, dan hadden sommige medeleerlingen niets meer over van hun punten.
Voor mij hoeft die regel niet afgeschaft worden; maar er moet wel meer aandacht aan gegeven worden, zeker in het onderwijs.
|
Frans Vermeulen - 25/10/04
De ellenlange bijdrage van Nijhof-19/10/04, over niets anders dan over het woordje "overgrootste", uit mijn zin: "1) bij de leenwoorden die dan nog voor het overgrootste deel overbodig zijn ...", en dat allemaal om te bewijzen dat "overgrote" geen overtreffende trap kan hebben, is een maat voor niets! Intussen wordt er niet eens gerept over de kern van het vraagstuk: het logische van de dt-regel (en mogelijk ook een even logische td-regel in het licht van zijn historische ontwikkeling), noch over het rampzalige van de leenwoorden voor de spelling.
|
Benj - 4/11/04
Als in van oorsprong Nederlandse woorden de stemhebbende klanken v en z niet aan het woordeinde kunnen verschijnen, waarom dan deze regel ook niet van toepassing verklaren op de d? Het is toch merkwaardig deze letter als buitenbeentje te behandelen?
Voorbeelden:
de duiven - de duif
de huizen - het huis
de daden - de daat
leven - ik leef - hij leeft - ik leefde - ik heb geleeft
razen - ik raas - hij raast - ik raasde - ik heb geraast
laden - ik laat - hij laat - ik laatde - ik heb geladen
haten - ik haat - hij haat - ik haatte - ik heb gehaat
dansen - ik dans - hij danst - ik danste - ik heb gedanst
De spelling wint zowel aan logica als aan eenvoud. Twee vliegen in één klap.
Het kan overigens nog logischer. Als de nieuwe regel mag luiden 'schrijf alleen een stemhebbende klank, als je een stemhebbende klank hoort', dan zou de vervoeging als volgt kunnen luiden:
leven - ik leef - hij leeft - ik leevde - ik heb geleeft
razen - ik raas - hij raast - ik raazde - ik heb geraast
laden - ik laat - hij laat - ik laadde - ik heb geladen
haten - ik haat - hij haat - ik haatte - ik heb gehaat
dansen - ik dans - hij danst - ik danste - ik heb gedanst
IJzeren logica, puur gemak. Maar ja... veel te revolutionair voor de behoudzuchtige Nederlanders en Vlamingen.
|
Van den Bossche Peter - 31/01/05
Een element dat aan deze discussie schijnt voorbij te gaan is het feit dat de fameuze "dt" fouten eigenlijk hoegenaamd geen spelfouten, maar wel grammaticale fouten zijn!
Zij zijn immers het gevolg van het niet opvolgen van de spraakkundige regels rond het vervoegen van werkwoorden. Deze regels zijn logisch gestructureerd en eenvoudig, hetgeen het overtreden ervan des te minder aanvaardbaar maakt.
Spellingsregels daarentegen zijn in vele gevallen gebaseerd op arbitraire conventies. Het overtreden van spellingsregels kan berusten op een kleine nalatigheid of zelfs op een bewuste keuze (zoals bijvoorbeeld in het geval van de zogenaamde progressieve spelling).
Het negeren van spraakkundige regels daarentegen gaat in tegen de essentie van de taal en toont aan dat men feitelijk de structuur niet begrijpt van wat men schrijft. De dt-fout getuigt van slordigheid en stompzinnigheid en brengt de geloofwaardigheid van de schrijver, alsmede van de inhoud van het geschrevene, ernstig in het gedrang.
Het is dan ook zeer gerechtvaardigd zij in het onderwijs streng wordt bestraft, en het is een intrieste evolutie dat zij op vele plaatsen meer en meer wordt getolereerd.
|
Wim Devarrewaere - 19/04/05
Niet te geloven wat hier allemaal te lezen valt...
In het basisonderwijs worden heel wat bezorgde leerkrachten dagelijks geconfronteerd met 'schrijffouten' (en excuseer me als het dan toevallig geen spelfouten maar grammaticale fouten zijn !). GELUKKIG, en ik benadruk nogmaals, GELUKKIG staan heel wat van de bovenstaande personen wellicht niet in het onderwijs. Het zal maar jouw kind zijn dat nu net wat problemen heeft met het schrijven. Het zal maar jouw kind zijn dat struikelt over een dt-fout en daarmee het bewijs levert van een slordige, stompzinnige houding en daardoor alle geloofwaardigheid ogenblikkelijk verliest (zoals bovenstaande schrijft). Met het creatieve van het stukje poëzie, het juweel van een verhaal, het verliefde van de brief, het grappige van het tekstje, daar houden we best niet te veel rekening mee, dat brengt te weinig geld in het laatje !
Beste bovenstaande Peter,
Als we dan toch niet streng genoeg kunnen zijn in het onderwijs, lees dan misschien eens jouw laatste zin opnieuw... Dat helpt je misschien beter begrijpen hoe SNEL jij (en veel van die trefzekere taalpuristen) schrijvers bestempelt als 'slordig en stompzinnig'. Geen leuk gevoel, hé !
En... daar gaat je geloofwaardigheid !
Taal is een communicatiemiddel. Daarbij lijkt me het aspect 'communicatie' nog steeds het belangrijkste ! Ik vind het belangrijk dat er inderdaad weinig (liefst geen) fouten staan in mijn schrijfsels. Maar VEEL belangrijker vind ik dat mijn schrijfsels juist begrepen worden. En taalfouten verhinderen dat niet, wel de onwil van bepaalde lezers !
Tolerante taalgroeten !
|
Van den Bossche Peter - 7/05/05
Beste Wim,
Inderdaad, in mijn laatste zinnetje ontbrak het woordje "dat"; een spijtige vergetelheid in het vuur van mijn betoog. Deemoedig sla ik me op de borst...
Wat echter niets afdoet van de kerngedachte rond de verwerpelijkheid van de dt-fout.
En ik sta wel degelijk in het onderwijs, in het hoger onderwijs namelijk, waar het triest is om het gebrek aan taalkennis en taalbeheersing bij vele studenten vast te stellen. De dt-fouten zijn hiervan slechts het meest opvallende element. De dt-regel (eigenlijk de t-regel) is eenvoudig en logisch, en het is dan ook moeilijk te begrijpen dat zij voor zoveel problemen zorgen.
In verslagen van studenten (ik doceer elektrotechniek en aanverwante vakken) zal ik dan ook consequent de dt-fouten blijven sanctioneren,
De studenten mogen dan wel mopperen hierover ("dit is toch geen cursus Nederlands!"), maar zij moeten inzien dat ook voor ingenieurs een correcte taalbeheersing essentieel is: beseffen zij dan bijvoorbeeld niet dat een sollicitatiebrief "gesierd" door enkele dt-fouten al snel verticaal zal worden geklasseerd?
|
mok - 14/06/05
ik vindt dat die baggerregel inderdaad afgeschaft moet worden
|
Toon van Linden - 25/11/05
Inderdaad, de dt-regel is totaal achterhaald. Meer zelfs het strikte (vervelende) spellen is totaal achterhaald. Waarom niet schrijven wat men hoort. "Ik hep" klinkt het. "Niw" klinkt het. "Twede" klinkt het en dan kan ik nog een heel 'tytje' doorgaan.
Voor mensen die hier echt iets meer over willen weten probeer eens 'Google': Goed gespelt'. Echt de moeite waard.
mvg Toon.
|
Arie Plank - 11/01/06
Tot mijn 14e (?) had ik grote moeite met dee's en tee's - totdat er een onderwijzer was die me aanraadde om het betreffende woord door lopen of werken te vervangen. Opgelost, ik weet in 99,9 % van de gevallen ZEKER hoe het moet. Zelfs bij "discutabele" zaken als "Meld u aan nu aan!" en "Meldt u zich aan?"
In sommige streken (de Betuwe bijvoorbeeld, waar ik woon) is het iets complexer - want daar slikken ze de tee heel vaak in: "Hij loop heel hard" en "ik denk dat hij het wel leuk ga vinden". Tja, dan houdt alles op...
Maar in de rest van Nederland: vervangen door lopen en werken dus. Kijken of je een tee hoort, kijken wat het werkwoord is en hoppa, je bent er uit! Dus: "Dat gebeur? vrijwel dagelijks" wordt "dat loopT vrijwel dagelijks". En het werkwoord is gebeuren, dus alleen een tee er achter: "Dat gebeurt vrijwel dagelijks".
En "Hoe is dat hou gebeur?" wordt dus "hoe is dat nou gelopen?" waarna je vanwege GE-lopen ziet dat het de verleden tijd is. Het is gebeurDE met een dee, dus de juiste schrijfwijze wordt "hoe is dat nou gebeurd?"
Simpel en doeltreffen toch? De d/t regel is helemaal niet achterhaald, vaak zie je aan de (juiste) schrijfwijze wat er bedoeld wordt. En daarnaast leidt het mij af, die foute dee's en tee's, ik zie de inhoud van de tekst dan niet meer - kan ik nix aan doen, daar wordt ik voor behandeld...
|
Michel Sleegers - 8/04/06
Dank je wel Arie,
In ieder geval voor mijzelf vind ik jouw bijdrage één van de meest waardevolle en leerzame.
En sterkte met de 'behandeling'. ;-) Humor in deze discussie is al een bijdrage op zich...
|
Patrick Van Esch - 13/09/06
Ik ben Nederlandstalig van opvoeding, maar woon reeds vele jaren in Frankrijk, en spreek alle dagen Frans, zowel thuis als op het werk. Ik spreek nog maar zelden Nederlands. Mensen die beweren dat Nederlands een moeilijke syntax heeft zouden toch wel eens rond zich moeten kijken: Frans is veel "moeilijker". Het valt mij op (en ik beweeg me in een wereld waar men het intellectueel niveau van mijn partners niet in twijfel kan stellen: professoren, wetenschappers, ingenieurs....) dat ik, als "vreemdeling", vaak een veel correcter schrijfwijze heb van de taal van Moliere dan de autochtonen rondom mij. Het Franse equivalent van de dt fout moet waarschijnlijk de -é/er/ez uitgang zijn van werkwoorden, die de meesten nu systematisch door elkaar halen, terwijl ik heel zelden zulke fout maak - gewoon omdat het in mijn geest totaal verschillende grammaticale structuren zijn.
"vous avez jouer" / "Vous aller mangé avec nous ?" ...
Dat heeft op mij een bizarre uitwerking: het lijkt me aan te geven dat persoon de grammaticale structuur van zijn zin niet heeft begrepen (en bijgevolg maar amper zelf begrijpt wat hij wil zeggen). dt fouten geven dezelfde indruk.
Ik, als niet-moedertaal gebruiker, construeer mijn zinnen in het Frans via een relatief strikte grammaticale aanpak (ik zoek nog steeds het onderwerp, LV, MV, werkwoordgroep etc... als ik Frans moet schrijven - dat gaat vrij snel). Een moedertaal gebruiker denkt er waarschijnlijk niet zo bij na, en doet de dingen dus meer intuitief, zodat men hem geen logische fouten kan verwijten, gezien hij er niet logisch over heeft nagedacht (en gewoon heeft neergepend wat zijn ingewanden hem hebben ingefluisterd). dt fouten zijn waarschijnlijk ook "schrijffouten van de buik"...
|
Guido Jansen - 23/02/07
Guido Jansen,
57 jaar.
Ondernemer van beroep.
Eigenaar van een vrijgrote onderneming.
Ik heb een stoornis in de taalcentra van de dominante hersenhelft waar de verwerking van taal plaatsvindt (o.a. centra van Broca en Wernicke).
Vorm van afasie waarbij woorden niet of niet goed kunnen worden gelezen, geschreven.
Het is ook bekend onder de naam Dyslexie.
Dyslexie is onafhankelijk van intelligentie, motivatie en kansen.
Dyslexie komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes.
Ik had veel moeite met lezen en schrijven, dat lezen gaat nu wel goed.
Ik volg deze discussie en het heeft uiteraard mijn interesse, want ik ben nog steeds bezig met het verbeteren van mijn taal gebruik.
Maar wat een hoop zielenpoten zijn er in de wereld als je dit allemaal leest.
Er is zelf een persoon die gaat terug in de zin om te kijken of hij het goed gelezen heeft.
En als hij er niet uit komt of het d of t is weet hij niet wat er staat.
Nu dan zal hij dit zeker niet begrijpen, met mijn fouten.
Maar die persoon nodig ik uit voor een etentje.
Dit vind ik de hoofdprijs
Nu zijn er ook nog een aantal hoogopgeleide personen of is het hoger opgeleiden personen.
Het zal alle bij wel niet goed zijn of alle bij wel.
Het gaat in ieder geval om iemand die langer in de schoolbanken heeft gezeten dan ik.
Die maken taalfouten kijk maar na.
Maar dit had u wel begrepen.
Wat ik even wilde vertellen taal is een middel om te communiceren.
Dat doen we ook met een telefoon en met de computer.
En als ik nu met iemand aan het praten ben dan kijk ik die persoon recht in de ogen.
En dat gaat niet met taal dus we moeten het proberen om het zo goed mogelijk te doen.
Maar je moet het niet overdrijven zowel met lezen als met schrijven.
|
Ron Hoogzaad - 4/04/07
Ron Hoogzaad
47 jaar
administratief medewerker.
Volgens de algemene gramatica wordt er teveel brieven, e-mailen en voicemailen met het woord (ik) geschreven.
Het woord om te woordje (ik) bij iedere zin te beginnen is niet goed. Probeer zelf eens een zin te maken waarin het woord (ik) niet in thuis hoort.
Het duidt op een eigen mening te hebben en alleen maar klagen, en niets over te hebben voor een ander.
Let er maar eens op hoeveel het woord voorkomt in een zin van een brief.
|
Peerke - 4/06/07
Het maken fouten tegen de werkwoordsuitgangen ("-dt" is al de foute leerwijze, want de 'd' behoort tot de stam en de 't' tot de uitgang) heeft ermee te maken, dat leerlingen niet de fouten opschrijven, die ze gemaakt hebben, de correcte variant van buiten leren, opdat ze de volgende keer de fout niet meer maken. Zou je de spelling vereenvoudigen, zoals dat genoemd wordt, dan worden er weer fouten gemaakt tegen die vereenvoudigde spelling.
Op zich is er wat voor te zeggen, om, zoals in het Zweeds, van 'fyldte' 'fylde' te maken of van 'sedt' (gezien) 'sett', maar dan wordt de dubbele 't' weer fout gedaan. Bovendien kennen we geen traditie van dubbele medeklinkers aan het einde. Alleen een 't' schrijven is wat erg simplistisch; bovendien wordt de tekst minder leesbaar. In geschreven Nederlands kun je eenmaal dingen uitdrukken middels de spelling, die je in gesproken Nederlands mist. "Kleedde" is duidelijker dan het gesproken "klede". De geschreven taal is bovendien de hoogste vorm van communicatie met taal en niet de gesproken, al is dit wel de oudste vorm.
Derhalve: geen verandering, omdat elk systeem zijn manco's kent, elk systeem mensen oplevert, die er moeite mee hebben en omdat de jeugd zo leert accuraat te zijn, wat hun in het werk van pas kan komen.
En een vereenvoudigde spelling (het afschaffen van niet meer uitgesproken medeklinkers vooral) maakt, dat mensen steeds slordiger gaan spreken en daardoor woorden steeds korter worden en steeds meer op elkaar gaan lijken. Consequent toch de "-n" aan het einde van een werkwoord blijven schrijven maakt, dat veel mensen netjes blijven spreken en met de slot-n netjes het woord afsluiten.
|
Johan Nijhof - 8/06/07
Wat Peerke schrijft is in principe juist, alleen wil ik nog opmerken dat de -e in plaats van -en, met name voor de meervouden, niet puur slijtage is. In de spelling en uitspraak zijn de vormen -e en -n samengevallen, met als resultaat een uitspraak -e in Holland, en -en in Vlaanderen en het oosten van Nederland. De vorm -e is echter bijvoorbeeld voor de sterke mannelijke en onzijdige zelfstandige naamwoorden wel degelijk de oude en echte meervoudsvorm geweest.
Bij de werkwoorden is er soms meer weggevallen dan de n.
|
Herman Callens - 15/06/07
In principe juist? Het lijkt mij meer het omgekeerde.
Het begint al met dat gewraakte "-dt". Het is niet omdat we spreken van dt-regel en dt-fout dat het enkel zou gaan over een stam op -d en een uitgang -t (bv. 'word'/'wordt'). Het gaat over al die gevallen waar je al dan niet een -d of een -t schrijft of toevoegt: dus stam op -t of -d of een (andere mede)klinker en uitgang zero of -t(e) of -d(e). Ook als de stam op -d eindigt, mag/moet je dat in de regels expliciteren: je moet de /t/ die je hoort immers schrijven als "d". Kortom, de benaming dt-regel is prima.
Vervolgens krijgen we de bekende misvattingen over dt-fouten geserveerd. Ik mag allereerst hopen dat "fouten opschrijven" niet letterlijk is bedoeld. Er zijn helaas nog mensen die echt denken dat het opnieuw schrijven van fouten, met de verbetering ernaast, 'nuttig' en 'leerzaam' is, maar het enige wat deze methode oplevert, is dat je (ook) de fouten gaat 'inslijpen'. Dat zou geen probleem zijn als ons geheugen altijd feilloos zou werken, maar dat doet het niet. Gevolg: op termijn zit je met juiste én foute vormen in het hoofd en dat leidt tot verwarring/onzekerheid omtrent de regel (omdat die 'kennelijk' af en toe strijdig is met wat men denkt te 'kennen', ergo: "Hoe zit het nou?" en "Ik snap het toch niet.")
Maar ook als hij met "fouten opschrijven" enkel bedoelt dat men, n.a.v. fouten, de juiste vormen opschrijft en vervolgens memoriseert, maakt Peerke zich illusies. Die methode kan nuttig zijn bij zogenaamde 'inprentwoorden', d.i. woorden die je niet helemaal schrijft volgens de standaarduitspraak of een regel. Het is bv. 'schrijven' en 'fout', niet 'schreiven' of 'faut'. Of, het is 'methode' en 'taxi', niet 'metode' of 'taksi'. Dát kun je "leren", ook al omdat die foute varianten niet voorkomen. Maar 'word' en 'wordt', 'gebeurt' en 'gebeurd', 'vermoorde' en 'vermoordde' komen wel telkens allebei voor. Simpelweg memoriseren heeft hier niet veel zin. Je moet een regel toepassen en daarvoor moet je de (vaak niet te memoriseren) context beoordelen. Dat gebeurt vaker onbewust dan bewust, en daardoor blijven we - allemaal - fouten maken.
Het vereenvoudigen van een spelling levert inderdaad nieuwe fouten op - perfectie ligt niet in onze natuur - maar bij voorkeur ook minder. Vorig jaar trof ik bij mijn (18-jarige) leerlingen één keer de foute spelling "boordenvol" aan. Duidelijk een 'hypercorrect gevolg' van de (nieuwe) tussen-n-regel van 1995, maar meteen ook de enige tussen-n-fout: de geregelde al-dan-niet-"noodzakelijk meervoud"-missers van vóór 1995 waren allemaal verdwenen. Dan heeft een vereenvoudiging (op de tussen-n-regeling valt trouwens nog wel wat aan te merken) natuurlijk wel zin.
Een wijziging van de werkwoordspelling is echter helemaal niet aan de orde, en op niets gefundeerde speculaties in de trant van wat "simplistisch", "leesbaar", "duidelijker" en "hoogste communicatie" zou zijn, zijn dan ook irrelevant. Nog erger zijn "inzichten" als zou men een slot-n moeten schrijven om netjes te blijven spreken en woorden netjes af te sluiten.
Een slotopmerking voor Johan Nijhof, bij "met als resultaat een uitspraak -e in Holland, en -en in Vlaanderen en het oosten van Nederland." Dat lijkt me zeer kort door de bocht. De uitspraak -e komt hier net zo goed voor, zo al niet gewoon meer dan 'en'.
|
Ellen de Groot - 7/12/07
Even terugverwijzen naar
Van den Bossche Peter - 31/01/05
Janne van den Akker - 20/10/03
Precies, het gaat om grammaticale fouten, althans, het niet koppelen van de spelling aan de grammatica.
En daarom begrijp ik Arie Plank (11/01/06) ook wel, denk ik, want persoonlijk ga ik, als ik een zin lees als "ik zal je vertellen wat er gebeurd", er vanuit dat ik over het woord 'is' heengelezen heb en herlees de zin. Vind ik het woord 'is' niet, dan maak ik uit de context op of het om de voltooide of onvoltooide tijd gaat (dus of het nu gebeurt of al gebeurd is). Het kost mij extra tijd en het haalt me uit het verhaal dat de schrijver te vertellen heeft. Mensen zijn dus in verschillende mate afhankelijk van een goede spelling (= zinsstructuur in dit geval).
|
Frans Vermeulen - 12/12/07
Ellen de Groot - 7/12/07 heeft groot gelijk.
Slordigheid met taal is erg onmaatschappelijk; een doordenkertje voor beleidsmensen die graag dwepen met het begrip "sociale" bekommernis!
|
Anonymous - 12/12/07
ik vin da ma keistom as ge ma begrijpd wad er gezchreven ztaad
|
Peter - 30/04/08
Mijn vraag: welke problemen zou de volgende regel opleveren?
"Als er al op het einde van een werkwoordsvorm een d of een t staat, zet er dan geen t bij."
Die regel is geïnspireerd door de volgende regel:
"4.2 [3]: "Een medeklinker aan het einde van een woord wordt
niet verdubbeld; dus niet 'gezett' (vanwege 'gepiept') of 'een Friess meisje' (vanwege 'Gronings')."
|
Peter Motte - 14/05/08
Er is inderdaad iets mis met die dt-regels.
Ik was vroeger ook tegen het aanpassen of afschaffen ervan, maar als mensen er blijven fouten tegen maken, moet er toch iets verkeerd zijn.
Bovendien maakt niet iedereen dezelfde fouten. Een collega van me zoekt na elke tekst die hij heeft geschreven of vertaald, elke 'ik' op, omdat hij gemakkelijk bijv. 'ik wordt' schrijft.
Mijn fout is meestal dat ik een onvolt. dlw. in een beknopte bz. interpreteer als een pv., en tijdens de correctie de juiste vorm verander in een 3e pers. enkelv. - en dus t's toevoeg waar die niet horen. Terwijl ik het in de 1e versie nochtands juist had geschreven.
Bovendien blijkt voortdurend dat dt-regels meer een stok zijn om de hond mee te slaan, dan dat iemand ze echt belangrijk vind. In de jongste Neerlandia staat een onderzoek waaruit blijkt, dat zelfs leraren bij het aftrekken van punten veel minder streng zijn, dan ze doorgaans over dt-fouten beweren te zijn.
En het sterkste is nog, dat ik al mensen ben tegengekomen (let wel: neerlandici!), die enerzijds wel bezig zijn met dialect, en die vinden dat 'Vlaams' moet mogen, maar die anderzijds wel de schoolvos uithangen als ze een dt-fout vinden.
|
Johan Bjurstam - 3/06/08
"Het Zweeds heeft tot in de eerste helft van de vorige eeuw woorden heel drastisch ingeburgerd, zoals "pjes" voor toneelstuk, en "etablissemang", "säsong", orkidé. Men is daar inmiddels evenwel op teruggekomen, en nieuwe leenwoorden worden met meer eerbied voor de etymologie gespeld. We zouden die fout dus beter kunnen vermijden."
Het is "pjäs" :) Als je de ä als een e uitspreekt, klink je dom. Wij spellen worden meestal op zijn Zweeds, en daar is niks mee. Maar het is inderdaad zo dat sommigen die chic willen voorkomen worden op zijn Engels spellen.
Een beter spelling van leenwoorden kan helaas niet in het Nederlands, omdat er twee verschillende uitspraken van zijn - denk maar aan tram en de ongelofelijk grappige trem.
Peter Motte: Wat is er nou mis met "'Vlaams'"?
Deze d/t-regels vind ik in ieder geval heel systematisch en makkelijk onder de kni te krijgen - en ik versta niet waarom ze geschrapt zouden moeten worden.
|
De Cat Ben Ca(dt) - 17/10/08
Hé, he achter al die jaren leuk om hier is terug te keren. Mijn inbreng hier van 'DE CAT Ben - 23/09/04' heeft blijkbaar wat reacties teweeg gebracht.
Vooral de heer Johan Nijhof (met kleine 'h') had blijkbaar grote problemen met mijn zienswijze. Even wat citeren...
***
Johan Nijhof - 5/10/04
Het naar de mond praten van De Cat met diens waanwijze kritiek, om daarna voor de zoveelste maal zijn eigen frustraties den volke te verkondigen, zoals we hier van Vermeulen zien, vind ik eigenlijk zeer kwalijk.
Immers, wie in een hemeltergend proza in gebroken Nederlands met grove spelfouten (zoals "uitten") verkondigt dat de regels die hijzelf met voeten treedt allemaal sterk vereenvoudigd zouden moeten worden, verdient niet om ernstig te worden genomen. Wie zo met taal omgaat, zal nooit “gelijke kansen” hebben.
***
Dit sujet vinDT me de waanwijs :-) !? Nu het is maar hoe je het bekijkt natuurlijk. Hij bewijsDT net hetgene wat ik eigenlijk wou zeggen. Het is niet omdat men door omstandigheden zijn studies mist, dat men niet meer ernstig genomen kan worden. Of erger nog, geen gelijke kansen meer kan hebben. Helaas is dit zoals hier weer geillustreerDT de trieste gang van zaken. Althans toch voor deze zelverklaarde hoge priesters van de taalwelvoegelijkheid.
Welnu ik stel me een hypothetische vraag, ALS deze heer Johan nu is zo'n op ouderdom zijnde of komende PC gebruiker zou zijn ?! Zo eentje die de computer kennis heeft van een tienjarige puber van nu...
En stel dat vele mensen uit zijn omgeving het daardoor nodig vinden om hem alle kansen te ontnemen... Of erger hem niet voor vol beschouwen ?!
Gelukkig is de mensheid op dat vlak voor dergelijke gevallen niet zo wreed en hoogdravend als de taal puristen van weleer. (en nu ?!)
And by the way, (Oei Engels) Ondanks alles ben ik wel goed terecht gekomen met een Master in informatica als resultaat. Een gezonde dosis creativiteit en logica kan ook zonder de taalpolitie tot zijn recht komen.
Bovendien heb ik respect voor de vele klunzen die zonder schroom achter het scherm plaatsnemen. Ik geef namelijk ook les, en NEE Ik trek GEEN twee punten af als iemand de verkeerde muisknop indrukt of copy and paste niet lijkt te kennen via het toetsenbord (CTRL+C, CTRL+V)
Daarom denk ik dat het goed is dat sommige Heren en dames uit hun zelfopgerichte toren nederdalen en eens grondig nadenken over hun capiciteiten en de relatieve belangrijkheid ervan.
ZO nu ben ik weer weg tot over vier jaar !
|
maria van de heijden - 10/12/08
HALLO iEdreejn, i luv u alll ick vind het hil goet dat jullie did doen, ik ben er hil tuvreden meej. du groejtes
maria
|
|
Door het gebruik van stijlbladen is geen aparte 'print pagina' nodig. Gebruik de 'print' functie van uw browser.
|
|