home > discussie > “Niet alleen het ABN is bruikbaar Nederlands”

discussie

“Niet alleen het ABN is bruikbaar Nederlands”

Linde van den Bosch, algemeen secretaris Nederlandse Taalunie - 12/01/09

Taaluniebaas Linde van den Bosch doet niet mee aan de paniekgesprekken over de verloedering van onze taal. “Dat het Nederlands anders klinkt in de kroeg dan in het parlement, is een teken van rijkdom”, stelt ze. “Het komt er wel op aan om het juiste Nederlands te kiezen voor de juiste situatie.” En wat is uw mening?

In de auto, onderweg vanuit Brussel naar huis, had ik de radio aan staan. Een Vlaamse journalist was een componist aan het interviewen. Het was een boeiend gesprek. Soms werd het een beetje technisch, maar nu en dan kon er ook een grapje af. De toon was luchtig en beschaafd. Kortom: prettige radio waar je nog wat van leert ook. Als er wat lang gepraat werd, kwam er een ’streepje muziek’ dat in verband stond met het gesprek. Opeens ging er iets mis. De interviewer, die de hele tijd keurig Nederlands sprak, richtte zich onverwachts tot de studiotechnicus achter het glas, ongeveer zo: “Sorry, ’k hem hier efkes een probleem. Ik pak den draad terug op bij da laatste stukske muziek.” Waarop hij zich weer tot zijn gesprekspartner richtte, in vlekkeloos ABN.

Achteraf realiseerde ik me dat het gesprek waarschijnlijk vooraf was opgenomen en dat de studiotechnicus had vergeten deze hapering uit de band te knippen. Hoe dan ook, opvallend is dat als de toon ineens lichtjes verandert, je dit meteen hoort. Het bewijst dat taal toch meer is dan woorden in zinnen waarmee we betekenis uitdrukken.

Die radiojournalist kent verschillende soorten Nederlands. Perfect beheerst hij de accentloze omroeptaal die de taaladviseur van de VRT hem voorschrijft. Blijkbaar spreekt hij met zijn collega’s het soort tussentaal dat je overal in Vlaanderen hoort. Misschien gebruikt hij dialect als hij zijn ouders bezoekt? En als hij kleine kinderen heeft, leest hij ze ongetwijfeld voor in jip-en-janneketaal.

Volgens mij is dat allemaal bruikbaar en waardevol Nederlands. Ik weet dat sommigen hier anders over denken, maar in beginsel heeft voor mij elke variëteit van het Nederlands recht van bestaan. Alleen moet je weten welke taal op welke plaats past. Het is heel onnatuurlijk om met je ouders radio-Nederlands te gaan spreken, als ze jou in dialect hebben grootgebracht. Net zo onnatuurlijk als het zou zijn om dialect of tussentaal te spreken in het radiojournaal. Een Nederlander hoeft geen Surinamer of Vlaming na te bootsen in zijn uitspraak, en omgekeerd al evenmin.

Aan de zang van de vogel herken je zijn aard. Dat het Nederlands anders klinkt in de kroeg dan in het parlement, is een teken van rijkdom. Je kunt een sfeer oproepen, louter door de manier waarop je spreekt. Je kunt de taal ook naar jouw hand (of naar jouw mond) zetten. De anekdote met de radiomaker bewijst wel dat elke fout onmiddellijk wordt opgemerkt. Het komt er op aan om het juiste Nederlands te kiezen - en te beheersen - voor de juiste situatie. In die zin is niet alleen het ABN bruikbaar en waardevol Nederlands.

archief

reacties


(anoniem1) - 14/01/09

Inderdaad, er is een standaardnederlands en er zijn dialecten. Wanneer je de indruk hebt dat je gesprekspartner de woorden die je uit, begrijpt, zou je je geen zorgen moeten maken of je nu je Limburgs of Westvlaams dialect gebruikt. Tenslotte geef je met je eigen dialect weer trots te zijn op je identiteit, afkomst. Daarnaast is ABN praten voor een grote groep of tegen onbekenden nuttiger: meeste kans op effectieve communicatie.


Pelle Svanslös - 15/01/09

Waarom zou het "onnatuurlijk" zijn om de voornaamste taalvariëteit van Vlaanderen, het Verkavelingsvlaams, te spreken in het radiojournaal? Dat zou immers al het geval zijn, ware het niet dat een kleine laag een andere taal voorschrijft voor formele(r) situaties. Als iets "onnatuurlijk" moet worden genoemd in België, zijn dat de normen van het Belgisch AN.


Johan Nijhof - 16/01/09

Ook als somber gestemde taalgebruiker, die overigens thans het Nederlands alleen nog gebruik bij mijn vertaalwerk, kan ik best instemmen met de teneur van Linde's relaas. Alleen kan ik het “vlekkeloos ABN” niet rijmen met “de lichtjes veranderde toon” als de spreker ineens in zijn tussentaal overgaat. Het verschil lijkt mij dan meer dan minimaal te zijn geweest.

De kwalificatie “paniekgesprekken over de verloedering van onze taal” moet een interpretatie van de redactie zijn, waartegen ik krachtig wil protesteren. De situatie is wérkelijk nijpend. Een duidelijk signaal daarvan kreeg ik in een telefoongesprek vanuit Berlijn met mijn dochter in Nederland, die daar communicatiewetenschappen studeert. “Get over yourself” had een docent haar geadviseerd. “Wat betekent dat?” vroeg ik. Wéét je dat niet?, vroeg ze verbaasd. Niet precies, antwoordde ik, het is niet de taal die ik je bij heb gebracht en waarin ik hoop dat jij je nog steeds kunt uitdrukken. Ik kan het zo met een paar klikken opzoeken, maar vertel me even hoe jij het begreep. Een duidelijk antwoord heb ik niet gekregen, en mijn urban slang is even later weer met een uitdrukking verrijkt.

Het betekent, zoals ik vaak in mijn werk constateer, en hier in Taalschrift al meerdere malen heb betoogd, dat er gaten vallen in het functionele Nederlands. Gaten die uiteraard niet worden opgevuld door dialecten en groepstalen, maar die laten zien dat het Nederlands “dunner” wordt.

Een taal die zelf niet meer bruikbaar is voor communicatie op alle niveaus, maar waar een laag Engels overheen komt te liggen. Het is in alle taallagen merkbaar. Deze week wilde men een vertaling van “Schaukeltier”. Het ging om een ezel, maar de opdrachtgever vond zelf "Schaukelesel" heel vreemd klinken. Schaukeltier ging wel. In het Nederlands wordt kennelijk noch hobbeldier, noch hobbelezel geaccepteerd, hoewel die producten wél op de markt zijn. Ik merk van mijn omgevingstaal, het Duits, dat die gewoon flexibeler op veranderingen reageert. Ook hier hoor je veel verbasterd Duits, gebroken Duits, maar toch minder vreemde talen op straat. De inburgering werkt beter, het aantal sprekers is veel groter, de tv-programma's zijn nooit in het Engels, dus de verdedigingslinies zijn sterker.


Anoniem-2 - 16/01/09

@Johan Nijhof: en er zijn veel mensen met u, die ook denken dat de situatie nijpend is. Ik kan u geruststellen en garanderen dat dit klinkklare onzin is. Dat het slecht met het Nederlands gaat is zo onwaar als 1 + 2 = 4, en ik zal u uitleggen waarom.

Dat een taal bepaalde uitdrukkingen uit andere talen overneemt is juist een teken van fitheid: het is Nederlands is bijzonder dynamisch en daarmee extreem gezond. Het is natuurlijk bewonderswaardig dat mensen zoals u de taal graag willen behouden zoals zij hem in hun kindertijd geleerd hebben, maar dit is een onhaalbare maar vooral zinloze droom. Er is tenslotte geen enkele instantie die mensen kan tegenhouden te praten zoals zij dat willen, en dat is maar goed ook. Waarom maakt het dynamische van een taal een taal dan zo gezond? Omdat taalveranderingen (of de zogenaamde verloederingen), of we het nu hebben over urban slang of over iets anders, in werkelijkheid praktische verbeteringen zijn. Zouden we het Nederlands vasthouden zoals het nu is, dan houden we over tien jaar een slecht geconserveerde mummie over.

Het overigens leuk om op te merken dat uw angsten precies dezelfde angsten zijn als die honderden jaren geleden al door de Grieken en de Romeinen werden geuit. Ook zij waren bang voor taalverloedering. Ook in onze streken komt 'deze nijpende situatie' al eeuwen voor: vele van de woorden die u geschreven heeft zijn afkomstig uit het Latijn (het Engels van toen), dat daar gebracht werd door de Romeinen (de Amerikanen van toen). Om maar niet te beginnen over de vereniging Onze Taal, die in 1932 is opgericht om het Nederlands te redden.

Uw visie op het Duits wordt overigens niet gedeeld door een groot deel van de Duitse bevolking. Ook daar worden de Engelse invloeden zo mogelijk nog feller dan hier bestreden.


Daniël Mantione - 16/01/09

@Johan:

Hobbelpaard is het meest gebruikelijke woord, maar ook hobbelezel is een woord dat in gebruik is.


Daniël Mantione - 16/01/09

@Anoniem-2

Ik ben het volledig met u eens dat een levende taal af en toe woorden importeert, waarbij ik de vraag of een taal die op eigen houdje woorden ontwikkelt nog levendiger is even open laat.

Het overnemen van vreemd idioom kan ik echter geen ontwikkeling noemen, vergelijk het met iemand die "Welke tijd is het?" in plaats van "Hoe laat is het". Zo'n persoon heeft duidelijk niet de Nederlandse taal in zijn hoofd, maar de Engelse, dat is geen teken dat er een gunstige ontwikkeling van de Nederlandse taal is, maar dat de Engelse taalgebruiken in het hoofd van de betreffende persoon een promintentere plaats hebben gekregen dan de Nederlandse.

Als we de Nederlandse woordenschat hebben vervangen door de Engelse, ons taalgebruik door de Engels idioom en grammatica wordt doorspekt, dan is het maar een hele kleine stap om volledig Engels te spreken, het Nederlands is dan meer een hoop werk dan onze gedeelde identiteit en cultuur.

Ik vrees dat ik “Get over yourself” niet in de categorie onschuldig leenwoord kan zetten, het is duidelijk dat de persoon die dat uitspreekt Engelstalig idioom in zijn hoofd heeft en beslist niet bezig is met het uitoefenen van de Nederlandse taal. Het Engelse idioom kwam hem eerder te binnen dan het Nederlandse, wat duidelijk op een onvermogen om zich uit te drukken in de Nederlandse taal wijst, zij het dan wel met beperking tot deze boodschap.


Johan Nijhof - 16/01/09

Dank voor uw uitleg, meneer Stoop, maar gerustgesteld word ik allerminst. Mijn waarnemingen klinkklare onzin noemen zonder echte argumentatie heeft voor mij weinig overtuigingskracht.

Vreemd genoeg zijn we het over één ding wél eens: “Dat een taal bepaalde uitdrukkingen uit andere talen overneemt is juist een teken van fitheid”.
Het is juist mijn grootste reden tot zorg: Het Nederlands doet dat al lang niet meer. Daar waar de gaten vallen, waar de behoefte aan een nieuw woord ontstaat laat onze taal het volkomen afweten. Het Engels (hier in Nederland meestal het Engels) springt dan in dat gat. Niemand kan in redelijkheid volhouden dat het gebruik van "Get over yourself" of enige andere vergelijkbare uitdrukking een bewijs is van de dynamiek van het Nederlands.

Uiteraard lopen mensen bij het ouder worden enig risico sombere mopperkonten te worden, die alles bij het oude willen houden. Ik probeer daar altijd aan te ontsnappen, en heb er, met een andere thuistaal (Portugees) en wonend in Berlijn hopelijk minder last van. Het Nederlands zoals het nu is, is ontoereikend en het stond er in mijn jonge jaren ook niet zo goed voor: aangevreten door Duitse bezetters en Nederlandse nazi’s. Er is een heel drastische verbetering nodig.

Ja, leuk om er op te kunnen wijzen, dat Grieken en Romeinen in hun tijd ook wezen op verloedering. Met alle reden, want hun beschaving stond ook op het randje van de afgrond. Het Latijn is dood, het Grieks heeft nog iets van het Oudgrieks weg.

Tenslotte: ik weet best dat mijn beoordeling van de situatie van het Duits niet gedeeld wordt door de meerderheid van de Duitsers. Die is ook niet zo best, ze is alleen beter dan die van het Nederlands. Ik ben immers een van de weinigen die de vergelijking kunnen trekken. En eerlijk gezegd is het een weldaad, tussen zo’n 30 Duitstalige tv-zenders in alleen nog Engels te horen als je er zelf voor kiest. Nog een voorbeeldje van vandaag: kan iemand me vertellen hoe 'out of pocket expenses' in het Nederlands moet heten? In het Duits is dat geen probleem.

@Daniël:
Hobbelezel vind je wel op internet, en ik beken dat ik het zelf een keer zo heb moeten vertalen (ja wat moet je anders, als het product echt een ezel voorstelt). Maar dat wil nog lang niet zeggen dat het ook geaccepteerd wordt.


Anoniem-2 - 16/01/09

@Daniël Mantione: het grappige is dat ik op een aantal vlakken precies het tegenovergestelde vind, maar dat ik daarvoor gewoon uw voorbeelden kan gebruiken. Zoals ik al zei is het lenen van dingen uit een andere taal (woorden, uitdrukkingen, of zelfs grammatica) een teken van een gezonde taal. Waarom worden dingen geleend? Zoals u het prachtig verwoordt: op bepaalde vlakken bestaat een onvermogen om zich uit te drukken. Taalgebruikers van alle talen die er op het moment goed voorstaan doen dit, en dat doen ze al zo lang als taal bestaat: kunnen ze zich in hun eigen taal niet goed uitdrukken, dan doen ze dit in een andere taal. Op het moment spreekt vrijwel iedereen aardig Engels, dus vandaar dat het Engels een logische keuze als hulptaal is. Er zijn ook tijden geweest dat bijvoorbeeld het Frans of het Duits er beter voorstonden. Over de angsten voor gallicismen en germanismen hoor je nu niemand meer.

Met andere woorden, een taal is dus voortdurend aan het evolueren. Mist het een functie, dan gebruikt het gewoon een uitdrukking uit een andere taal. Wanneer u er de talige naslagwerken op na slaat, zult u zien dat dit al eeuwen in een vaste volgorde gaat. In eerste instantie kiest men voor de oorspronkelijke uitdrukking: 'Get over yourself'. Vervolgens wordt dit vertaald naar Nederlandse woorden, en aangepast aan de Nederlandse grammatica: 'Kom over jezelf', of zoiets dergelijks. Op dit punt wordt er dan hevig geprotesteerd door de taalpuristen. 'Welke tijd is het?' zit nog half in dit stadium. En dan, langzaam maar zeker, raakt men eraan gewend. De uitdrukking is zijn buitenlandse tintjes kwijt, en eigenlijk weet niemand meer dat het eigenlijk geleend is. Ik moet namelijk eigenlijk toegeven dat het me echt niet zo opvallen als iemand aan mij zou vragen 'welke tijd het is', ik weet niet meer beter.

En zo gaat het echt al eeuwen. En iedere generatie denkt weer dat zijn taal nu écht verloren gaat en wordt overgenomen door een andere taal. Iedere generatie denkt weer dat de jeugd de moedertaal niet goed spreekt. Maar over tien jaar zullen de mensen zich storen aan Oosterse uitdrukkingen die hier hun intrede hebben gedaan, en zal ik, helemaal naar de correcte en beleefde standaard van die tijd, zeggen: 'kom over jezelf!'


Daniël Mantione - 17/01/09

@Johan:

Een vertaler moet wel zijn hulpmiddelen kennen, hoor, de term die je zoekt staat gewoon in IATE:

http://iate.europa.eu/iatediff/SearchByQuery.do?method=search&query=out+of+pocket+expenses&sourceLanguage=en&targetLanguages=s&domain=0&typeOfSearch=s


Daniël Mantione - 17/01/09

@Wessel Stroop

Ik kan de logica volgen dat een gezonde taal woorden van buiten op neemt.

Ik kan de logica niet volgen, dat een volk zijn eigen taal niet meer in staat is correct te schrijven, onderwijs, commercie, de eigen taal niet meer gebruiken, het taalgebruik wat de dagelijkse man in in de mond gebruikt doorspekt wordt door Engels idioom, dat dat een gezonde natuurlijke, onschuldige evolutie van de taal is.

De situatie doet me denken aan Mohammed Saïd al-Sahaf, zeggen dat alles op rolletjes loopt terwijl de tanks achter hem binnenreden.

Toegeven, het Engels heeft de Franse invloed ook overleefd, maar let wel dat het voortbestaan van de taal in de middeleeuwen aan een zijden draadje heeft gehangen en het feit dat de taal nog bestaat puur en alleen te maken heeft met politieke feiten, namelijk het verdwijnen van de Franse macht.


Theo Sprang - 17/01/09

Van ouwhoeren in de kroeg krijgen we nooit genoeg
dankzij kroegenpraat de taal levendig bestaat.


Johan Nijhof - 18/01/09

@Daniël Mantione

Veel te gemakkelijk, Daniël. Die IATE termen zijn beide gewoon fout. Zo incompetent ben ik nou ook weer niet.

In het woordenboek Financieel Dagblad vinden we een definitie: “Kleine uitgaven die iemand doet terwijl hij werk verricht voor een ander en die niet afzonderlijk in rekening worden gebracht”

Wanneer je dat wilt weergeven, gebruik je dus in arren moede de Engelse term „out-of-pocket expenses“. Er is gewoon geen Nederlandse term, en dat wilde ik met mijn vraag ook aangeven. (Ervaringsleren voor de hardnekkige ongelovigen)

Als Stoop ook maar een klein beetje gelijk zou hebben met zijn voorspelling dat er na enige tijd wel een vertaalde vorm van zo'n overgenomen term opduikt, hadden we in bijna 40 jaar wel "maanlaarzen" zien verschijnen. Ik neem dit voorbeeld omdat het op de maand (augustus 1969) te dateren is.

Vroeger vond het genoemde proces inderdaad plaats, op corner, keeper en goal volgden hoekschop, doelman en doel, een kwestie van enige jaren geduld. Maar dat kunnen we inmiddels bij de nieuwe stort van Engelse termen vergeten.


Jan Uyttendaele - 19/01/09

De algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie heeft alleen maar open deuren ingetrapt. Natuurlijk is niet alleen het ABN bruikbaar Nederlands (ik spreek ook dialect tegen mijn ouders!), maar moet dat nu de boodschap van de Taalunie zijn? Mogen we niet verwachten dat die overheidsinstelling het Algemeen Nederlands promoot in plaats van 'vrijheid-blijheid' te propageren?

Al tientallen jaren probeer ik bij mijn studenten (en collega’s!) het Standaardnederlands ingang te doen vinden. Maar het is allemaal boter aan de galg gesmeerd. Ze horen en lezen immers in Vlaanderen bijna altijd en overal tussentaal. Hoe zouden ze dan gemotiveerd kunnen zijn om het Standaardnederlands te leren? Alleen een overheidsinstantie als de Nederlandse Taalunie kan daar verandering in brengen, niet door vrijblijvende adviezen te verstrekken, maar door normerend op te treden.

Overigens, als de Taalunie wel in staat is om een norm voor de spelling te bepalen, waarom kan dat dan niet voor de woordenschat en de grammatica van het Nederlands? Waar hebben we die instelling eigenlijk voor?


Joost Hanszoon - 19/01/09

Hoera, de taalmeesters van de Taalunie accepteren eindelijk dat sprekers de taal maken. Hun hebben gelijk! Volgende stap: de democratisering van de spelling.


Anoniem-2 - 19/01/09

Meneer Nijhof, u heeft mij niet helemaal begrepen: ik denk niet dat alle Engelse woorden en uitdrukkingen in de loop der jaren vertaald gaan worden. Ik denk dat ze langzaam Nederlands worden, en dat is ook met uw voorbeeld van de 'maanlaarzen' het geval. Niemand spreekt tenslotte 'moonboots' uit zoals een echte Engelsman dat doet: in het Nederlands zijn het gewoon 'moenboets', en wie weet worden ze binnenkort ook nog wel zo gespeld. Het Frans had tenslotte ooit zelfs zo'n grote invloed op het Nederlands dat de hoogste klasse zelfs bij voorkeur Frans sprak in plaats van Nederlands. Uit deze tijd hebben we buro / bureau en kado / cadeau overgehouden.

Wat betreft het Latijn en het Oud-Grieks: het geklaag over taalverloedering vond daar natuurlijk juist plaats op de literaire hoogtepunten van de talen, vele honderden jaren voordat de talen in verval kwamen. Wie weet is angst voor het verdwijnen van een taal ook wel een teken van een gezonde taal.

Nou, ik denk dat onze standpunten duidelijk zijn. Nijhof en Mantione denken dat het bij deze echt afgelopen is met het Nederlands, en dat onze achterkleinkinderen Nederlands zullen spreken. Ik kan natuurlijk niet voorspellen hoe sterk de invloed van het Engels gaat zijn (ik ontken natuurlijk niet dat er veel woorden en uitdrukkingen overgenomen zijn, en ook dat er nog veel meer overgenomen gaan worden), maar ik denk dat dit alleen maar een versterking van het Nederlands is. Voor meer uitleg over mijn standpunt verwijs ik u naar de Onze Taal van deze maand, waarin (ondere andere) uitvoerig wordt uitgelegd waarom we niet hoeven te vrezen voor het Engels.


Paul Kustermans - 19/01/09

Mijn mening als oud-leraar Nederlands en jeugdauteur. Ik heb niets tegen dialect of 'tussentaal' op voorwaarde dat we onze jeugd op de eerste plaats correct (gesproken en geschreven) Nederlands aanbieden en aanleren. Radio, tv, school, ze hebben allemaal die opdracht. Alleen zo kunnen we verloedering tegengaan.


Anthony Liekens - 19/01/09

Dank u voor het delen van dit standpunt, Linde. Ik ben er mede met u van overtuigd dat onze taal alleen maar rijker wordt door zijn variaties in verschillende situaties, in tijd en in ruimte. Helaas worden deze variaties (met onze Vlaamse spreektaal, of beter nog, ons "Algemeen Belgisch Nederlands" voorop) te weinig erkend door de zogenaamde instanties die moeten uitmaken wat standaard Nederlands is en wat niet. Onze taal wordt inderdaad niet verloederd, integendeel, ze wordt verrijkt!


Willem SUYS - 19/01/09

Niet alle reacties gelezen, met onzichtbare en onhoorbare "gespreks"-partners wordt een gesprek zeer snel ongemanierd... Alleen dit: telkens als ik een woordenboek Nederlands opensla, word ik getroffen door de ongelooflijke rijkdom aan woorden die in de vergetelheid zijn terechtgekomen ten "voordele" van domme import. Voor heel wat begrippen bestaan er geen termen in het Nederlands, en dat geldt voor elke taal. Ik denk bijvoorbeeld aan een onbestaand (?) werkwoord voor "speeksel aanmaken" wanneer je het water in de mond krijgt (Frans: saliver). Maar voor de meeste oude en nieuwe begrippen bieden de kennis van de moedertaal en een beetje taalcreativiteit uitkomst. En die moedertaal, dat zijn inderdaad de verschillende varianten die de meesten onder ons gebruiken alnaargelang de gespreksomgeving. Dat is met taal niet anders dan met onze overige gedragswijzen.


Kees Sluis - 19/01/09

Ik durf wel te beweren, dat taalgebruikers van het Nederlands in verschillende situaties en omgevingen juist niet alleen het ABN moeten en kunnen gebruiken.
Maar iedere taalgebruiker zou wel moeten weten wat/hoe het ABN van onze taal eigenlijk is qua formulering, spelling, zinsconsturctie. Daarvoor zijn veel meer uren Nederlands nodig dan nu op de scholen worden aangeboden. Bovendien zouden in het VO en MBO alle leraren ook eigenlijk (voor een deel) taal-leraren moeten zijn.


Inge Bischof - 19/01/09

Ik heb niet de hele discussie gelezen, maar ik vind dat er een verschil is tussen een taal die evolueert omdat er van buitenaf begrippen opgenomen worden (bijvoorbeeld uit het Engels) en het verdwijnen van ABN omdat mensen het zogenaamde "Verkavelingsvlaams" praten.

Ik woon al 15 jaar in Duitsland en luister daardoor een beetje als buitenstaander naar de Nederlandse taal. Onafhankelijk van discussies in media of wat dan ook, is me de laatste jaren opgevallen dat mensen in Vlaanderen veel slordiger Nederlands beginnen te praten. De "gij"-vorm is heel gewoon, op Studio Brussel en het vroegere Donna hoor je erg bizarre dingen en vrienden die een mailtje sturen, schrijven dat tegenwoordig graag in Verkavelingsvlaams. Ik krijg er de kriebels van!

Ik geef zelf Nederlands aan Duitsers en vraag me vaak af, wat ik die mensen eigenlijk moet vertellen. Met het Nederlands uit hun boek en van de CD zullen ze in Vlaanderen in ieder geval niet ver komen. Dialecten hebben hun charme en hoeven zeker niet te verdwijnen, maar het zou leuk zijn om daarnaast weer wat meer ABN te horen - zéker in de media en in de scholen.


Emma Janssens - 19/01/09

@Svanslös
Wat zijn die "normen van Belgisch AN"? En waarom zouden ze onnatuurlijk zijn? Veel meer mensen zouden er werk van moeten maken om correct AN te praten (en het liefst zonder Noord-Nederlands accent). Dat vergt inzet en motivatie, meer niet. En zodra je de tongval echt meester bent en tot je natuurlijke expressie maakt, zal je merken dat onze taal echt mooi wordt.


Anne-Marie - 20/01/09

Ik sluit me aan bij Lindes mening.

Maar met spijt in het hart, en meermaals ook met ergernis stel ik vast dat mensen met een voorbeeldfunctie hun verantwoordelijkheid hier niet willen of zelfs niet meer kunnen opnemen. Kleuterjuffen en leerkrachten uit het basisonderwijs die het dialect promoten door het in de klas zelf te spreken, jongerenprogramma's waarin dialect niet enkel te pas maar vooral te onpas wordt gebruikt, genieten mijn grondige afkeer.

Nieuwe Nederlandse woorden, zelfs wanneer ze, al dan niet recent, afgeleid zijn van andere talen kan ik best verwelkomen, al vind ik het jammer dat evenwaardige, reeds bestaande woorden worden afgedaan als oubollig omdat ze in onbruik zijn geraakt.


Daniël Mantione - 21/01/09

> Nijhof en Mantione denken dat het bij deze echt afgelopen is met het Nederlands, en dat onze achterkleinkinderen Nederlands zullen spreken.

Nee, ik denk eigenlijk niet dat het afgelopen gaat zijn. Als wij Nederlandstaligen willen kunnen we morgen in de Tweede Kamer het besluit nemen om onze universiteiten weer Nederlands te maken, Engelstalige jaarrekeningen te verbieden, leiding van Schiphol beslissen verbannen naar een Engelstalig land, enzovoorts, enzovoorts. Dit betekent dat wij de verengelsing in eigen hand hebben, mits de politieke wil daarvoor bestaat.

Het verzet tegen de verengelsing neemt toe. De politieke wil om er iets aan te doen bestaat echter nog niet, beter gezegd, het lijkt er eerder op dat de voorstanders van verengelsing aan de macht zijn. Er zijn echter politici die zich daar wel in interesseren. Verdonk, Wilders.

Populistisch rechts danwel extreem-rechts.

Het feit dat de huidige beleidsmakers op hun lauweren rusten gaat uiteindelijk extreem-rechts in het zadel helpen. En daar maak ik mij héél grote zorgen over. Dát gaat het eindelijk gevolg zijn van het huidige slappe taalbeleid.

Het Nederlands zelf zal, eventueel zwaar aangetast, wel overleven.


Jean Delnoij - 22/01/09

Ik houd van mijn Nederlands. Maar moet dat beschermd worden omdat het Nederlands in zijn voortbestaan wordt bedreigd en bijvoorbeeld verloedert door de groeiende invloed van het Engels? Is het inderdaad verschrikkelijk als bepaalde fraaie oude Nederlandse woorden verloren gaan en worden vervangen door Engelse woorden? Ik vind van niet. Nee, ik sta niet te trappelen van geluk als ik woorden als 'chillen' en 'lounchen' hoor. Maar als een taal niet het vermogen heeft of wordt gegund om te veranderen, wordt het simpelweg een taal die ten dode is opgeschreven! Anders gezegd: de paradoxale waarheid is dat het Nederlands moet kunnen veranderen, nieuwe vreemde woorden moet toelaten, wil het kunnen voortbestaan...

Veel mensen realiseren zich bovendien niet dat het Nederlands dat we nu spreken grotendeels al bestaat uit leenwoorden, uit andere talen. Twee citaten van deskundigen in Taalschriftreportages, ter illustratie:

1. Marlies Philippa in Taalschrift van januari 2006 (http://taalschrift.org/reportage/000950.html): "Je kunt zeggen dat ons Nederlands voor 15 procent bestaat uit heel oude substraatwoorden, voor 15 procent uit oude erfwoorden (afkomstig uit het Indo-Europees) en voor 70 procent uit relatief jonge leenwoorden (uit andere talen, zoals het Latijn, Frans, Duits en Engels). (...) Tegen mensen die tekeer gaan tegen de invloed van bijvoorbeeld het Engels op ons modern Nederlands zeg ik altijd dat we ons goed moeten realiseren dat 70 procent van onze taal al uit leenwoorden uit andere talen bestaat."

2. Nicoline van der Sijs in Taalschrift van september 2004 (http://taalschrift.org/reportage/000659.html): "Tegenwoordig hoor je vaak zeggen dat het ABN wordt bedreigd door het Engels. Ik ben daar niet zo bang voor. Natuurlijk weet ik ook wel dat bijvoorbeeld op universiteiten steeds vaker Engels als voertaal gebruikt. Maar dat hoeft geen bedreiging te zijn voor het Nederlands. In de Middeleeuwen en later aan de universiteiten was de voertaal vaak het Latijn, ook toen het ABN ontstond. Toch heeft het ABN geen last gehad van dat Latijn of die tweetaligheid. Nee, onze standaardtaal kan wel tegen een stootje."

Uit de losse pols samengevat: zo Nederlands is de Nederlandse taal niet en de Nederlandse taal kan wel tegen een stootje... Blijf maar lekker veranderen, mijn Nederlands, dan blijf je tenminste bestaan!


Anton Claessens - 22/01/09

Het Nederlands, dat door 22 miljoen mensen gesproken wordt in Nederland, Vlaanderen, in Suriname en op de Benedenwindse Nederlandse Antillen, is een rijk geschakeerde taal met een lange historie. Natuurlijk vormt deze taal geen eenheid: behalve uit het Standaardnederlands -een eenheid in verscheidenheid- bestaat ze uit een groot aantal andere variëteiten (dia-, regio-, socio- en etnolecten, uit groepstalen en vaktalen; verder zijn er de gebruikelijke stijl- en registervarianten).

Er zijn miljoenen Nederlandsssprekenden die binnen hun taal 'tweetalig' zijn. Zij spreken bijvoorbeeld Standaardnederlands (ABN of AN), terwijl een dialect hun moedertaal is. Bij gelegenheid spreken sommigen hun dialect heel graag. Ik vind het vrij normaal dat in een bepaalde gesprekssituatie (in een café of op een feestje) iemand zowel de ene als de andere variëteit gebruikt, zelfs tegenover dezelfde persoon. Ik maak dat geregeld mee. Die mix van variëteiten heeft veel te maken met vertrouwelijkheid.

Van groot belang is natuurlijk wel dat we vooral om communicatieve redenen het Standaardnederlands op alle scholen in het taalgebied en in de media krachtig bevorderen. Een Groninger moet een West-Vlaming kunnen verstaan en begrijpen en omgekeerd. Hopelijk blijven velen op dit gebied 'tweetalig'.

Een achterhaald standpunt? Welnee. De geschreven taal in Nederland en Vlaanderen is de laatste jaren heel sterk naar elkaar toegegroeid en wat de gesproken taal betreft: 80% van de Nederlanders beheerst het 'democratische ABN' en 50% van de Vlamingen. Die percentages zagen er een eeuw geleden heel anders uit.

De Nederlandse Taalunie zou strategieën moeten ontwikkelen om die percentages te verhogen. Een strikt homogene standaardtaal voor Vlaanderen en Nederland is een hersenschim, maar een 'eenheid-in-verscheidenheid' is in ons taalgebied op termijn zeker haalbaar. Er is geen tijd om rondjes te blijven draaien rond de kerktoren. Het eenwordende, multiculturele Europa wenkt. Daarin willen we als Nederlandstalige taal- en cultuurgemeenschap toch een rol blijven spelen!


Willem de Ridder - 24/01/09

Mijnsinziens en vooral te horen, gaat vooral het Limburgse dialekt gewoon grenzeloos over naar meer dan 100 miljoen sprekers en soms nog ongeschreven ook. Vlaams, Diets/duits. Letzenburgs, Elzas/Lotharingen, Switschers/Deutsch, Oostenrijks,Bohemen/suiddieten, Afrikaans, of overzee gebieden.

Trouwens... onderzoekt U uw standaardnederlands dan blijkt dat de meeste woorden in hun dialektische kontekst hoofdzakelijk vanuit het L I M B U R G S E zijn blijven hangen... BV: geroezemoes is geruis om huis.

Maak dus van het Limburgs voortaan Uw standaardtaal en U bereikt ook in de reclame commercieel in een herstelling het groots aaneengesloten gebied van noordwest Europa; ja! streeft zelfs de engelse taal meteen voorbij.
Wij restaureren toch ook al onze oude kastelen en Limburchten en geven daar miljoenen aan uit. Waarom dan niet Rouwen Heeze... 'kwestie van geduld gans Holland weer Limburgs lult'


Johan Nijhof - 25/01/09

Is het niet een beetje vreemd, dat men wel steen en been klaagt over de verdwijning van dialecten, waar precies hetzelfde gebeurt, maar de ogen sluit voor het feit dat er evengoed een omslagpunt kan zijn bij een taal, zeker als men daaraan de rechtsstatus ontneemt. Waarom zou dat dan wel anders zijn? Dat is toch volkomen onlogisch?

Wat zich bij ons nog niet eerder in die mate heeft voorgedaan, is de voortdurende toestroom van zeer grote groepen anderstaligen. Begin 17e eeuw, toen zich een nog veel hoger percentage hugenoten Nederland vestigde, zag men ook een danige verfransing van de alledaagse taal. Zeker, dat is overgewaaid, en de weinig geïncorporeerde woorden die zijn gebleven, geven nauwelijks meer aanstoot.

Ook nu zijn er grote groepen immigranten, die echter niet of nauwelijks geïnteresseerd zijn in verwerving van de Nederlandse taal, hun schotels eensgezind een andere kant op richten, geen Nederlands lezen, hun eigen mengtaal creëren, die dan op zijn beurt weer in het Nederlands doorsiepelt.

Veel van die invloeden kunnen we best aan. Nee, het is niet zo vreselijk dat we tegenwoordig "prettige dag verder" zeggen. Dat zeggen we hier in Kreuzberg nu ook in het Duits! Ook het verdwijnen van de sterke werkwoorden kan het Nederlands nog wel hebben, denk ik.

Ook ik geloof niet, dat het Nederlands helemaal verdrongen wordt door het Engels, nu de economische invloed van de VS tanende is, en het Engels in de derde wereld en in de voormalige koloniën ook op de terugtocht is. Maar niettemin is het op het ogenblik zo, dat ook al vind je op internet véél meer treffers voor "waar voor uw geld" dan voor "value for money", dat laatste de plaats gaat innemen van een nauwelijks meer gebruikte uitdrukking.

Ook uit het Duits, tenslotte o.a. onze naaste buurland en de grootste taal in de EU, nemen we zo nog steeds ontzettend veel over. Ik zie daarvan weinig gevaar uitgaan, maar het gebeurt heel geruisloos: "overtrokken" verdreef in minder dan geen tijd (in no time!) "overdreven", een woord dat je nu domweg niet meer hoort gebruiken. "Met afstand" verdreef "veruit" en "verreweg", in één week. Die woorden uit onze zustertaal vallen minder op, maar de Engelse blijven steken als nierstenen in een urineleider.

Dat b.v. Marlies Philippa, indertijd een studiegenote met vrijwel dezelfde keuzegebieden als ik, een stuk optimistischer is, is niet te danken aan de opleiding, maar aan de ivoren toren van de wetenschap. Ik worstel dagelijks met de situatie bij het vertalen, en word dus meer met de problemen geconfronteerd. Zo duid ik althans zelf het verschil in beoordeling.

Wat Claessens beweert `De geschreven taal in Nederland en Vlaanderen is de laatste jaren heel sterk naar elkaar toegegroeid` geloof ik niet. Dat was een generatie terug het geval. Inmiddels is immers het idee losgelaten, dat de Vlamingen moesten proberen zich aan de Noordnederlandse norm aan te passen. Nederlanders doen heus niet het omgekeerde.


Daniël Mantione - 26/01/09

Even inhoudelijk op het stuk ingaan. Dat het taalgebruik in de Tweede Kamer anders is dan in de kroeg, lijk me evident. Zelfs als er in de kroeg meer Engels doorheen stijpelt dan in de Tweede Kamer, dan kan ik daar prima mee leven.

Vervelender wordt het als mensen in een situatie waar wel hoogwaardig stijlvol blablablabla Nederlands gewenst is, niet in staat is dit te uiten. Zoals bijvoorbeeld Peter Hartman van KLM recent op RTL-Z die geen zin kon uitspreken zonder er vijf woorden Engels doorheen te rammen.

Nu is dat misschien niet zo erg omdat Hartman op het hoofd-kantoor van AF-KLM met alle talen door elkaar wellicht wat verward is geraakt, de man staat geenzins model voor overige miljoenen Nederlandstaligen. Het is in de eerste plaats een probleem voor de man zelf.

Het probleem is echter, dat Hartman beslist de enige niet is die zich niet goed in het Nederlands kan uiten. Dat is wel een structureel probleem, wants als een deel van de bevolking niet in staat is zich in een bepaalde taal uit te drukken, en in een andere taal wel, kan dat niet gezond zijn voor het Nederlands. Gelukkig is deze groep niet zo groot en is de groep Nederlanders die zich prima weet te uiten in een gezonde meerderheid.

Dat betekent niet dat er niets aan de hand is, de "probleemgroep" waartoe Hartman behoort zit in invloedrijke posities in de samenleving. Deze groep "verrijkt" en "verandert" het Nederlands niet alleen, zij weert het ook uit vele hoekjes in de maatschappij.

De combinatie van gebrek aan uitdrukkingsvermogen gecombineerd met het weren van de taal zijn bijzonder funest voor positie van een internationale cultuurtaal als het Nederlands.


Cees Slingerlandt - 27/01/09

Ik kom even terug op Nijhofs laatste mail. Vertaler Nijhof houdt van uitweidingen; ook slaat hij de plank nogal eens mis in deze discussie. De bewering van Anton Claessens dat er in Vlaanderen en Nederland, zeker in het laatste decennium, sprake is van meer convergentie in de geschreven taal tussen beide delen van het taalgebied in Europa, is volkomen juist. Het blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. Daarvan zou Nijhof kennis kunnen nemen. Ik wijs hem op sociolinguïstisch werk van Van de Velde, Van Aken e.a., Beheydt, Geeraerts, Goossens, Theissen e.a. Het kan voor hem nog aansprekender: hij zou eens een week lang taal en stijl van de Vlaamse kranten De Standaard of De Morgen moeten vergelijken met NRC Handelsblad of de Volkskrant. Die vergelijkende lectuur zou hem verbazen. De overeenkomsten zijn opmerkelijk. Dat was zo'n vijftien jaar geleden echt anders! Wat geldt voor de geschreven taal is jammer genoeg niet (hopelijk nog niet) van toepassing voor de gesproken taal. Daar is geen sprake van convergentie, maar van divergentie. Overheid en onderwijs zouden in dezen sterk stimulerend kunnen optreden, met De Nederlandse Taalunie als taalpolitieke gangmaker! Vlaanderen en Nederland samen moeten een volwaardige rol spelen in de EU, ook cultureel.


Johan Nijhof - 27/01/09

Mijn collega's Goossens en Theissen (ik was indertijd enige jaren gastlector in Leipzig), heb ik in 1981 persoonlijk leren kennen als uitstekende ABN-sprekers, die daarmee mijn bewondering afdwongen. Hetzelfde geldt voor (Jos) Wilmots. Deze mensen waren wel een uitzondering, maar spraken perfect ABN. Volkskrant en NRC-Handelsblad lees ik dagelijks, hoezeer het taalgebruik in deze kranten ook achteruit gaat, het is niet te vergelijken met de bagger in de Morgen, gewoon niet meer begrijpelijk voor een Nederlander. Ik las tot voor kort het tijdschrift EOS, en vertel me niet dat het taalgebruik daarin niet sappig Vlaams gekleurd is de laatste jaren!

Ik houd van uitweidingen, dat klopt. Ik houd er ook van als iemand op mijn conclusies ingaat, vooral als die met feiten onderbouwd zijn. Dan kan ik hem serieus nemen. Aan vage beschuldingingen inzake mijn ongelijk hebben we niets.

Op de vaststelling dat men de teloorgang van dialecten wel wil zien, maar hetzelfde bij talen voor onmogelijk houdt, gaat tot dusver niemand in. Jammer, want ik wacht gespannen op uitleg daarover. Mocht men een reactie daarop te ingewikkeld vinden, wil men dat dan even zeggen? Bij voorbaat dank.


Daniël Mantione - 27/01/09

Wat Nijhof en Slingerlant zeggen klopt allebei. Het is waar dat NRC Handelsblad in schrijfstijl tegenwoordig meer overeenkomt met De Morgen dan enkele decenia terug. Ook klopt het dat de Vlamingen het Noord-Nederlands niet meer als norm zien en zelf gaan schrijven en spreken naar wat zij als het beste Nederlands zien.

De kranten zijn niet representatief voor wat elders in de maatschappij gebeurt en daar zit het verschil. NRC Handelsblad en Volkskrant maken gebruik van een buitengewoon hoogwaardig Nederlands, eer wie eer toekomt. Als we het taalgebruik elders in de maatschappij bekijken dan is mijn indruk dat Vlamingen er beter in slagen hun taalgebruik sjiek te houden dan de Nederlanders.

Neem als voorbeeld een bod op een aanbesteding. Een Vlaams bedrijf stelt zijn bod doorgaans in keurig Nederlands op. Het is moeilijk in woorden te vatten wat Nederlandse bedrijven doen, maar het verschil is frappant en valt in één oogopslag op, in die mate dat ik een weddenschap aan durf te gaan dat ik blind kan vertellen aan welke zijde van de grens iets geschreven is.

Op dit punt, en dit is waar Johan in zijn bijdrage op doelt, is er wel degelijk divergentie, dat ondanks de grote convergentie in het openbaar taalgebruik zoals in kranten.


Cees Slingerlandt - 28/01/09

Jazeker, Nijhof, niet alleen dialecten, maar ook cultuurtalen kunnen verdwijnen. Er zijn er mondiaal gezien minder dan twintig jaar geleden. Dat is een onstuitbaar proces. Via internet kunt u daar veel informatie over krijgen. Niemand spreekt nu nog over het verdwijnen van een middelgrote taal als het Nederlands, die ruw geschat ongeveer de 40ste plaats innneemt in de meer dan 6000 talen tellende wereld. De Nederlandse cultuurtaal zal wel veranderen, niet alleen qua woordenschat, maar vast en zeker ook wat uitspraak en zinsbouw betreft, maar speculeren over verdwijnen of goeddeels opgaan in andere talen is echt koffiedikkijkerij. Over vijftig jaar zal er wel anders (een beetje anders? heel anders?) in het Nederlands gecommuniceerd worden. Maar een emotionele band zullen miljoenen Nederlandstaligen met het Nederlands, waaronder ook andere variëteiten dan het ABN, behouden.

Nijhof is kennelijk een liefhebber van de stijlfiguur amplificatie in de betekenis die Antoine Braet eraan geeft in zijn 'Retorische kritiek' (Den Haag, 2007). Hij noemt het taalgebruik van De Morgen 'bagger'. Ook op dit punt ben ik het zeer met hem oneens. Verstaat hij onder taalbagger soms haastig gemaakte krantentaal met wat Belgisch-Nederlandse woorden en uitdrukkingen?


Daniël Mantione - 28/01/09

Slingerland, graag onderscheid maken tussen lingua franca, cultuurtaal en omgangstaal. In een land als Marocco kan men Berbers als omgangstaal praten, Frans als cultuurtaal en Engels voor de communicatie met de rest van de wereld.

Niet elke taal wordt in elke omstandigheid gebruikt, Latijn wordt, waar het nog gebruikt wordt, vooral gebruikt als lingua franca. Het gebruik als omgangstaal is reeds lang uitgestorven.

Van de 6000 talen die u noemt is het merendeel slechts in gebruik als omgangstaal. Het Nederlands is zowel in gebruik als omgangstaal en cultuurtaal. Als de discussie over het voorbestaan van Nederlands als omgangstaal betreft zijn we wat mij betreft snel uitgepraat. Het Nederlands wordt aan nagenoeg 100% van onze kinderen overgedragen, en is daarom als omgangstaal niet in gevaar.

De discussie gaat wat mij betreft zuiver en alleen om de positie als cultuurtaal. Daar krijgt het Nederlands de laatste jaren mokerslag na mokerslag toegediend.


Daniël Mantione - 28/01/09

Oké, proef op de som. We nemen twee artikelen van NRC en De Morgen over een prominent nieuwsonderwerp deze week:

http://www.nrc.nl/economie/article2131509.ece/ Tilmant_weg_als_topman_ING,_7000_banen_geschrapt
http://www.demorgen.be/dm/nl/3324/Financiele-crisis/article/detail/641342/2009/01/26/7-000-jobs-weg-bij-ING-Philips-schrapt-er-6-000.dhtml

Wie heeft er wat op te merken? Uiteraard niet met inhoudelijke kritiek komen maar met taalkundige kritiek.


Johan Nijhof - 29/01/09

Ja, exact. In “De Morgen” van vandaag zien we de krant zwabberen tussen het “heropstarten, herstarten, hervatten, terug opstarten” van de “communautaire dialoog” die stilligt c.q. werd stopgezet.
Stilistische glibberigheid bij de woordkeus dus.

Een zin als “De Decker meent dat het mogelijk is om op bepaalde vlakken, bijvoorbeeld rond arbeidsmarktbeleid, snel beslissingen kunnen genomen worden", is niet alleen een anakoloet, maar ook de “vlakken rond beleid” lijken me een verwerpelijke stijlfiguur. “Zo zot als een achterdeur“, om maar eens een ander citaat te gebruiken.

Daarnaast vind ik “De kamer keurde de begroting van zichzelf goed". Het behoeft geen betoog, dunkt me, dat dit ongrammaticaal is. (haarzelf).
“Een zwaluw maakt de lente nog niet”, leuk terugvertaald, maar men komt niet tot de Nederlandse vorm van de uitdrukking.

Laat ik dan maar zwijgen over de blijkbaar zuidelijke vormen als “een kalender opstellen”. Is dat niet gewoon een germanisme.

Dan nog even een ander punt. Is het werkelijk nodig dat een taal krimpt in aantal sprekers, om teloor te gaan. Ik denk dat die veronderstelling niet door de feiten wordt gestaafd. De lingua franca had veel sprekers, en verdween niet omdat niemand het meer begreep. Het latijn raakte ook gewoon in onbruik.


Herman Callens - 30/01/09

@ Johan Nijhof:

Ik vind het een beetje spijkers zoeken op laag water. Tuurlijk is De Morgen niet zonder zonden, maar dat geldt ook voor NRC (ik zoek ook enkele spijkers):

- "Waar de ontslagen precies zullen vallen is nog niet duidelijk, wel dat de meesten ervan in de bankdivisie zullen zijn." De meesten?
- "... met onmiddellijk ingang opgestapt." Onmiddellijk ingang?
- "... portefeuille met verziekte beleggingen". Geslaagde beeldspraak?

Voor een goed begrip: de link naar het artikel in De Morgen werkte al niet meer, dus ik moet het doen met wat jij signaleert. Hoe wezenlijk is het allemaal?

Dat 'zwabberen' (ook een vreemde woordkeus, hoor) tussen 'synoniemen' voor 'opnieuw beginnen met' is vast niet zo geslaagd, al is enige variatie nooit weg, maar je moet ze niet allemaal afkeuren. Beste keus is 'hervatten', maar er lijkt mij weinig mis met 'heropstarten': als 'opstarten' (in algemene zin) kan worden gebruikt voor 'doen beginnen, op gang brengen' kun je 'heropstarten' gebruiken als je dat opnieuw doet. 'Herstarten' zou ik verbinden met bedrijven, en het verkeerde gebruik van 'terug (opstarten)' is typisch Vlaams.

Zie jij een probleem met "communautaire dialoog" of zet je dat zomaar, als Belgisch verschijnsel, tussen aanhalingstekens? Volgens van Dale wordt 'communautair' m.n. gebruikt m.b.t. tot de EU en, in België, m.b.t. de relaties tussen Vlamingen en Walen. Toch iets ruimer dan 'algemeen Belgisch Nederlands', kortom, en wat zou er overigens mis zijn met dat 'algemeen Belgisch Nederlands'? De 'verloedering', if any (oeps!), zit alleszins niet daar.

De anakoloet getuigt misschien van slordigheid of onzorgvuldig 'knippen en plakken', maar niet van typisch Vlaams ("sappig" maar niet te pruimen) taalgebruik. Kom me niet vertellen dat het jullie nooit overkomt.

"De achterdeur", dan. Een typisch Vlaamse wending, inderdaad, en behoorlijk informeel, en dat mag bij ons, want: 'bestemd voor binnenlands gebruik'. Ik zou daar niet meteen grote verloederingsconclusies aan vastknopen.

"Van zichzelf" moet "van haarzelf" zijn, dat klopt (tenminste als de zin zo moet worden opgevat, want ik vind het een beetje raar), maar neem me niet kwalijk dat ik toch even steiger als een 'noorderbuur' ons de les komt lezen over de geslachten. Dat is net niet jullie sterkste punt (onze dialecten kennen ze nog). Ik geef toe, jij vindt er één en ik geen, maar kijk het NRC-artikel nog eens na: daarin gaat men alle verwijzingen zo grondig uit de weg dat het geen kunst meer is (alleen 1 keer "zijn" om te verwijzen naar die topman, makkelijk zat).

Sinds wanneer is het verboden te variëren op uitdrukkingen? Is dat verloedering?

"Een kalender opstellen" een germanisme? Niet als je een en ander nagaat in van Dale (

De rest van de discussie laat ik voorlopig aan mij voorbijgaan.


Johan Nijhof - 30/01/09

Beste Herman, als iemand beweerd mocht hebben dat de NRC zonder zonden was, ik was dat niet. Ik begon vrij neutraal aan mijn onderzoekje, zo van “misschien is DE MORGEN beter, maar hij wordt toch nooit goed” (vrij naar Cornelis Vreeswijk). Helaas heb ik mijn kritiek in een paar minuten uit een Morgen-pagina bijeengesprokkeld, we waren immers uitgedaagd tot het zoeken van spijkers, terwijl de vergelijking van Mantione zo goed als dodelijke resultaten oplevert. Bijna geen zinnetje is langer dan 8 woorden, iets waar NRC-Handelsblad helemaal geen last van heeft. Het werkt buitengewoon irritant als men zelf niet achterlijk is. Bovendien is het een misverstand, dat het de leesbaarheid bevordert. J.K. Rowling schrijft zinnen van Tacitus-lengte, en wordt over de hele wereld door kinderen verslonden. Dat beantwoordt dan, hoop ik, je vraag hoe wezenlijk het allemaal is. De Morgen wekt de indruk, dat het allemaal zo moeizaam geschreven wordt, alsof men in een taal schrijft die men slechts op basaal niveau kent. De anakoloet versterkt die indruk. Het woord verloedering heb ik echter in dit verband niet in de mond genomen. Ik vrees overigens wel, dat je zo’n zin niet in een paar minuten uit NRC of Volkskrant haalt.

Geen van de opgesomde woorden is echt af te keuren, en ik heb ook geen enkel probleem met het gebruik van terug. Alleen: het is beslist typisch Vlaams. Daar ging het ook om. Ook met "communautaire dialoog" heb ik geen probleem. Inderdaad zet ik dat als Belgisch verschijnsel tussen aanhalingstekens. Het woord communautair wordt in Nederland nauwelijks gebruikt.

“Zo zot als een achterdeur”, niet alleen de uitdrukking, maar ook het woord zot, tenzij in de uitdrukking “te zot voor woorden”, is Vlaams.
Ik verbaas me zeer over je opmerking over woordgeslachten. Ik ben met mijn specialisatie in historische grammatica en als Duitssprekende natuurlijk bevoorrecht in dezen. Maar de gedachte dat de keus tussen haarzelf en zichzelf ook maar iets met dat woordgeslacht te maken heeft, moeten we afwijzen. Had de zin geluid “het parlement keurde de begroting van zichzelf goed”, dan was dat immers net zo ongrammaticaal geweest.

Inderdaad, “een kalender opstellen” mag van Van Dale. Toch leest men te onzent altijd “een agenda opstellen”, terwijl men het in het Duits dan over Kalender heeft. Misschien is de divergentie gewoon jonger.

"Is het verboden te variëren op een uitdrukking”, vraag je. Wedervraagje “Is het toegestaan te variëren op een vaste uitdrukking”. Kent de schrijver die vaste vorm "Een zwaluw maakt nog geen lente” wel. Ik ben weer terug bij die verdenking van het basale niveau.


Marijke van Oudenhoven - 30/01/09

Een discussie moet niet ontaarden in gekissebis. Ik heb het idee dat de discussielijn door de laatste mails is doorbroken. Er zijn heel wat interessante aspecten besproken van het probleem dat Linde van den Bosch aan de orde heeft gesteld. Als studente heb ik daar wat van opgestoken. Ik sta heel welwillend tegenover constructieve bijdragen, maar liever geen muggenzifterij en egotripperij. Die verhelderen een kwestie niet.

Graag zou ik van een tot oordelen bevoegde nog iets meer willen horen over de taak van de Taalunie in deze zaak. Moet deze Nederlands-Vlaamse instantie regelend, adviserend of sturend optreden? Of moet ze gewoon bekijken wat er in feite gebeurt en daarvan verslag uitbrengen? Dat de gesproken taal in Nederland en Vlaanderen steeds meer uiteengroeien, vind ik behoorlijk alarmerend. En ik ben de enige niet. Mogelijk wordt van de Taalunie wel een dwingender, normatiever beleid verwacht! Dat zal op weerstand stuiten, maar aan het 'verkavelen' (Verkavelingsvlaams) en het 'polderen' (Poldernederlands) zou toch om communicatieve redenen een halt moeten worden toegeroepen. Of dat mogelijk is, weet ik niet.


Daniël Mantione - 31/01/09

> Moet deze Nederlands-Vlaamse instantie regelend, adviserend of sturend optreden? Of moet ze gewoon bekijken wat er in feite gebeurt en daarvan verslag uitbrengen?

Ik denk dat daar een heel eenvoudig antwoord op gegeven kan worden. De Taalunie is *uitvoerder* van het taalbeleid in de lidstaten. Een beleidsuitvoerder treedt zowel regelend, adviserend, als sturend op, aan de hand van zijn beleidsmandaat.

Als we naar de praktijk kijken, dan assisteert en adviseert de Taalunie vooral. Men assisteert de taalgebruiker, het onderwijs, vertalers, enzovoorts. Zeer nuttig werk overigens. Op het gebied van regelen, regelt men maar op één punt: De spelling. Sturen doet de Taalunie naar mijn weten in het geheel niet.


Ria Borgesius - 31/01/09

> Moet deze Nederlands-Vlaamse instantie regelend, adviserend of sturend optreden?

Je kunt deze vraag ook herformuleren (waardoor die wel een wat andere betekenis krijgt) en wel als volgt: moet de Taalunie een gezaghebbend instituut of bolwerk van taal worden zoals de Academie Francaise of het Goethe Institut? Ik vind dat daar veel voor te zeggen valt. Gewoon een Instituut dat, boven alle discussie verheven, vaststelt hoe in Nederland, Vlaanderen en Suriname met taal wordt omgesprongen.

Alleen is er een groot praktisch probleem: zeker in Nederland pikken mensen het simpelweg niet als een Instituut zegt hoe ze met taal *moeten* omspringen. 'Boven alle discussie verheven' is, zeker in Nederland, ondenkbaar. Dat hebben we wel gezien bij de invoering van de Groene Spelling 2005. Een groep mensen laat zich aanpraten dat die Groene Spelling van de Taalunie niet goed is, en komt dan met een alternatieve en zogenaamd handigere spelling, de Witte Spelling. Stel je voor dat die Witte Spelling door de overheid (de regeringen van Nederland en Vlaanderen) of door een Taalunie-Instituut verboden zou worden, nou, dan zouden de poppen in Nederland en Vlaanderen aan het dansen zijn... Toch lijkt het me evident dat één uniforme spelling van het Nederlands in Nederland, Vlaanderen en Suriname gewenst is. Ga er als Taalunie maar eens aan staan...

De vraag of de Taalunie meer sturend en regelend zou moeten optreden is volgens mij dan ook een vraag die niet aansluit bij de realiteit.

Overigens vind ik dat de pr van de Taalunie ronduit zwak is. De Taalunie doet veel goede dingen voor ons Nederlands, maar durft zich daarover nauwelijks op de borst te kloppen. De Taalunie mag zich wel wat meer profileren, meer reclame voor zichzelf maken. Maar ja, als overheidsinstantie is dat not done, om het eens in goed Nederlands te zeggen. Lastig hoor, baas zijn van de Taalunie...


Daniël Mantione - 31/01/09

> Alleen is er een groot praktisch probleem: zeker in Nederland pikken mensen het simpelweg niet als een Instituut zegt hoe ze met taal *moeten* omspringen. 'Boven alle discussie verheven' is, zeker in Nederland, ondenkbaar. Dat hebben we wel gezien bij de invoering van de Groene Spelling 2005.

Niet mee eens. De Taalunie is nog immer altijd een instituut die als een grote autoriteit gezien wordt. Als de Taalunie zegt dat iets fout is, zal daar gewicht aan gegeven worden. Ook op spellingsgebied geldt dat.

Wat de Taalunie niet kan, is beslissen hoe te taal luidt. Dát wordt niet gepikt en dat gebeurde toen de spelling 2005 uit kwam. En wijzigingen vallen nooit goed. Bovendien, als de taalgemeenschap concensus heeft over iets, dan kan de Taalunie zeggen wat zij wil, er zal dan niet naar geluisterd worden. Het is een belangrijke autoriteit, maar niet de enige autoriteit.



Herman Callens - 1/02/09

@ Marijke van Oudenhoven:

Dank voor de wenk, maar zou het niet fijner geweest zijn als je die een paar mails vroeger had gegeven? Ik kissebis dus nog even verder, met "een somber gestemd taalgebruiker" die niet wil weten van "paniekgesprekken over de verloedering van onze taal", o nee, want "(de) situatie is wérkelijk nijpend".

@ Johan Nijhof:

Nee, het woord 'verloedering' heb je niet gebruikt, dat doe ik, wellicht geheel ten onrechte, want jij vertolkt hier natuurlijk de mening dat het 'nijpend' goed gaat met het Nederlands, toch? Wat je wel gebruikt, zijn woorden als "bagger", "basaal niveau", "sappig" en "Vlaams", en dat is voor jou één pot nat, zo besmettelijk en afkeurenswaardig als het woord "dodelijk" uitermate helder te kennen geeft.

Meer dan één willekeurig artikel in De Morgen heb je niet nodig om een woord als "dodelijk" in de mond te nemen, maar een ander willekeurig artikel vertelt natuurlijk een heel ander verhaal. Ik heb vanavond even vergeleken, NRC en De Morgen (online), met de berichtgeving over de nieuwe raketaanvallen op Israël vanuit Gaza. Ik vind geen noemenswaardige missers, laat staan een anakoloet, en geloof het of niet maar in De Morgen haalt men een gemiddelde zinslengte van kijk-eens-aan-liefst 20 woorden, in NRC slechts 15. Wat het basaalst is, mag jij zeggen, maar ze staan allebei nog ver van J.K. Rowling. Serieuzer dan zo'n toevallig artikel zijn de studies waar Cees Slingerlandt hierboven (27/01) naar verwees. Mogen we daar misschien nog een "dodelijk" antwoord verwachten, of moeten we het maar doen met jouw constatering dat een paar van de genoemde heren - heel uitzonderlijk overigens, wat wil je? - goed ABN spraken?

Nog iets over die woordgeslachten. Als je mijn opmerking goed gelezen hebt, herinner je je zeker dat ik enige moeite had met de geciteerde zin. Jouw toevoeging - "haarzelf" - zette mij op het been van die woordgeslachten (ja, ik varieer doelbewust, je mag het basaal vinden). Ik kon het artikel zelf niet raadplegen, dus ik had niet meer dan een vreemde zin en die toevoeging om uit te maken waar jij het over had. Eigenaardig toch, dat je 'ongrammaticale' correcties toevoegt?

Tot zover mijn gekissebis. Tijd en plaats voor het betere werk ...


Johan Nijhof - 3/02/09

De simpele vraag, of een journalist die alleen zinnetjes kan schrijven of wenst de schrijven van 8 woorden of minder, de impliciete lof voor taal en stijl van De Morgen bij Cees Slingerlandt niet voldoende weerlegt, mag denk ik niet onbesproken blijven. Als je dan zo´n punt maakt, moet er opeens een breed onderzoek komen of dat wel voor alle artikelen geldt. Nee, dat geldt vast niet voor alle artikelen, maar De Morgen afficheert zich mooi wel als kwaliteitskrant. Kan dat met zo’n redacteur of correspondent nog wel?
Het zal me overigens worst wezen, of NRC-Handelsblad hetzelfde gemiddelde scoort. 15 is ruim voldoende voor een leesbare stijl. Het NRC -artikel van gisteren over hetzelfde onderwerp scoort overigens wél een gemiddelde van net over de 20. Ik ben niet van plan mijn laatste jaren verder door te brengen met het tellen van zinslengten.

Maar het ging, en dat schijnt Callens volkomen uit het oog verloren te hebben in zijn gekrenktheid nadat ik zijn lievelingskrant niet zonder reden als bagger had gekwalificeerd, helemáál niet om de kwaliteit van de krant, maar om de bewering dat het taalgebruik nog steeds naar elkaar toe zou groeien, quod non.

Dáárom noteerde ik de Vlaams aandoende eigenaardigheden, en niet omdat ik die op een of andere manier zou afwijzen. Uiteraard erken ik het volste recht van Vlamingen om zo zot als een deur te zijn.

Daarbij geven ze - eerlijk is eerlijk - de indruk vaak inventiever te zijn in de aanpassingen die onze taal nodig heeft.

Ook vandaag geen anakoloet gevonden in NRC-Handelsblad, wél in De Morgen: „ De Gentse correctionele beschouwt de belangrijkste beschuldigingen bewezen.” En het wonderlijke: Na kennis ERMEE te hebben gemaakt en haar best te hebben gedaan om OP een zeer goed blaadje te komen, vermoordde ze die dubbelgangsters.

Even over de autoriteit van "Onze Taal”. Vele jaren terug constateerde ik dat het ontwikkelingsproces van de bijzinnen ingeleid door “om” geheel anders verlopen was dan de ANS het beschreef. Dat kon bewezen worden met citaten van De Vooys. Na contact met Jaap de Rooij, de editeur, die ik al goed persoonlijk kende, kreeg ik het advies een artikel daarover te schrijven voor "Onze Taal”. Men wilde daar mijn artikel wel publiceren, maar ….. de conclusies moesten worden geschrapt! Uiteraard heb ik het toen teruggetrokken, en mijn abonnement maar opgezegd. Oogkleppenwetenschap is geen wetenschap.

Nicoline van der Sijs stelt in dit blad geruststellend, dat de invloed van vreemde talen nooit invloed op de grammatica van het Nederlands heeft gehad. Uitgerekend het woordje "zich", over het onjuiste gebruik waarvan ik viel in De Morgen, bewijst al dat dit niet klopt. Het Nederlands werd in de 16e eeuw verblijd met een echt reflexief, dat we in onze streken nooit hadden gekend. Dit gebeurde via de geremigreerde protestanten uit Embden, die dit uit het Duits hadden opgepikt.

Het rookgordijn van Callens over het woordgeslacht, "kamer" is toch echt vrouwelijk en als er "haarzelf" had gestaan was de zin weliswaar stilistisch, maar niet meer grammaticaal af te keuren geweest, moet ons niet van de wijs brengen. Het is me volstrekt onduidelijk waar hij heen wil, of hij moest echt de regels voor het gebruik van de reflexieve vorm niet kennen. Blijkbaar moet hij toch heus maar accepteren, dat hij door een Noord-Nederlander wordt gecorrigeerd op het vlak van woordgeslachten.

Laten we terugkeren naar de kern van de discussie, zoals wordt aanbevolen. Alleen - wat was dan de kern van de discussie? Een vraagstelling zie ik helemaal niet in Linde´s artikel, anderen spreken zelfs van een open deur. Als iemand er honing uit heeft kunnen puren, is dat uitermate verheugend. Laat het vooral weten.


anoniem- 4/02/09

Ik begrijp niet waarom dit onderwerp toch steeds weer dicussies oproept.

Eén ding staat vast. Het wordt voor kleine groepen, voor kleine gemeenschappen moeilijker om hun taalgebruik te behouden. Dat heeft ermee te maken dat teveel culturen door elkaar mengen en wij wel genoodzaakt zijn om ons op een of andere manier verstaanbaar te maken. Dit kan enkel met een standaardtaal, en soms zelfs niet met onze eigen taal.

Wat die dialecten betreft. Och, ik kan daar van genieten. Mensen horen praten zonder dat ze een facade opzetten:ik ben ik en wat de rest denkt laat me koud. That's the spirit.

ABN link ikzelf aan ten eerste jezelf verstaanbaar maken: zeer belangrijk! Maar ik sta er aan de andere kant sceptisch tegenover. Het is dikwijls niet meer dan een middel dat mensen gebruiken om zichzelf zo goed mogelijk voor te doen, om zichzelf te verkopen. Iedereen wil uitpakken met interessante woorden, zinnen, liefst in perfecte articulatie. Zo geforceerd dikwijls.


Herman Callens - 5/02/09

Over de flauwekul - twee anakoloeten en enkele Vlaamsismen - die jij presenteert als 'weerlegging' van een hele reeks studies over de materie - hoe onwetenschappelijk kun je zijn? - wil ik het niet eens meer hebben, ik gun je van harte je vooroordelen.

Eén correctie wel. De Morgen is níét mijn lievelingskrant (verre van, ik lees De Standaard), dus dat "volkomen uit het oog (verliezen)" en die "gekrenktheid" vallen wel mee. Jammer dat het niet bij je opkomt dat ik misschien gewoon de 'waarde' van je aantijgingen wil nagaan.

Ten slotte stel ik vast dat jij, 'of all people', en De Morgen aardig naar elkaar tóégroeien. Als je een zin uit je pen krijgt als "Maar het ging (...) om de bewering dat het taalgebruik nog steeds naar elkaar toe zou groeien (...)" kun je er zó aan de slag. Misschien wordt het wel jóúw lievelingskrant ...

---

Noot moderator:
Mensen laten we ons vooral richten op de stelling dat niet alleen het ABN bruikbaar Nederlands is. Het lijkt er af en toe op dat er hier een persoonlijk mini-oorlogje wordt uitgevochten...


Johan Nijhof - 6/02/09

Misschien is ook dit een open deur, maar: dialect is een luxe, die men zich misschien niet altijd kan permitteren.

Met 22 miljoen sprekers rekent men zich rijk. Hoeveel Engelstalige expats, werkzaam in handel en industrie in Nederland en Vlaanderen moeten daarvan nog worden afgetrokken, die zelden of nooit een woord Nederlands nodig hebben en dat meestal ook niet zouden kunnen? Den Haag is vol met dat soort mensen. Er zijn daarnaast veel anderstalige expats, die met het Engels uit de voeten kunnen en geen enkele moeite doen Nederlands te leren, juist omdat Nederland de mogelijkheid daartoe biedt. In het centrum van Den Haag, waar ik tot voor kort woonde, hoorde je domweg geen Nederlands meer op straat. Drie van mijn buren die van hetzelfde trappenhuis gebruik maakten, 10%, hadden geen idee waar je het over had als je goeie middag zei. Sommigen woonden er al 8 jaar.
De jongeren, die vaak een Nederlandse partner hebben, breiden daarmee het gebruik van het Engels nog uit, aangezien er in dat geval ook door de partner nauwelijks meer Nederlands wordt gesproken

Dan zijn er de - merendeels Marokkaanse - vrouwen, die vaak nooit alleen buiten de deur komen, voor wie de kinderen, ook als dat al pubers zijn, moeten tolken, en die de inhoud van hun portemonnee bij de kassa van de supermarkt uitstorten, zonder te weten welke munteenheid er gebruikt wordt of wat bij benadering de waarde van de biljetten moge zijn.

Is dat in Vlaanderen en Brussel heel anders? Hoeveel zijn het er precies bij elkaar gerekend?

Daarom is men er niet zo happig op om dit probleem onder ogen te zien. Het is geruststellend om te denken, en sussend om te beweren dat we in taalgebruik nog steeds naar elkaar toegroeien, terwijl we een gemeenschappelijke norm de facto hebben losgelaten en elkaars tv-programma’s ondertitelen.

Toen we het nog moesten doen met 1 of 2 Nederlandse zenders, werd er immers veel meer naar de Vlaamse gekeken dan men nu doet.

Alleen als men Vlaams en Nederlands bij elkaar wil rekenen, is er sprake van een middelgrote taal, maar, zoals eerder betoogd: een taal die zich laat terugdringen tot het gebruik in alledaagse situaties buiten het werk en de wetenschap, reduceert zichzelf tot een dialect, en een dialect sterft niet uit, maar raakt gewoon in onbruik.

Reeds vele jaren geven banken bankgaranties automatisch af in het Engels, standaardformulieren voor medische attesten bestaan alleen nog maar in het Engels.

Ben ik een zwartgallige somberaar? Ikzelf heb anders beslist geen last meer van de situatie, en ook mijn kinderen redden zich prima met het Engels in hun dagelijks leven. Ik ontkom alleen niet aan de conclusie dat dit proces zich toch heus aan het voltrekken is.

Is het verschijnsel van een mislukkend beleid, dat tegen beter weten in vele jaren met optimisme in stand wordt gehouden, dan zo onbekend voor u?


Johan Nijhof - 19/02/09

Vandaag weet ik mij gesteund in de kritiek op te korte zinnetjes. Daarop promoveert Jentine Land, in een onderzoek naar vmbo-boeken. De korte zinnen maken de tekst helemaal niet leesbaarder: integendeel. Dat zal toch waarschijnlijk ook gelden voor de Vlaamse lezers.
http://www.nrc.nl/digitaleeditie/NH/20090219___/1_008/article1_image.html.


Herman Callens - 23/02/09

Fijn dat je je gesteund weet in je kritiek op (te) korte zinnen, maar wat schieten we daarmee op? Die kritiek was immers door niemand op de korrel genomen, in tegenstelling tot je roekeloze extrapolatie – op basis van één artikel – dat De Morgen hoe langer hoe meer "bagger" produceert, "gewoon niet meer begrijpelijk voor een Nederlander". Ik neem aan dat je niet wil concluderen dat Land jou dáár gelijk geeft, want dat doet ze natuurlijk niet, maar de toevoeging dat haar bevindingen toch ook moeten gelden voor Vlaamse lezers wekt toch de indruk dat je je ergens ook gesteund weet in je kritiek op De Morgen. Twee kanttekeningen.

Volgens jou had het gewraakte artikel in De Morgen "bijna geen zinnetje langer dan 8 woorden". Misschien was dat zo - ik kon het niet controleren - maar ik had/heb mijn twijfels. Het is alleszins zo dat het op z'n minst behoorlijk atypisch is voor de krant. Na je (laatste) reactie, heb ik nog eens de proef op de som genomen. Ik selecteerde telkens zes artikels van De Morgen en NRC Handelsblad, die op dat moment op hun thuispagina's figureerden, en ging de (gemiddelde) zinslengte na. Bij De Morgen varieerde die tussen 17,23 en 20,87 woorden (gemiddeld: 19,46), bij NRC tussen 11,26 en 20,41 (gemiddeld 16,79). Ik ga me niet blindstaren op het verschil tussen beide kranten. Heel significant is het wellicht niet en bovendien zat er bij NRC een uitschieter naar beneden toe. Ik concludeer echter wel dat deze steekproef (zes op zes, asjeblief!) zonder meer brandhout maakt van jouw kritiek op (de korte zinnen van) De Morgen. Wat jij ook geconstateerd zou hebben, er is niets dat erop wijst dat De Morgen zich te buiten gaat aan korte zinnen, laat staan dat méér zou doen dan NRC.

Steun voor je kritiek op korte zinnen vind je in een leesbaarheidsstudie van Jentine Land. Helaas heb ik, als niet-abonnee, geen toegang tot het deel van de site met het artikel, maar ik kon wel terecht op de site van de Universiteit Utrecht. Je hebt het, neem ik aan, over Lands dissertatie, "Zwakke lezers, sterke teksten? Effecten van tekst- en lezerskenmerken op het tekstbegrip en de tekstwaardering van vmbo-leerlingen", en m.b. haar 3de onderzoek, waarin vmbo-leerlingen studieteksten uit hun leerboeken kregen aangeboden in twee versies, een 'vereenvoudigde' en een 'normale', en bij het lezen beter bleken te scoren bij de 'normale' teksten dan bij de 'vereenvoudigde'. Dat vertaal jij als: "De korte zinnen maken de tekst helemaal niet leesbaarder: integendeel". In de info die ik heb kunnen vinden ('abstract' v.d. dissertatie) staat echter helemaal niets over 'korte zinnen'. Wel gaat het over het al dan niet aanwezig zijn van (bepaalde) 'structuuraanduidende elementen'. Zo werden in de 'vereenvoudigde' teksten 'connectieven' en 'structuurmarkeerders' weggelaten en begon elke zin op een nieuwe regel. Dat lijkt me niet helemaal hetzelfde. Korte zinnen sluiten het gebruik van (dergelijke) 'structuuraanduidende elementen' niet uit. Bovendien is het maar de vraag of zo'n 'vereenvoudigde' tekst ook maar enigszins lijkt op een krantentekst-met-korte-zinnen. Zelfs in De Morgen hebben de artikels alinea's, om maar iets te noemen. Tot slot, of het wel opportuun is om van de 'zwakke lezer' en z'n 'studieteksten' te extrapoleren naar de gemiddelde lezer en z'n krant, is m.i. ook nog niet uitgeklaard.

Kortom, wat schieten we op met je opmerking?


Johan Nijhof - 24/02/09

Waarschijnlijk is de kritiek van Callens op mijn laatste conclusie terecht. Mijn informatie kwam uit de krant, dat is niet altijd een deugdelijke bron. Ja, de zinnen worden in de bedoelde vmbo teksten geforceerd nog korter gemaakt door weglating van o.a. voegwoorden.

Mag ik er wel op wijzen, dat het onmogelijk is langere zinnen te maken zonder gebruikmaking van de bedoelde structuuraanduidende elementen?

Ook ik heb in De Morgen geen artikel meer gevonden dat zo extreem korte zinnen had als het door Mantione aangedragen voorbeeld. Zin om veel in De Morgen te grasduinen heb ik echter nog steeds niet. Mijn kwalificatie "bagger" - en daar gaat Callens met zijn conclusies de fout in - berustte immers niet op de korte zinnen, zoals ik immers al op 30/1 verduidelijkt heb.

Op dit ogenblik dreigen onze "beste" kranten in buitenlandse handen te vallen, en dat is reden voor nog groter zorgen, omdat het rechtstreeks de onafhankelijkheid van de inhoud raakt.

Tenslotte nog een weerwoord: de gemiddelde krantenlezer ís nu eenmaal een zwakke lezer.


coenie - 4/03/09

Elke taal is bruikbaar ja maar wel bloedlelijk! Hou daar ook eens rekening mee. Ik kom uit Enschede, nog steeds liggend in Twente, alwaar je nog weleens twents hoort alhoewel wel steeds minder... Nu heb ik sobiso al niet zoveel met die verschrikkelijke oow eejs uit de Randstad, onterecht diftongeringen geheten omdat ze namelijk helemaal niet nodig zijn, naarmijn idee echter lelijk en overbodig. Want hier spreken we de oo en ee gewoon als oo en ee uit. In Duitsland bijv. kennen ze dat oow en eej gedoe ook helemaal niet, dat is al het begin. En bijv. die gooise amerikaanse r, die ik nergens naar vind klinken, spreek hem dan helemaal niet uit zoals mensen die Twents (nedersaksisch) spreken dat doen. Allemaal overbodige bedacht door mensen die zich willen onderscheiden.


b.w.hietbrink - 4/03/09

En zelfs veel verder dan het a b n... is bruikbaar Nederlands indien we in het voorleden terug gaan... Het is gewoon een kwestie van woorden restauratie. En ten bewijzen het volgende...

Hoog vereerd publiek !!!

Het is zo ver en hoe had het ooit
zo ver kunnen komen ?

Het 'Hietbrink thuis-oertaal-theater anex museum' is een thans feit.(levenswerk)

Hier in vind u alle bewijzen aanwezig dat er geen vreemde talen bestaan. Alle talen zijn in
synoniem=saam-aan-naam of dialekt-diets van een enkel taal afgeleid.
De zogenaamde hier aanwezig en breed uitgestalde levende zeerollen bewijzen het.(129.600 woorden.)
Duizende plaatsnamen opnieuw in kaartgebracht met de orginele naam teruggeven. B.V...
aan-de-scheide=enschede. Volhardingen=vlaardingen.
opper-huis=parijs. zout-ophaal=setubal...enz...enz...

450 belangrijkste dierensoortnamen ziet u er in naam en soort verklaard uitgebeeld en waarom ze deze namen kregen. Vlerk-muis=vleermuis. al-heffend=olifant lift=al-heft... want dit dier kreeg zijn naam door zijn krachtkunst om de zwaarste lasten zomaar te heffen met zijn hef-voor=ivoor en slurf durf.

ook zijn in de aanwezige keuken allerlei
culinaire=keel-in-ere internationaal via het dialekt-diets terug gebracht tot een taal.
deze speciale=spijze-halen gerechten kunnen er zelfs worden opgediend.

Alleen volgens afspraak. tot en met tien personen
kunnen dit hoogst privee gebeuren mee beleven...0647887421 1x per week voorstelling.

meer over dit alles spreekt Hietbrink a.s. zondag met Willem de Ridder in wereldprimeur van zijn programma.

zegt het voooort !

---------------
To: emoele@hotmail.com
From: wdridder@xs4all.nl
Subject: Fwd: routebeschrijving
Date: Tue, 3 Mar 2009 16:30:43 +0100

Hallo Willem, Ik verwacht je op Zondag 8 Maart om 14.30 uur op de Piet Heinkade 179. Ingang aan de zijkant, op de Saltobel drukken (06 indrukken) en de lift naar de 4e verdieping nemen. Ik kijk er naar uit om gezellig een uur met je te kletsen. Hier volgt de Routebeschrijving SALTO.


Johan Nijhof - 9/03/09

In het lezenswaardige artikel van NRC-Handelsblad van zaterdag j.l., `How do you underbuild that`, wordt, overigens zonder een paniekgeluid, onderbouwd dat Nederlands een tweederangstaal dreigt te worden, een afdankertje: http://www.nrc.nl/digitaleeditie/ZA/20090307___/5_018/article2_image.html

Met recht stelt een Groningse hoogleraar, dat als de universiteit voor het Nederlands verloren is, het VWO uiteraard zal volgen. Of het daarbij blijft? Hier in Duitsland leren kinderen in het Kinderkrippensysteem `Little Giants` met nota bene anderhalf jaar al vreemde talen. Dat is net als het merkwaardige optreden van de Groningse rector magnificus - maar laten we dat magnificus dan ook maar meteen in navolging van het Engels schrappen - een zeldzaam staaltje van continentale zelfhaat.

Alle argumenten van de docenten zelf - voor mij niets nieuws, ik heb het aan den lijve ondervonden - zijn in Taalschrift al weggewuifd. Wetenschappers betoogden immers dat het niet zo'n vaart liep, of als alternatief dat het niet erg was.


Bo Van Koeckhoven - 24/05/09

Iedere variëteit van het Nederlands heeft zo zijn charmes. Maar zelf moet ik eerlijk toegeven dat mijn voorkeur toch wel uitgaat naar de 'spreektaal'. Ik ben een leerling van het 5e jaar secundair onderwijs, 16 jaar. Op school wordt het ons niet verplicht om AN te spreken maar bij bijvoorbeeld spreekbeurten of groepsgesprekken wordt dit wel geëist. Dit valt de meeste leerlingen enorm zwaar want onbewust sluipt er toch oncorrect taalgebruik binnen.

Wat ik net zo jammer vind, is dat dit dus wordt beschouwd als 'ongemanierd', 'onformeel', 'plat', ... Belachelijk toch. Als er iemand in plat dialect zou beginnen 'klappen', dan is dat een ander verhaal. Maar dat de mensen elkaar met 'gij' en 'ge' aanspreken, vind ik op zich geen punt om een probleem over te maken.

Men moet maar aanvaarden dat er ook in de taal evolutie zit. Vroeger (heel vroeger) werd er hier enkel dialect en Frans (door de bourgoisie) gesproken. Toen vond men dat alle Vlamingen 'boeren' waren. Om dat probleem op te lossen, heeft men de taal van Nederlands maar ingepikt door de Vlamingen wijs te maken dat zij inbreng gehad hadden in het Nederlands. Wat allesbehalve waar was. Toen werd de standaardtaal een taal die gesproken werd door een kleine groep Vlamingen. Een groep die zichzelf hoger achtte dan de anderen. Maar doorheen de tijd, zijn er steeds meer mensen de standaardtaal beginnen spreken, voornamelijk op formele aangelegenheden. Hierdoor is het dialect zich ook wat beginnen mengen met de standaardtaal. En daaruit is dan de tussentaal gevloeid. Het is een vorm van evolutie.

Aanvaard het, want ik denk niet dat het mogelijk is om de mensen van mijn generatie nog een perfect mondje AN te leren praten. Hoe graag ik het zelf zou willen kunnen. Ook dialect wordt door mijn leeftijdsgenoten niet echt meer gesproken. Omdat er overal rondom ons in spreektaal wordt gesproken. Op televisie, op school, op de radio, in films, in toneelstukken, ...

Waar moeten we het nog leren om AN te spreken? In die vier lesuren Nederlands die we krijgen op school?


(anoniem-x) - 29/11/09

Wat abn is, weten de meeste Nederlanders (en Belgen) wel. ’t Is Nederlands waar je niet aan kunt horen waar iemand vandaan komt. Of: ’t is de taal van ’t Journaal. Of: ’t is onze Normtaal, die in de Randstad ontstaan is. En als ze ’t al niet weten te definiëren of te omschrijven, dan herkennen ze ’t feilloos, dat is uit recent luisteronderzoek gebleken. Maar wanneer ’t abn ontstaan is, waar ’t vandaan komt, hoe ’t verandert, welke rol ’t speelt, is minder algemeen bekend. Rondom dat abn bestaan zelfs enorme misverstanden, bijvoorbeeld dat ’t abn de oudste taalvariëteit van ’t Nederlands is en dat onze dialecten daar ‘verbasteringen’ van zijn, terwijl ’t omgekeerd is. ’t abn is dan ook veel jonger dan de dialecten.

Alle drie de ‘definities’ die ik gaf, hebben betrekking op gesproken Nederlands, en ook dat luisteronderzoek naar ’t herkennen van ’t abn betrof uiteraard alleen spreektaal. Bij geschreven Nederlands wordt zelden of nooit de kwalificatie abn gebruikt (‘ze schrijft mooi abn’); maar eerder termen als goed of (on)grammaticaal. abn is ’n waardering die hoort bij de spreektaal; hij heeft niet zozeer betrekking op de grammaticaliteit, als wel op de aan- of afwezigheid van (regionaal of sociaal) accent (‘Piet spreekt beter abn dan Jan’). Maar dat abn tegenwoordig de benaming is voor ’n bepaald soort gesproken Nederlands, is vreemd voor wie de geschiedenis van dat Nederlands kent.

’t abn is in zekere zin ’t product van de Tachtigjarige Oorlog. De strijd tegen Spanje werd om uiteenlopende motieven gevoerd: godsdienstige, politieke, economische, met op den duur ’n duidelijk doel: ’n staatkundige eenheid, die zou gaan heten de Republiek der Verenigde Nederlandse Provinciën. Dat streven naar eenheid kreeg ook al gauw ’n talige component. De gedachte was namelijk: willen we ’n politieke en staatkundige eenheid, dan is ook eenheid in taal gewenst. De behoefte aan meer eenheid in de taal bestond in de Lage Landen al eerder, op regionaal niveau, wat niet vreemd is in ’n gebied dat ’n grote diversiteit aan dialecten kende. Onder invloed van de vrijheidsstrijd werd die behoefte aan een uniforme(re) taal nog sterker, ook al omdat er een groter gebied mee gemoeid was, dat van de nieuw opgerichte Republiek. Schrijvers, taalliefhebbers en taalkenners gingen discussies aan en publiceerden hun standpunten in de vorm van spellingwijzers en grammatica's. Bekend zijn de ‘letterkunstige vergaderingen’, die in de jaren 1622-1623, gehouden werden en waar onder anderen Hooft en Vondel aan meededen.

De vraag bij dat werken aan die eenheidstaal was natuurlijk: welke weg te volgen. Nemen we van elk dialect de elementen die ons bevallen of die ons geschikt lijken? Of kiezen we één bepaald dialect uit dat we dan verheffen tot algemene landstaal? Tekenend voor de mentaliteit van toen, of misschien de naïviteit, is dat eerst de eerste weg gevolgd is. Maar dat leverde alleen wat mislukte pogingen op. Gefabriceerde talen redden ’t meestal niet. ’t Gemeenlandsche Dialect, zoals de omgangstaal toen genoemd werd, zou ook niet succesvol geworden zijn, als ’t niet voornamelijk de al bestaande omgangstaal van ’n bepaald gewest geweest was, ’t economisch sterkste gewest, namelijk Holland. Vondel zegt er in z’n Aenleidinge ter Nederduitsche dichtkunste (1650) ’t volgende van: ‘Deze spraeck wort tegenwoordigh in ’s Gravenhage, de Raetkamer der Heeren Staten en het hof van hunnen Stedehouder, en t’Amsterdam, de maghtighste koopstadt der weerelt, allervolmaecktst gesproken, by lieden van goede opvoedinge.’

’t Opvallendste woord in dit citaat is ‘gesproken’, omdat in alle andere geschriften over de taal uit die tijd ’t spreken nooit zo centraal staat. Daar gaat ’t dan wel om zaken als de uitspraak van de lange aa en die van de tweeklanken, in het bijzonder de ei van klein, maar toch vooral over de verhouding tussen spreken en schrijven: hoe kunnen we een uniformere uitspraak bereiken zodat ook ’t spellen eenvoudiger kan worden.

Terwijl de vereniging van de zeventien provincies op ’t punt van gezamenlijke godsdienst- en gewetensvrijheid volgens Jan Blokker ’n illusie gebleven is, is die eenheid er wat de omgangstaal betreft wel gekomen: er ontstond ’n Gemeenlands Dialect dat algemeen aanvaard werd. Niet dat dat ‘Dialect’ meteen overal geschreven, laat staan gesproken werd, maar de aanvaarding was ’n feit. Tekenend voor de eensgezindheid is dat ook juist Vondel zo enthousiast was over dat ‘Hollandse’ Nederlands. Hij was tenslotte ’n kind van immigranten, was in Keulen geboren.

Vondel zelf laat op bijna elke bladzijde van z’n omvangrijke oeuvre zien dat ie zich, zeker in z’n jonge jaren, richt naar de gesproken taal. Net als bijvoorbeeld Huygens (1596-1687). De talloze gevallen van groter als, meer als, enzovoorts, die bij beide schrijvers voorkomen, kunnen moeilijk anders gezien worden dan als elementen uit ’t beschaafde gesproken Nederlands waar Vondel in 1650 zo van opgeeft. Datzelfde geldt ook voor ’t weglaten van de tussen-n. Vondel (1587-1679) schrijft bijvoorbeeld: hartewee, slangevel, schapebouten en wolvenest. Z’n praktijk is blijkbaar geen tussen-n te schrijven als je ’m niet uitspreekt, ook als ’t om ’n meervoud gaat, als in roozegaerden en perlesnoer. ’t Onzijdige lidwoord is bij Vondel bijna altijd ’t: ’t volk, ’t velt, net als in de Middeleeuwen trouwens. Hij schrijft ook ’t klinkertje tussen twee medeklinkers dat bij ’t spreken hoorbaar is: arremen, arrebeid, wollef, scherrep, ontferremt, natuurlijk vanwege ’t metrum, maar hij doet ’t toch maar.

Terwijl de jonge Vondel de beschaafde gesproken taal als de taalvorm beschouwde, waar de schrijftaal zich naar had te schikken, waren anderen zo gefascineerd door de klassieke talen dat ze allerlei eigenschappen die deze geschreven talen bezaten, wilden invoeren. Bijvoorbeeld een ‘Latijnse’ woordvolgorde in de zin. Ook de naamvallen die ’t Nederlands al in de Middeleeuwen grotendeels kwijtgeraakt was, wilden de taalbouwers naar ’t voorbeeld van ’t Latijn weer invoeren. Zo werd er gepleit voor ’n eerder niet bestaand onderscheid tussen hen (vierde naamval, alias lijdend voorwerp) en hun (derde naamval alias meewerkend voorwerp). Idem bij hem en hum. Deze laatste tweeling heeft ’t niet gehaald, de eerste, hen en hun wel, dat wil zeggen bepaald niet volledig, want dagelijks nog worstelen Nederlanders met dat onderscheid, ten bewijze natuurlijk dat ’t onnatuurlijk is. Op ’t spreken van de gewone burger hadden deze taalbouwactiviteiten weinig invloed, maar de geschreven taal werd er steeds gekunstelder door.

In de tijd na Vondel werd de bemoeizucht met de schrijftaal nog sterker. Die bemoeizucht vond z’n uiteindelijke belichaming in de persoon van Balthazar Huydecoper (1695-1778), die uitgerekend Vondel begon te kapittelen vanwege ’n aantal vermeende taalfouten. Later kreeg Huydecoper de kwalificatie ‘taaldespoot’ mee, maar in z’n eigen tijd en lang daarna had ie veel gezag. Zelfs tot in onze tijd werkt z’n invloed nog door. ’n Paar van z’n stokpaarden: ’t moet zijn meer dan, want meer als is ons opgelegd door Alva die ‘niet alleen de land- en kerk-, maar ook de taalwetten ’t onderste boven smeet en verwarde’. Zou knap zijn geweest voor iemand die alleen Spaans sprak. Huydecoper benadrukte ook nog eens ’t 100 jaar eerder bedachte onderscheid tussen hun en hen, en eiste ook dat je bij personen niet schreef de vrouw waarmee ik verkeer, maar de vrouw met wie ik verkeer.

Gevolg van al die aandacht voor de schrijftaal was inmiddels wel dat die model begon te worden bij het spreken. Er was natuurlijk ook nog geen ander middel om de Algemene Landstaal te verbreiden dan het schrift. Nog tot in de negentiende eeuw ging men uit van het primaat van de schrijftaal, zoals ook burgemeester Van der Feltz van ’t Gelderse Epe deed, ­in ’n brief uit 1828 aan z’n onderwijzend personeel. Hij schreef dat ’t om ’n goede en zuivere taal te hebben naar zijn mening noodzakelijk is dat die gesproken wordt ‘zoo als dezelve geschreven wordt zonder te kunnen horen in welke Stre­ek des Lands iemand thuis behoort’.

Toch dacht niet iedereen er zo over. Een van de eerste negentiende-eeuwers die ’n begin maakte met ’t eerherstel van ’t gesproken Nederlands was Jacob van Lennep (1802-1868) in De vermakelijke spraakkunst. Maar de kampioen van de opvatting ‘schrijf zoals je spreekt’ was de bekende makelaar in velerlei verlichte ideeën, Multatuli (1820-1887). Niet alleen in de inhoud van z’n Ideën vallen steeds weer de nuchtere en realistische opmerkingen over taal op, ook in z’n eigen schrijfpraktijk toont ie z’n gevoel voor taal.

In idee 47 schrijft ie: ‘Hij of hy is ook niet mooi, tenzy er een klemtoon op valt. Melis Stoke en ik vinden “zegt‑i” en “doet‑i” goed. Komaan, laat ons dat doen... we winnen daardoor kracht in hy: Neen, zegt‑i snel, wat‑i wil, wil‑ikzelf, omdat hy dat begeerd heeft. Wat‑i denkt, wat‑i zegt, wat‑i doet, werd in zyn ziel geboren... doet Hy!’ Multatuli schrijft niet alleen als Melis Stoke (ca. 1235 - ca. 1305), maar ook net als Vondel:’t volk,’n gedeelte.

Multatuli had met z’n ijveren voor ’n natuurlijke geschreven taal ’t tij mee, dat wil zeggen dat tij begon in zijn richting te keren, maar pas goed na z’n dood, op ’t eind van de negentiende eeuw. Dan laten taalkundigen als Kollewijn van zich horen, die de spelling drastisch willen laten aansluiten bij ’t verzorgde spreken en die ook allerlei naamvals-ennen wilden afschaffen.

Ze pleitten, net als Multatuli, voor ’t ophouden met ’t wezenloze gebruik van ’t voornaamwoord haar bij de namen voor voorwerpen, die in ’t verleden van ’t vrouwelijk geslacht waren, zoals tafel en maan. Dat gevoel voor ’t mannelijk en vrouwelijk woordgeslacht (bijvoorbeeld zon, stoel tegenover maan, tafel) was in Multatuli’s tijd al praktisch helemaal verdwenen. Waarom zouden we dan bij ’t schrijven nog steeds doen alsof. En passant krijgt dat Verzorgde Nederlands, eind negentiende eeuw dus, ook ’n nieuwe naam, te weten Algemeen Beschaafd Nederlands (abn). De verspreiding van dat gesproken abn kreeg ’n belangrijke impuls door de invoering van de leerplicht in 1900, nadat eerder al de opleiding voor onderwijzers sterk verbeterd was.

In de eerste helft van de twintigste eeuw werden de ideeën van Multatuli en Kollewijn (’t spreken gaat voor ’t schrijven) nog volop aangehangen, onder anderen door schrijvers als Nescio. Een belangrijke neerslag ervan is te vinden in de spellingwijziging van minister Marchant in 1934. De herziening bestond namelijk vooral in ’t schrappen van spellingswijzen die niet meer aansloten bij de beschaafde uitspraak. Zo schafte Marchant de spelling sch af in woorden als visch, mensch, enzovoorts. Ook ’t onderscheid tussen de o van roken en de oo in oogen, dat nog terugging op een verschil in uitspraak in ’n ver verleden, werd geschrapt, net als ’t onderscheid tussen de e van rekenen en die van teekenen.

Na de Tweede Wereldoorlog zien we een toenemende waardering van de geschreven vorm van ’t Nederlands. Voorbeelden zijn de beschrijving van ’t Nederlands in de Algemene Nederlandse Spraakkunst, maar vooral ’t gewicht dat aan de spelling toegekend wordt. Opvallend daarbij is dat die spelling in plaats van zich te voegen naar ’t veranderende abn, zich bij elke recente wijziging steeds verder van de beschaafde uitspraak verwijderd heeft (denk nog maar even aan die belachelijke tussen-n-regel: paardenbloem, pannenkoek, ruggengraat). Overigens durf ik de stelling aan dat ’t geschreven negentiende-eeuwse Nederlands van Multatuli dichter staat bij ’t gesproken Nederlands van tegenwoordig dan de spelling die de Taalunie aan de man probeert te brengen. De ultieme vorm van adoratie van de geschreven taalvorm is natuurlijk ’t jaarlijkse Groot Dictee der Nederlandse Taal.

Ook de toenemende praktijk van de spellinguitspraak door presentatoren op radio en tv die een tekst voorlezen, is een bewijs van een onevenredig groot ontzag voor de geschreven vorm van het Nederlands. Deze spellinguitsprekers lezen letters en geen woorden, niet beseffend dat een tekst op papier nooit meer is dan een ‘gebrekkige’ weergave van de abn-uitspraak en dat die tekst bij het voorlezen dus ‘vertaald’ moet worden naar normale spraak. Terwijl geen mens ’t in ’t dagelijks leven heeft over hét Bureau of hét kabinet, hoor je dat elke dag op de radio wel ’n paar keer zeggen, dat wil zeggen: voorlezen van ’n blaadje, omdat daar natuurlijk staat: het Bureau, het kabinet! Spellinguitspraak komt ’t meest voor bij lidwoorden en bij voornaamwoorden. Van Lennep aggeerde er al tegen in 1865: ‘mij, wij, gij, jij, hij, zij, hem, haar, daar, enz. hebben alleen een klemtoon, wanneer de zin volstrekt vereischt, dat er op gedrukt wordt.’ Wie ze bij onnadrukkelijk gebruik toch vol leest, bezondigt zich aan onnatuurlijk taalgebruik.

Een recent geconstateerde ontwikkeling is ’t gebruik van de volle vormen van de voornaamwoorden, ook als die geen klemtoon hebben, in spontaan gesproken Nederlands. ’n Toenemend aantal Nederlanders zégt dus ook: mag jij komen? (in plaats van mag je komen?); maak jouw eigen website (in plaats van maak je eigen website); komt hij met zijn hond? (in plaats van komtie met z’n hond?). Dat wordt nog erger doordat veel allochtonen en tweedetaalsprekers van ’t Nederlands overgeleverd zijn aan docenten die spellinguitspraak praktiseren.

’t Is overigens niet ondenkbaar dat wat we nu nog als spellinguitspraak diskwalificeren, in de toekomst de nieuwe norm wordt. Want dat ’t abn al tijden als norm fungeert, wil nog niet zeggen dat die norm steeds onveranderd gebleven is en in de toekomst onveranderd zal blijven. Je hoeft maar naar ’n radioreporter uit de jaren zestig of zeventig te luisteren om de gigantische verschillen te kunnen vaststellen: de spraak van toen vinden we nu bekakt, stijf, te netjes. Zelfs de spraak van eenzelfde reporter is in de afgelopen decennia vaak drastisch anders geworden (vastgesteld bij Arie Kleiwegt en Henk van Hoorn).

Dat waardeoordeel over dat oudere Nederlands zou niet zo negatief uitvallen als niet ook ’t Nederlands van de luisteraar, dus van iedereen, veranderd zou zijn. In 1970 sprak Kleiwegt ’t Nederlands dat we toen normaal vonden bij ’n reporter, net zoals we z=n Nederlands van 2000 normaal vonden. De taalkundige relativiteitstheorie zegt daarom: als hoorder en spreker gelijkelijk veranderen (en dat doen ze altijd want hoorder en spreker vallen samen, we zijn allemaal tegelijk hoorder en spreker), verandert er niets aan de waardering van ’n taalvariëteit. Als ons gehoor ‘stil’ was blijven staan, zouden we de Kleiwegt van 2000 niet als ‘normaal’ hebben kunnen appreciëren.

Dat ’t Vlaamse Nederlands wat betreft de uitspraak steeds meer gaat verschillen van ’t Nederlandse Nederlands heeft juist te maken met een verschillende ontwikkeling van ’t abn. In Nederland verloopt die veel dynamischer dan in Vlaanderen. Vlaamse nieuwslezers van nu spreken nog nagenoeg ’tzelfde Nederlands als die van dertig jaar geleden, een aanwijzing dat al vanaf die tijd de band met ’t Nederlandse abn daar losgelaten is. Aan de andere kant is er in Vlaanderen een nieuwe omgangstaal ontstaan en stormachtig in opkomst, die ver afstaat van zowel ’t abn van de Vlaamse nieuwslezers als van ’t Nederlandse abn. Die omgangstaal heet daar Schoon Vlaams, sommigen spreken misprijzend van Verkavelingsvlaams. ’t Is de voertaal in de meeste Vlaamse soapseries maar hij is ook te beluisteren in ’t Vlaamse parlement: “iek geloof nie dat em nog naor uis komt”; ‘t opvallendst in dat Verkavelingsvlaams zijn de Brabantse dialectkenmerken.

De verschil tussen ’t Nederlands in Vlaanderen en dat in Nederland zal in de komende tijd alleen nog maar groter worden door recente ingrijpende veranderingen in ’t Nederlandse abn, die zo’n tien jaar geleden de aandacht begonnen te trekken, niet ’t minst omdat ze vooral opvielen bij jonge ontwikkelde vrouwen. Die spreken in toenemende mate en al sinds ongeveer 1970, zo is gebleken, Poldernederlands, een ‘subvariant’ van ’t abn, waar je dus ook niet aan kunt horen waar iemand vandaan komt. Een aantal opvallende eigenschappen van dat Poldernederlands zijn: wijdere tweeklanken: dichtbaai in plaats van dichtbij, baien in plaats van buien en kaaud in plaats van koud. Ook de Gooise r (zekej, kamej) wordt er wel toegerekend, al is die al veel ouder dan ’t Poldernederlands. Er is geen enkele aanwijzing dat Vlaanderen de Nederlandse ontwikkeling zal volgen en dat dit Poldernederlands ooit in Vlaanderen gesproken zal gaan worden. Net zo min als ’t Verkavelingsvlaams in Nederland zal doordringen.

De geschiedenis van ’t abn vertoont al met al wel iets van een pendulebeweging: in de zeventiende eeuw, o.a. bij Vondel, werd er bij ’t schrijven en bij ’t vaststellen van de schrijftaalnorm volop rekening gehouden met de gesproken vorm; in de achttiende eeuw (lees Huydecoper) ligt de nadruk op de geschreven vorm; in de tweede helft van de negentiende eeuw (Multatuli) slaat de balans weer door naar de spreektaal; in de twintigste eeuw krijgt de geschreven vorm de meeste aandacht.

Wat hierna zal komen, moet de tijd leren, al is er, op grond van onderzoek, wel degelijk iets van te zeggen. De diftongen die verwijd zijn, de volle vormen van ’t voornaamwoord, de Gooise r, dat zijn de kenmerken van ’t nieuwe abn (in Nederland) dat we voorlopig nog maar Poldernederlands zullen blijven noemen. Dat Nederlands neemt hand over hand toe; hoe jonger de generatie, hoe meer ’t gesproken wordt. Beste bewijs vormen onder andere reclamespotjes op radio en tv, over voor jongeren interessante zaken: kpn altaaid dichtbaai. Of beluister de presentatie op de jongerenzender bnn (= Bie En En) en interviews met scholieren. Overal hoor je daar de nieuwe variant van ’t abn.

De rol van ‘t abn is dus bepaald niet uitgespeeld. Iedereen die verzorgd Nederlands wil spreken, zal z’n spraak naar wil en vermogen in meer of mindere mate modelleren naar dat actuele, virtuele abn, anno nu (en jongeren steeds meer naar dat sub-abn, ’t Poldernederlands). Ook iemand die met ’n zwaar Limburgs accent spreekt, richt zich bij z’n spreken (onbewust) niet op ’t Nederlands van z’n dorpspastoor, maar op ‘n Nederlands dat lijkt op dat van Rob Trip (Radio-1-Journaal) of Paul Witteman (tv-presentator). De Limburgse kinderen zullen zich later gaan richten op ’t Nederlands van wat nu nog ’n mini-Trip zal zijn. Wat die spreekt, is nu nog Poldernederlands, maar over een of twee generaties heet ’t als vanouds weer abn.

Belangrijkste literatuur

Bezooijen, Renée van (2001), ‘Poldernederlands; hoe kijken vrouwen ertegenaan?’, in: Nederlandse Taalkunde 6, 4: 257-271.

Blokker, Jan e.a. (2005), Het vooroudergevoel; De vaderlandse geschiedenis, Amsterdam.

Lennep, Jacob van (1865), De vermakelijke spraakkunst, herdruk 1985 met nawoord J. Noordegraaf, ’s Gravenhage.

Sijs), Nicoline van der (2004, Taal als mensenwerk: het ontstaan van het abn, Den Haag.

Stroop, Jan (1998), Poldernederlands; Waardoor het abn verdwijnt, Amsterdam.

Wal, M. J. van der (1995), De moedertaal centraal. Standaardisatie-aspecten in de Nederlanden omstreeks 1650, Den Haag.







print pagina

Door het gebruik van stijlbladen is geen aparte 'print pagina' nodig. Gebruik de 'print' functie van uw browser.



tekstgroottekleinmiddelgroot

     
recente reacties

(anoniem-x):
"Wat abn is, weten de meeste Nederlanders (en Belgen) wel...."

Bo Van Koeckhoven :
"Iedere variëteit van het Nederlands heeft zo zijn charmes. Maar..."

Johan Nijhof:
"In het lezenswaardige artikel van NRC-Handelsblad van zaterdag j.l., `How..."

b.w.hietbrink:
"En zelfs veel verder dan het a b n... is..."

coenie:
"Elke taal is bruikbaar ja maar wel bloedlelijk! Hou daar..."

Johan Nijhof:
"Waarschijnlijk is de kritiek van Callens op mijn laatste conclusie..."