Zestigduizend autodelers kun je niet negeren
Ludo Permentier - 17/07/10
Moeten we woorden als ‘autodelen’, ‘nachecken’ of ‘doorverwijzen’ uit onze taal weren, omdat ze officieel niet bestaan of incorrect Nederlands zijn? Of moeten we ze aanvaarden omdat ze nu eenmaal steeds vaker voorkomen? “Een rups bestaat als ze ergens wordt aangetroffen”, zegt Ludo Permentier. “Waarom zou die eenvoudige regel niet gelden voor woorden?”
Wanneer bestaat een woord? Na een bezoek aan Meldpunt Taal heeft die vraag me een slapeloze nacht bezorgd. Die vraag, een tropisch hete slaapkamer én een recalcitrante mug.
Nogal wat bezoekers aan het meldpunt lijken zich te ergeren aan woorden en uitdrukkingen die ze niet willen horen. Hun argumentatie gaat dan van “zo heb ik dat niet geleerd - welke taalhervorming heb ik gemist?” tot botweg “dat bestaat niet in het Nederlands”. Zo krijgt iemand grijze haren van het woord ‘autodelen’. In Nederland zijn er vijftigduizend autodelers en in België nog eens tienduizend, geeft deze waarnemer toe, maar het woord wil er bij hem of haar niet in. “Autodelen, ik heb geautodeeld, een autodeler… bestaat niet! En ik heb het al gemeld aan de Nederlandse Taalunie.”
En wat te denken van ‘nachecken’, een contaminatie van ‘nagaan’ en ‘checken’? Van ‘doorverwijzen’, een andere vermenging, van doorsturen en verwijzen? Of van ‘pedofielencirkels’ en ‘plaknachten’, woorden die journalisten voor één gelegenheid verzinnen? Of ‘brandweermannen’ in plaats van ‘brandweerlieden’? Of de zinnen ‘ik ga na school?’ en ‘de media heeft het gemeld’? Bestáát dat allemaal in het Nederlands?
Een rups bestaat als ze ergens wordt aangetroffen. Hetzelfde geldt voor een ziekte, een geheime sekte en een jeugdwerk van Van Gogh. Waarom zou die eenvoudige regel niet gelden voor woorden?
Omdat het moeilijker is dan dat. Ieder van ons kan woorden bedenken en er een betekenis aan geven. Maar taal is bij uitstek een intermenselijk fenomeen en een eigen woord kan pas tot een taal gaan behoren als je het deelt met anderen. Soms gebeurt dat. Kent u de ‘blauwbilgorgel’? Dat monster bestaat gelukkig alleen in een gedicht van Cees Buddingh’, maar het behoort tot het culturele bezit van heel wat poëzielezers. Het staat niet in Van Dale of in het Groene Boekje, maar het komt voor in de Geschiedenis van de Nederlandse literatuur.
In het Groene Boekje van 1995 kon je het woord ‘kenningsmakingsgesprek’ aantreffen. Als u niet goed kijkt, ziet u niet wat er mis mee is, en dat is ook gebeurd bij de eindredactie van de woordenlijst. Het woord kwam dus in een boekje dat door velen als taalscheidsrechter werd beschouwd en dat circuleerde in honderdduizenden exemplaren. Bestaat sindsdien het woord ‘kenningsmakingsgesprek’? Dat kun je moeilijk volhouden.
Ook de woorden ‘autodelen’, ‘doorverwijzen’ en ‘brandweermannen’ hebben onze woordenboeken gehaald. Niet per vergissing, maar omdat lexicografen ze vaak genoeg aantreffen ‘in de natuur’. En vroeg of laat zal dat met ‘een media’ ook wel het geval zijn, al zijn er nog veel mensen die dat niet graag zien gebeuren. Die zouden het met wortel en tak willen uitroeien en ze eisen dat de Taalunie er met een krachtig verdelgingsmiddel achteraan gaat.
Onze taal is een rijke fauna en flora, dacht ik tegen de ochtend, met voortdurend nieuwe soorten. En net zoals de mug in mijn kamer, zijn die niet allemaal gewenst. Urenlang heb ik mezelf wijsgemaakt dat die mug niet bestond, maar de slaap kon ik pas vatten toen ik geleerd had ze te negeren.
Ook een nacht slecht slapen? www.meldpunttaal.org