home > reportage > De cursus Nederlands die iedereen wil volgen

reportage

De cursus Nederlands die iedereen wil volgen

Reportage: Mieke Zijlmans; interviews: Ben Salemans; foto’s: Ben Salemans en Marcel Kwaijtaal - 21/10/05

Jaarlijks studeren meer dan tienduizend mensen uit 41 landen verspreid over de hele wereld Nederlands. Steeds meer buitenlandse universiteiten bieden een opleiding Nederlands aan. En elk jaar mogen zo'n driehonderd gelukkigen deelnemen aan de exclusieve Zomercursussen van de Taalunie in Zeist, Gent en Hasselt. De Zomercursus in Zeist viert dit jaar zijn vijftigjarig jubileum en die van Hasselt is aan zijn 35ste editie toe. Al jarenlang moet men kandidaten weigeren. Waarin schuilt het succes van een cursus Nederlands?

In het begin kwamen alleen Franstalige ambtenaren en legerofficieren uit België op de Zomercursus af.

Wat is de normale gang van zaken? Wij, Nederlanders en Vlamingen, bellen een telefoonnummer in het buitenland. Als er wordt opgenomen, beginnen we in ons beste Engels, Duits of Frans tegen onze verre toehoorder. Dat zijn we zo gewend, want wie spreekt er buiten de landgrenzen nou Nederlands? Een onwaarschijnlijk groot aantal mensen, is het antwoord! Momenteel studeren er aan 220 universiteiten in 41 buitenlanden zeker zo’n tienduizend mensen Nederlands, onder begeleiding van om en nabij vijfhonderd docenten. Dat gaat al jarenlang zo, en de groei zit er stevig in.

Tot in Australië

Binnen Europa maar ook daarbuiten nemen steeds meer universiteiten de studie Nederlands op in het curriculum. Van die buitenlandse studenten Nederlands komen er jaarlijks driehonderd naar de Zomercursussen die de Taalunie in juli en augustus organiseert. Ongeveer honderdvijftig studenten volgen de Zomercursus in Nederland, in Zeist. De andere honderdvijftig in Vlaanderen, in Hasselt en Gent. Bel je oud-cursisten jaren later op in hun eigen woonplaats in Spanje, Turkije, Rusland, Australië, dan krijg je mensen aan de lijn die behoorlijk tot goed Nederlands spreken. Sommigen zoekend en stamelend, anderen vloeiend of zelfs vrijwel accentloos.

Homo’s

Christina Hornyak uit Boedapest is zo’n vlotte prater. ‘Ik heb hier in Zeist in drie weken zo veel geleerd’, zegt ze.

Streamertekst: Dubbel zoveel kandidaten als er plaats is

‘Er zijn hier studenten uit de hele wereld en we hebben veel met elkaar gepraat. Natuurlijk in het Nederlands... Nederland is heel liberaal. Je kunt hier alles doen en men accepteert dat allemaal. Onder de studenten van de Zomercursus zitten ook een paar homo’s. Homo’s hebben het in Hongarije lastig. Maar homoseksualiteit is hier in Nederland helemaal geen probleem.’

Jubileumjaar

Christina Hornyak (naast docent Jacques Dehue): “In Nederland ervaar ik veel meer vrijheid.”

‘Het idee achter de Zomercursus is de afgelopen vijftig jaar onveranderd gebleven’, vertelt Marja Kristel, namens de Taalunie logistiek organisator van de Zomercursus in het Nederlandse Zeist. ‘Laat studenten uit de hele wereld in Nederland of Vlaanderen samenkomen en geef ze in een paar weken tijd een intensief Nederlands ‘taalbad’ zodat ze na die tijd de taal stukken beter beheersen.’

De Nederlandse Zomercursus voor buitenlandse studenten Nederlands beleeft dit jaar zijn vijftigste editie. De Hasseltse Zomercursus viert zijn 35-jarig jubileum. Toch blijkt vrijwel geen Nederlander of Vlaming op de hoogte te zijn van het bestaan ervan. De Taalunie organiseert jaarlijks voor studenten die in het buitenland Nederlands leren een geheel verzorgd verblijf van drie weken plus een zeer intensief lesprogramma. Een klein deel van de cursisten betaalt zelf voor zijn deelname, maar de kosten van het verblijf van het overgrote deel van de cursisten neemt de Taalunie voor haar rekening. Het idealistische doel is de verspreiding van de Nederlandse taal in het buitenland. Daarvoor heeft de overheid altijd een fiks bedrag aan subsidie overgehad.

Plastic zak

Jurist Tim Schmidt uit Duitsland studeert Nederlands voor zijn beroep, maar de Zomercursus, in Tims geval in Gent, lokt hem ook om andere redenen: ‘Als ik in Duitsland boodschappen doe, moet ik aan de kassajuffrouw een plastic zak vragen. Die krijg ik met tegenzin toegeschoven. Daarbij laat ze me dan wel direct weten dat ik me moet realiseren dat zo’n zak erg slecht is voor het milieu. Als die eerste zak vol is en ik dus eigenlijk een tweede nodig hebt, dan rust daar haast een taboe op. Het is echt ongepast om een tweede o zo milieu-onvriendelijke tas te vragen.’

Gedecideerd stelt hij: ‘Over heel veel kleine dingen worden in Duitsland dus allerlei principiële afspraken gemaakt: zo hoort het en zo hoort het niet. Om gek van te worden. In Vlaanderen bestaan dat soort rare principeregeltjes niet of nauwelijks. Er wordt daar minder met het koude verstand geleefd en meer met het warme gevoel. Dat vind ik veel aangenamer.”

Startschot

Het startschot voor de Zomercursus in Nederland valt vijftig jaar geleden, in 1955. Vanaf 1970 wordt er ook een cursus in Hasselt gegeven, in 1971 gevolgd door Gent. In 1955 bestaat de Taalunie nog niet, want die is pas vijfentwintig jaar jong. De Zomercursus in Zeist hoort in 1955 tot het takenpakket van het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Als in 1980 de Nederlandse Taalunie wordt opgericht, krijgt zij de taak de Nederlandse taal in binnen- en buitenland onder de aandacht te brengen. Vanaf 1994 neemt de Taalunie de organisatie van de Zomercursus in Nederland over, later volgen de cursussen in Vlaanderen.


 

De ‘Belgencursus’

Aanvankelijk worden de lessen in Nederland gegeven in collegezalen van de toenmalige Rijksuniversiteit Utrecht. De cursisten logeren bij gastgezinnen. Op de cursus komen dan voornamelijk Belgische ambtenaren en officieren uit het Belgische leger af. Waalse ambtenaren en officieren, wel te verstaan: Franstalige Belgen. Die leren voor hun werk verplicht Nederlands, om Vlaamse cliënten en ondergeschikten in hun eigen taal te woord te kunnen staan. In die jaren heet de cursus in de wandelgangen dan ook ‘de Belgencursus’.

Streamertekst: “Homoseksualiteit is hier helemaal geen probleem.”

De sterk wisselende kwaliteit van de gastgezinnen die de cursisten in Utrecht onderdak verschaffen, geeft veel gemok onder de deelnemers. En de ver weg gelegen leslokalen zelf zijn ook niet optimaal. Daarom ontstaat het idee te zoeken naar een locatie waar niet alleen lessen en lezingen kunnen worden gegeven, maar waar de cursisten ook intern kunnen worden ondergebracht. Begin jaren zestig wordt dat het jongensinternaat De Westerhelling in Nijmegen. Een kloosterschool die ‘s zomers leegstaat, omdat de leerlingen in de vakantie naar hun ouders gaan. Tegen die tijd trekt de cursus jaarlijks zo’n honderd deelnemers, onder wie steeds meer buitenlandse studenten Nederlands.

Zwijmelen

Na verloop van tijd laten de Nijmeegse broeders die de Westerhelling runnen het oog echter vallen op een lucratievere groep zomergasten: de deelnemers aan de jaarlijkse Vierdaagse. In vier dagen tijd leveren die meer op aan logies dan de zomercursisten in twee weken.

Daarom wijkt de Zomercursus in 1974 uit naar Instituut Nijenrode in Breukelen. Dat is deels gehuisvest in een dertiende-eeuws kasteel, omgeven door een park. Een centraal gelegen, idyllische omgeving waar oud-cursisten nu nog stuk voor stuk over zwijmelen. Lange tijd is Nijenrode de ideale plek voor de cursussen. Maar met de jaren rijzen de prijzen die de Taalunie moet betalen voor onderdak in Breukelen de pan uit. Bovendien haalt het instituut meerdere buitenlandse summerschools tegelijk over de vloer, waardoor de zomercursisten langzamerhand niet meer van andere Nijenrode-gasten te onderscheiden zijn. Daarom verplaatst de Taalunie de hele handel in 1995 naar het conferentiecentrum Woudenstein in Zeist. Voordeel aan Woudschouten is de tegelijk centrale en toch geïsoleerde ligging. De ligging maakt het tot een perfecte uitvalsbasis voor excursies naar alle windrichtingen. En er lopen geen mensen van buitenaf rond, zodat alle aandacht kan uitgaan naar de cursisten.

Vakantiegevoel

Sommige studenten kiezen voor een studie Nederlands in de hoop ooit een Zomercursus te mogen volgen.

Jaarlijks melden zich zeshonderd tot zeshonderdvijftig kandidaten voor de Zomercursussen aan, terwijl er uiteindelijk maar hooguit driehonderd cursisten mogen komen. Sterker: er zijn in het buitenland studenten die speciaal kiezen voor een studie Nederlands in de hoop ooit in aanmerking te komen voor een van de Zomercursussen, zo melden buitenlandse docenten Nederlands. Het gros van de cursisten hoeft zelf alleen de reis naar Zeist, Hasselt of Gent te betalen. Alle andere kosten komen voor rekening van de Taalunie. Een strenge selectie is dan ook nodig.

Vroeger beslisten culturele verdragen en contacten met ambassades wie aan de cursussen kon deelnemen. Sinds de Taalunie de cursussen organiseert, is dat anders. Docenten en hoogleraren aan buitenlandse universiteiten en hogescholen dragen kandidaat-cursisten voor. De Taalunie laat de studenten in eigen land een test doen en besluit op grond daarvan of ze in aanmerking komen. Zo wordt al in het eigen land bekend of de kandidaat voldoende niveau heeft om deelname aan een van de Zomercursussen zinvol te laten zijn. Al met al benaderen de deelnemende studenten de cursussen nu veel serieuzer dan in de tijd van de culturele verdragen. Het vrijblijvende vakantiegevoel is verdwenen, er wordt van de cursisten echt verwacht dat ze iets presteren.

Toneel

Het begint al bij de aankomst in Zeist, Hasselt of Gent. De cursisten zijn nauwelijks binnen, of ze moeten individueel een examen afleggen. Hoe goed is ieders Nederlands precies, is vraag 1 voor de leiding van de Zomercursussen. In Zeist worden ze afhankelijk van dat niveau onderverdeeld in groepen van 1 tot en met 12, respectievelijk beginnerniveau tot al goed Nederlands sprekend. Het programma is per groep aangepast aan dat niveau. Groep 1 moet na drie weken cursus zelfstandig een boodschap kunnen doen. Groep 12 moet een column in de krant kunnen lezen, of een toneelvoorstelling kunnen begrijpen. Gent werkt met drie niveaugroepen. Hasselt heeft zeven groepen studenten. De Gentse groep 1 beschikt over elementaire kennis van het Nederlands, groep 2 heeft een middelmatig kennisniveau en groep 3 beheerst het Nederlands behoorlijk tot goed. In groep 3 zitten meestal Duitstaligen en Oost-Europeanen. Hasselt biedt onderdak aan zo’n honderdtien cursisten, Gent aan zestig.

Druk, druk, druk!

Gentse cursusleider Els Verschuere: ‘Dit jaar telt Gent 54 studenten van 21 verschillende nationaliteiten. Ze logeren allemaal in een groot studentenhuis, waar ze ieder een eigen kamer hebben. Tijdens de lessen en culturele activiteiten spreken we Standaardnederlands. Maar we besteden ook wel wat aandacht aan de verschillen tussen Noord- en Zuid-Nederlands.’

Enthousiast vervolgt ze: ‘We hebben dit jaar trouwens interessante gastsprekers weten te strikken. Jeugdboekenschrijver Marc De Bel vertelt hoe hij auteur is geworden. Geert Van Istendael spreekt over “het complexe België”. Professor Magda Devos houdt een lezing over de verschillen tussen het Noord- en Zuid-Nederlands voor wat betreft woordgebruik en uitspraak. Valère Meus spreekt over het huidige Vlaanderen. Op de slotavond treedt kleinkunstenaar Johan Verminnen op...’

De studenten hebben duidelijk een bomvolle agenda. Ze hebben alleen op zaterdag vrij en een keer op zondag. ’s Ochtends krijgen de cursisten in Vlaanderen en Nederland taalles in hun eigen niveaugroep. Woordenschat, grammatica en spreekvaardigheid komen aan bod. ’s Middags zijn er culturele activiteiten, zoals uitstapjes naar grote Vlaamse en Nederlandse steden. Excursies vanuit Zeist voeren bijvoorbeeld naar de Deltawerken, naar middeleeuws Delft, naar Rijksmuseum Kr�ller-Muller op de Veluwe. Cursisten in Vlaanderen bezoeken o.a. de Antwerpse diamantbeurs, Diest, Brussel, het Verdonken Land van Saeftinge. Daarnaast geven de docenten in Nederland korte lezingen over specifiek Nederlandse thema's zoals de strijd tegen het water, historische onderwerpen, of de Nederlandse popmuziek. De docenten in Vlaanderen behandelen specifiek Vlaamse onderwerpen, zoals Vlaamse schlagerliederen en po�zie van Herman de Coninck. Verder zijn er fietstochten door het land, workshops, en gastsprekers die komen vertellen over hun werk of onderzoek.

Walhalla

Docent Kees Linthorst: “Ik mis Roemeni� nog elke dag. Gelukkig zijn hier Roemeense studenten met wie ik over hun land kan praten.”

Maar de Zomercursussen staan of vallen uiteraard met de gemotiveerdheid van de docenten. Die moeten het aardig vinden drie weken bijna zonder onderbreking in de weer te zijn met cursisten met dertig nationaliteiten. Ook ‘s avonds, ook aan het ontbijt, en vaak ook in het weekeinde. Dat vergt een flinke sociale vaardigheid, anders houden ze dat niet vol. De docenten zijn altijd mensen die gewend zijn Nederlands te leren aan anderstaligen. Veelal zijn het zelfs mensen die door het jaar heen ook al lesgeven in het buitenland.

Roemeense schone

Kees Linthorst is zo’n ervaren docent. ‘Van 1992 tot 1999 was ik docent Nederlands in Boekarest. Toen ik daar kwam, vlak na de revolutie waarbij Ceaucescu werd verdreven, stelde de vakgroep Nederlands nauwelijks iets voor. Ik ben toen begonnen met het opbouwen van een bibliotheekje voor het instituut Nederlands. De Taalunie heeft ons in die opbouwfase heel goed geholpen. Ik ben niet continu in Boekarest gebleven, maar tussendoor naar Nederland geweest. Maar toen kreeg ik zo’n heimwee naar Roemenië dat ik besloot terug te gaan. Ik leerde een Roemeense schone kennen en ben in Boekarest met haar getrouwd. Toen raakte mijn vrouw zwanger. Een maandsalaris van vijfhonderd euro is niet genoeg om met een gezin van te leven. Dus moesten we wel verhuizen naar Nederland, naar Leiden. Ik ben gaan werken aan een middelbare school en aan het Talencentrum in Leiden. Maar ik mis Roemenië nog elke dag. Hier op de cursus zijn ook enkele Roemeense studentes, met wie ik fijn kan praten over Roemenië.’

Zoenen op straat

Waarom zijn de Zomercursussen zo gewild en geliefd bij de cursisten? Mensen die betrokken zijn bij de bij de organisatie van de Zomercursussen geven daarvoor twee redenen. Hoofdreden is dat de cursisten door de universiteiten en opleidingen zelf worden geselecteerd. Doorgaans sturen die alleen hun de allerbeste studenten Nederlands naar de Zomercursussen. Het zijn dus zeer gemotiveerde en leergierige studenten, die in de Zomercursussen de unieke gelegenheid zien om in drie weken tijd hun Nederlands sterk te verbeteren.

Als tweede reden geldt voor een aantal cursisten dat ze in hun moederland veel minder vrijheid ervaren dan in Nederland en Vlaanderen. Vooral Nederland wordt gezien als het walhalla voor jongeren. Ouderen houden er de teugels van jongeren niet zo strak. Roken, drinken, blowen, homoseksueel zijn, zelfs zomaar op straat zoenen: het wordt getolereerd. Voor cursisten die komen uit landen met een erg restrictief beleid betekenen die losheid en tolerantie een ongekende vorm van vrijheid, waarin ze de ruimte ervaren zich sneller te kunnen ontwikkelen.

Profiteren

Of het allemaal niet erg veel geld kost? Marja Kristel vindt van niet: ‘Mensen klagen nogal eens gemakkelijk dat de overheid belastinggeld verkwist. Nou, ik vind de Zomercursussen nu een voorbeeld van uitstekend besteed belastinggeld. Die studenten werken zo hard, ze leren in drie weken zo ongelooflijk veel. Daarna gaan ze terug naar hun land, bepakt en bezakt met kennis en ervaringen en gloeiend van liefde voor het Nederlands en de Nederlandse of Vlaamse cultuur. Reken maar dat die Nederland of Vlaanderen in hun land op de kaart gaan zetten. Ze kunnen twee culturen met elkaar verbinden: die van ons land of van onze zuiderburen en die van hun eigen land. Bedenk ook dat die studenten aan hun eigen universiteiten echte topstudenten zijn, die in de toekomst belangrijke posities in hun land gaan innemen. Nederland en Vlaanderen kunnen daar later enorm van profiteren.’

Links

» Algemene informatie van de Nederlandse Taalunie over de Zomercursussen 2005
» Reportage van de Wereldomroep, incl. interviews met studenten van de Zomercursus 2005 in Zeist

archief





print pagina

Door het gebruik van stijlbladen is geen aparte 'print pagina' nodig. Gebruik de 'print' functie van uw browser.



tekstgroottekleinmiddelgroot