home > reportage > Taal moet voor alle leerlingen even moeilijk zijn

reportage

Taal moet voor alle leerlingen even moeilijk zijn

Tekst: Gaby De Moor; foto’s door o.a. Gaby De Moor - 22/09/06

Welke kinderen lopen het meeste risico op taalachterstand op school? Waarom is de schooltaal zo anders dan de taal die ze thuis spreken? Moeten we niet-Nederlandstalige ouders verplichten Nederlands te leren? Vooral leerkrachten zoeken het antwoord op deze vragen. En die krijgen ze. De nieuwe website Taalforum beantwoordt momenteel bijna tachtig vragen over taalachterstand en wordt voortdurend uitgebreid. Taalschrift legde enkele vragen over taalachterstand voor aan deskundigen.

De leraar moet niet de taal van kabouter Plop gaan gebruiken.

Is taalachterstand vooral een probleem bij kinderen van vreemde afkomst?

“Nee, dat is een misvatting”, zegt Kris Van Den Branden van het Centrum voor Taal en Migratie van de KULeuven. Van den Branden is één van de samenstellers van het Taalforum (zie kader 1: Wat is het Taalforum?). “Er zijn namelijk ook van huis uit Nederlandstalige kinderen met taalachterstand én anderstalige kinderen zonder achterstand op school. Het ligt natuurlijk voor de hand dat anderstalige kinderen taalproblemen hebben. Ze spreken thuis weinig of geen Nederlands. Daardoor beheersen ze de taal die op school gesproken wordt niet zo goed. Taalachterstand betreft doorgaans het verschil tussen school- en thuistaal en heeft ook te maken met het taalverwervingsproces op school. De opleiding van de ouders is een veel belangrijkere factor bij taalachterstand van een leerling dan de taal die thuis bij die leerling gesproken wordt. Anders gezegd: voor een leerling in het Nederlandstalig onderwijs maakt het relatief gesproken niet veel uit of zijn thuistaal Frans of Pools is. Wat vooral speelt is of hij al of niet in het Nederlands is opgevoed door laagopgeleide ouders. Overigens, meertalige ouders veroorzaken bij hun kind niet noodzakelijk taalachterstand op school.”
Lees meer over dit onderwerp (en andere taalachterstandonderwerpen) in Taalforum.

Moeten we anderstalige leerlingen dan eerst in een ‘taalbad’ stoppen?

“De beste papegaai krijgt de hoogste score”

“Ik zie geen andere oplossing”, vindt Roger Beirens, directeur van een Brusselse basisschool. “Vroeger werkten onze leerlingen individueel en zelfstandig aan hun project. De klas was in ‘hoeken’ verdeeld en elke hoek bevatte een aanbod voor een of andere zelfstandige activiteit. Maar dat is al lang verleden tijd.”

Kris Van Den Branden: “Leerlingen nemen vaak het abstracte taaltje van de school over zonder de correcte betekenis ervan te snappen.”

“Als kinderen zelfstandig, in duo’s of kleine groepjes moeten werken, dienen ze goed met elkaar te communiceren in het Nederlands. Maar dat lukt niet meer. Ik kan het aantal nationaliteiten amper bijhouden. Deze leerlingen zijn best intelligent, maar ze kampen met een taalachterstand. Het grootste probleem is dat ze de schooltaal amper beheersen. Er zitten op onze school nog maar drie leerlingen van wie een van de ouders thuis Nederlands spreekt. We hebben behoefte aan een ander soort onderwijs met extra ruimte voor een ‘taalbad’. Van de overheid krijgen we daarvoor nu gelukkig wel aangepaste ondersteuning. Daarmee proberen we een flexibele, creatieve aanpak te realiseren. Onder meer via een taalbeleidsplan.” (Zie kader 2: Welke school heeft al een taalbeleidsplan?)

Ligt het probleem niet vooral bij de school? Is de taal die daar gehanteerd wordt niet voor àlle leerlingen een vreemde taal?

“De ‘schoolse taal’ heeft specifieke registers”, legt Kris Van Den Branden uit.” Ze is afkomstig van hooggeschoolden. Daarom is ze een beetje een vreemde taal voor alle leerlingen. De school leidt leerlingen op in heel wat takken van de wetenschap en verwoordt een verklaring. Bijvoorbeeld: hoe kom je tot machtsverheffing? De school geeft gespecialiseerde begrippen door via de taal. In dit proces heb je allerhande woorden nodig om zinnen aan elkaar te verbinden, om verbanden te expliciteren: achtereenvolgens, concluderen, veralgemenen. Dat zijn abstracte woorden die je thuis weinig gebruikt, maar die op school constant tot de instructietaal (of leertaal) behoren. Veelal ontbreekt een tegenhanger: woordenschat die de leerlingen buiten de school opbouwen via hun jongerencultuur kunnen ze niet inbrengen. Daardoor spreekt de leraar zelf verworven vaardigheden van de leerlingen te weinig aan.”

Kennen leraren en docenten hun vak te goed en spreken ze daarom soms Chinees voor hun leerlingen?

“Leraren hanteren vaak de schoolse taal”, stelt Kris Van Den Branden vast. “En ze verlangen van kinderen hetzelfde. Neem nu het voorbeeld ‘machtsverheffing’. Voor een kind is dat in klare taal: 2 x 2 x 2. Maar de school vereist dat je machtsverheffing in de juiste bewoordingen definieert, zoiets als het product van een vermeningvuldging met gelijke factoren. Die abstracte omschrijving moet een leerling uit het hoofd leren. En de beste papegaai krijgt de beste score. Leerlingen nemen vaak het abstracte schooltaaltje over zonder de correcte betekenis ervan te snappen. Maar woorden als ‘concluderen’ verhogen natuurlijk de ‘relevantie’ van hun talige inbreng... De werkelijkheid te snel abstract maken, komt voor kinderen wereldvreemd over. De ervaringsbasis ontbreekt. Onderwijs wordt te vaak gegeven door ingewijden, door experts. Vakleerkrachten kennen hun vak te goed. Kunnen ze zich nog inleven in wat het betekent niet te snappen wat een machtsverheffing precies is? Wie heeft er dan tenslotte problemen met taal? Waar ligt dan soms de oorzaak van taalachterstand?”

Wat is dan het alternatief: moet de leraar meer de taal van kabouter Plop gebruiken?

Sommige schoolboeken vervallen in termengegoochel, andere imiteren een plechtige ambtelijke taal.

“Dat moet hij vooral niet doen”, steigert Kris Van Den Branden. Volgens hem dreigen leerlingen de boot te missen naar vele vormen van secundair (voortgezet onderwijs) en vooral hoger onderwijs als ze de schoolse taal slechts beperkt verworven hebben. “In heel wat segmenten van het maatschappelijk leven, zoals de media, verzekeringspolissen, bijsluiters van geneesmiddelen, politieke commentaren... heb je telkens weer te maken met die schoolse taal, de taal van hooggeschoolden. Leerlingen die aan het einde van de leerplicht de schoolse taal – functionele geletterdheid — onvoldoende verwierven, maken meer kans op werkloosheid. Leerlingen verwerven een schoolse taalvaardigheid – een instrument voor het hoger ordedenken en probleemoplossend denken — via een taalbeleid. In heel het curriculum mag de taal geen struikelblok zijn voor leren.”

Zijn de schoolboeken niet te moeilijk? Klopt het dat een leerling maar één woordje op de tien niet mag begrijpen?

Onderzoekers stellen dat je 85 procent van de woorden van een tekst moet kennen, wil je er een globaal begrip van hebben. 90 procent is de grens om een tekst redelijk goed te begrijpen. Pas vanaf 95 procent begrijp je de hoofdzaken en de meeste details. Kris Van Den Branden is het niet helemaal eens met die percentages. “Veel hangt af van welke kennis een leerling van de wereld al heeft. Hoe groot is zijn ervaringskennis? En wat weet hij al over het onderwerp? Die factoren bepalen mee het tekstbegrip. Een leraar kan zijn leerlingen eerst een ervaringsbasis laten opbouwen, zeker in zaakvakken. Experimentjes die motiverend werken en waarmee de leerling zich inleeft in de problematiek. Daaraan kan de leraar nadien met mondjesmaat de typische schooltaal, de nodige vaktaal, het jargon koppelen. De leerling zal die taal dan beter aanvoelen en heel wat vreemde woorden interpreteren vanuit de context van zijn eigen ervaringen.”

Is de taal van schoolboeken dan niet te abstract?

Taal mag geen struikelblok zijn voor leren.

Schoolboeken voor wereldoriëntatie zijn vaak verkapte woordenschatlessen, stellen sommige pedagogen vast. Kris Van Den Branden beaamt dat: “Leerlingen worden om de oren geslagen met tien soorten duinen die allemaal een aparte naam hebben. Ze moeten die dan in hun hoofd proppen voor de toets, maar achteraf blijft er weinig van hangen. Sommige schoolboeken vervallen in dat termengegoochel. Andere imiteren een plechtige ambtelijke taal. Om taalachterstand te vermijden doen schoolboekenschrijvers er goed aan om zich in de rol van de leerling te bewegen. Vaktaal moeten ze omkaderen met een duidelijke uitleg.”

Moeten we de ouders van anderstaligen verplichten Nederlands te leren en de taal thuis te spreken?

Taalforum: online remedie tegen taalachterstand

Kris Van Den Branden: “Nee, met hun beperkte kennis zouden ze hun kinderen toch niet degelijk kunnen ondersteunen. Taalachterstand is vooral een probleem van de manier waarop de school met taal omgaat. Of de mate waarin ze erin slaagt alle leerlingen de nodige schoolse taalvaardigheid en een degelijk niveau van functionele geletterdheid bij te brengen. We moeten voor alle leerlingen de taallat wel echt hoog leggen.”

------

» Kadertekst 1: Wat is het Taalforum?

“Waarom het ene kind wel taalproblemen heeft en het andere niet, ligt aan een combinatie van twee zaken: het verschil tussen schooltaal en thuistaal en de aard van het taalverwervingsproces. Hoe groter de kloof tussen thuistaal en schooltaal is, en hoe kleiner het vermogen van het kind om die kloof via zijn taalleervermogen te overbruggen, hoe meer kans een kind heeft om op school een taalachterstand op te lopen.” Dit is het antwoord op Taalforum op de vraag of van thuis uit Nederlandstalige kinderen een taalachterstand kunnen hebben. Taalforum geeft op zijn site een brede toelichting op de vraag en besluit dat taalachterstand niet enkel te maken heeft met de tegenstelling tussen het Nederlands en de eigen taal van allochtonen.

Jeroen Devlieghere, Nederlandse Taalunie: “Met het Taalforum wil de Taalunie mensen uit de onderwijspraktijk en het onderwijsbeleid in Nederland en Vlaanderen in staat stellen taal- en onderwijsachterstand effectiever te bestrijden. We slaan een brug tussen theorie en praktijk.”

Duizenden bezoekers per maand

Jeroen Devlieghere: “Taalforum is een online kennisbank met zowel wetenschappelijke als meer praktisch georiënteerde informatie. De dynamische kennisbank (reflectie, uitwisseling van ideeën en vorming van netwerken) verzamelt en ontsluit voor een zo breed mogelijk publiek, van beleidsmakers tot leerkrachten en van studenten tot onderzoekers, de nu al bestaande inzichten over de problematiek en de ‘oplossingsrichtingen’ van taalachterstand.

We willen via het Taalforum ervoor zorgen dat de juiste informatie bij de juiste mensen terechtkomt. De website van Taalforum trekt nu al enkele duizenden bezoekers per maand. Dit getal hopen we op te trekken door de website nog aanzienlijk uit te breiden.”

Het Taalforum is niet alleen een voorbeeld van gezonde wisselwerking rond taalachterstandsbeleid tussen Nederland en Vlaanderen, maar voldoet ook aan een concrete behoefte in het Nederlandse taalgebied. Het is namelijk zeer moeilijk om snel een bevattelijk antwoord te vinden op vragen als: ‘hoe ziet het taalachterstandsbeleid in Nederland er momenteel uit?’ of ‘wat zijn de verschillen tussen Nederland en Vlaanderen rond taalachterstand en hoe verloopt de remediëring?’. Het Taalforum ontsluit die informatie op een gebruiksvriendelijke manier.

www.taalforum.org – Taalachterstand in tachtig vragen… en antwoorden

» Kadertekst 2: Welke school heeft al een taalbeleidsplan?

Kinderen van wie de ouders thuis Nederlands spreken, hoor je almaar minder in de Nederlandstalige Brusselse scholen. Werner Schrauwen, Nascholingscentrum Brussels Hoofdstedelijk Gewest: “Wellicht is de taalsituatie in het Brusselse complexer dan in andere grote steden. We zitten in een tweetalige regio met als dominante straattaal Frans, als ‘leertaal’ Nederlands en als thuistaal X. In Amsterdam en Antwerpen bijvoorbeeld hebben Turkse jongeren meer kans om Nederlands op te pikken op straat, via de media enz.”

Een groot deel van de kinderen in Brusselse Nederlandstalige scholen hoort of leest thuis geen Nederlands. Voor de Nederlandstalige scholen betekent dit een extra zorg om ze de basiskennis van het Nederlands, de instructietaal bij te brengen. “Door die sterke heterogeniteit kan je Brussel wel als voorloper beschouwen in het nadenken over en het ontwikkelen van taalbeleidsplannen”, zegt Werner Schrauwen.

Scholen kunnen via de overheid een beroep doen op een groot aantal ondersteunende bronnen: aangepast lessenmateriaal, specifieke nascholing, schoolondersteunende partners... Een taalbeleidsplan ontwikkelen verbetert alvast de organisatie van de schoolwerking, zodat de collega’s met veel goede wil niet ‘naast elkaar’ werken, maar ‘samen en gestructureerd’ de problemen rond taalachterstand aanpakken.

Zeven pijlers van een taalbeleid

  1. Een effectieve school creëert een goede band met de omgeving waarin ze is gelegen. Ze heeft inzicht in zowel de kenmerken van de schoolbevolking (taalachterstand, graad van kansarmoede...) als de kenmerken van de buurt.
  2. Ze verheldert haar opdracht of het pedagogisch project in een meertalige omgeving.
  3. Ze systematiseert de procedure van de inschrijving en de ontvangst van nieuwe leerlingen.
  4. Ze stemt het taalonderwijs en het taalgebruik af op de taal- en leerbehoeften van de leerlingen. Ze bouwt taalleerlijnen uit.
  5. Ze maakt afspraken over het taalgebruik buiten de klas en de communicatie onder alle schoolbetrokkenen (leerlingen, leraars, ouders, personeel...)
  6. Ze maakt gebruik van specifieke initiatieven en acties die de (Nederlandse) taalverwerving ten goede komen (Gelijke Onderwijskansen-beleid).
  7. Ze betrekt de ouders beter bij de school. Ze vraagt zich af wie van de leraars welke nascholingsmodules volgt rond (taal)onderwijs? En welke competenties ze rond taalvaardigheid van nieuwe leraars mag verwachten?

(Werken aan beleidsplannen voor taal op school - www.nascholingbrussel.be – surf naar ‘Algemeen (talig) leren’ en klik vervolgens op ‘Taalbeleid: terreinverkenning’)

archief





print pagina

Door het gebruik van stijlbladen is geen aparte 'print pagina' nodig. Gebruik de 'print' functie van uw browser.



tekstgroottekleinmiddelgroot