“Vengeance is mine”, riep Barbie plotsTekst: Alexandra De Laet; foto’s: Gert Swinnen - 20/12/06Wie een speelgoedwinkel binnenloopt, merkt het meteen: steeds meer speelgoed 'spreekt' of beweert interactief te zijn. Kinderen vinden dat praatspeelgoed vaak fantastisch en (groot)ouders laten zich gemakkelijk verleiden het te kopen. Maar is al dat speelgoed wel zo educatief? Stimuleert het daadwerkelijk de taalontwikkeling van een kind of zijn dat vooral verkooppraatjes? En wat kramen poppen soms uit? Alexandra De Laet ging voor Taalschrift op onderzoek uit. Ouders vinden speelgoed een leer- en ontwikkelingshulp “Leg een kaart op mijn buikje, dan kunnen we samen gaan leren.” Winnie de Poeh heeft er duidelijk zin in. Emma (3 jaar) zit geconcentreerd over haar “laptop” gebogen: kleuren zoeken, melodietjes maken, geluiden herkennen, later letters en woordjes zoeken… De beer vindt het “geweldig” of vraagt haar eenvoudig om “het opnieuw te proberen”. Onder de kerstboom ligt als vanouds weer veel speelgoed. Nieuw is dat veel van dat speelgoed spreekt. Sprekend speelgoed kent de jongste jaren een enorme opgang. Natuurlijk kennen we al heel lang de pratende poppen. Die bestonden al bij het begin van de negentiende eeuw. Maar tegenwoordig zijn er ook sprekende pony's, mobieltjes, poppenhuizen, stoeltjes en zelfs knuffels om op te voeden. Dé trend is van dit moment is ongetwijfeld de sprekende computer voor de (aller)kleinsten. PseudocomputersVolgens een enquête van IFOP/Toys'R'Us beschouwt 96 procent van de ouders speelgoed als een leer- en ontwikkelingshulp. “Speelgoed dat verkoopt is iets wat kinderen willen én wat ouders een alibi geeft omdat het educatieve aspecten bevat”, stelt Adriaan Meirsman, raadgever van het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties in Brussel. “Dat geldt ook voor de pseudo-computers die op de markt worden gebracht voor kinderen van drie tot vijftien jaar. Daarin zitten heel wat educatieve dingen - voor de mensen die het kopen - maar ook spellen - zodat het kind tevreden is.” RobotsAdriaan Meirsman: ‘Poppen van vroeger waren even realistisch als poppen van vandaag’. “Eigenlijk is speelgoed al lang interactief”, vervolgt Meirsman. “Vroeger gaven poppen de indruk dat ze reageerden door hun ogen te sluiten wanneer ze werden neergelegd.” Was die pop destijds even realistisch voor de kinderen als het speelgoed van vandaag lijkt? Meirsman denkt van wel. “Natuurlijk kennen poppen nu meer woorden: de pop zegt niet altijd hetzelfde op hetzelfde moment. Zo krijg je de indruk dat de pop denkt. Maar is dat meer realistisch dan vroeger voor een kind? Ik denk het niet. Vandaag zien kinderen op tv robots. Het blijft natuurlijk verbazen als je er één in je handen hebt, maar ik denk dat het speelgoed van twintig jaar geleden hetzelfde effect had op de kinderen van toen. Rond hen was alles niet zo technologisch geavanceerd.” Spectaculaire omzetcijfersSpelcomputers en -consoles zijn sinds 2004 op de markt. De omzetcijfers stijgen spectaculair, bevestigt speelgoedketen DreamLand. Sprekend en/of elektronisch speelgoed maakt nu zowat 3 procent van de omzet uit. Voor het babyspeelgoed en -computers zag DreamLand de omzet tot november stijgen met 74 procent tegenover vorig jaar. Ook voor de spelconsoles steeg de omzet tot november al met 57 procent. Poeh-beer als sprekend laptop- speelmaatje voor kleuters. DreamLand maakt een onderscheid tussen enerzijds poppen met een brabbeltaal of knuffels die spreken en anderzijds meer educatieve speeltjes en computers waar naast taal aandacht is voor cijfers, vormen en kleuren. “Het Nederlands maakt bij die laatste deel uit van een bredere educatieve omgeving”, luidt het, “terwijl bij het eerste de nadruk meer ligt op het spelelement en dit speelgoed dus geen rol speelt in de taalontwikkeling maar ook die ambitie niet heeft.” V-Smile op nummer éénDreamland zag zijn omzet van babyspeelgoed en -computers het afgelopen jaar met 74 procent stijgen. In de top vijf van het meest verkochte Sinterklaasspeelgoed in België staan twee ‘sprekende’ producten: op nummer één de V-Smile pocket (een interactieve en educatieve spelcomputer voor kinderen van vijf tot tien jaar) en op nummer vijf de meubels van Dora's huis (voor kinderen vanaf drie jaar). Alain Hellebaut van keten Intertoys bevestigt dat het gamma sprekend speelgoed de jongste jaren is uitgebreid en dat de V-Smile qua omzet best scoort. Volgens hem gaat het niet om producten die louter op de markt worden gebracht om te verkopen: “Een leverancier maakt speelgoed op basis van onderzoeken en adviezen van bijvoorbeeld opvoeders en psychologen. Fabrikanten brengen verantwoord speelgoed op de markt, ze ontwikkelen nieuwe dingen met verstand van zaken. Furby (een elektronisch pluche speelgoedbeestje voor kinderen vanaf vier jaar) was zowat zes jaar geleden de eerste 'emotronic' (emotionele elektronica) en toen een absolute hit. Je kan het dier min of meer opvoeden en daardoor ontwikkelt het een bepaald karakter. Uiteraard is dat voor een groot deel voorgeprogrammeerd, dat weten kinderen ook wel. Een enorme evolutie sindsdien is de laptop voor kinderen. De sprekende computers – voor kinderen vanaf drie jaar – zijn zeker de trend.” John Bronkhorst: ‘Het is niet aangetoond dat de woordenschat wordt uitgebreid door sprekend speelgoed.’ Valse verwachtingenOndanks het grote succes van dit soort speelgoed, waarschuwt onderzoeker John Bronkhorst van het Expertisecentrum Nederlands (Radboud Universiteit Nijmegen) voor valse verwachtingen en met name voor overdreven gebruik “Helaas hebben we hierover nog geen onderzoek, maar op basis van een eerste blik kunnen we vaststellen dat voor veel producten argumenten worden gebruikt die men niet of weinig weet waar te maken”, stelt Bronkhorst vast. “Zo worden de kwaliteiten van software niet of nauwelijks onderzocht. Toch stelt men dat je er woordenschat mee uitbreidt of dat je door naar plaatjes te kijken en te rangschikken verhaalconcepten leert ontwikkelen. Het zou allemaal kunnen, maar het is niet aangetoond.” Nieuwe hersengroei“Het is onverstandig om een kind van zes maanden tot drie jaar te veel eenzijdig met zo'n speelgoed bezig te laten zijn”, concludeert Bronkhorst. “Recent neuropsychologisch onderzoek bevestigt wat goede pedagogen al langer beweren. Een kind heeft uiteraard zijn genetische bagage, maar de omgeving kan een ongelooflijk stimulerende rol hebben. Bij bepaalde gebeurtenissen stellen we nieuwe hersengroei vast, soms cruciaal voor de taalontwikkeling. Multimodaal leren is van enorm belang voor kinderen van nul tot tweeënhalf jaar. Je moet zo veel mogelijk modaliteiten inschakelen, en dat doe je het best live.” BezwijkenOm sprekend speelgoed te verkopen, gebruiken producenten argumenten die zij niet of weinig weten waar te maken. “Het gezegde 'baat het niet, dan schaadt het niet' gaat niet op. Je moet er als ouder niet voor bezwijken om je kind achter zo'n apparaat te zetten, ook al lijkt het geconcentreerd bezig. Wat we nu weten, wijst erop dat in een aantal ontwikkelingsstadia enige voorzichtigheid geboden is. Ik denk evenwel niet dat we meteen problemen moeten verwachten als een kind af en toe met zoiets speelt. Maar een kind is soms nogal veel alleen. Als we spreken over één uur per dag maar dat is op regelmatige basis, kan het misschien wel een probleem zijn. Een kind al te zeer of overwegend overlaten aan zo'n speelgoed is af te raden. Met ouders erbij die de beperkingen van een medium kennen, kan je weer wel een leersituatie hebben die uitstijgt boven wat het spel zelf aanbiedt.” Boekjes“Een baby leert niets bij door hem op de mat te leggen met de televisie of de radio aan, omdat die taal niet tot hem gericht is” zegt hoogleraar Annemarie Schaerlaekens (Katholieke Universiteit Leuven). Zij benadrukt eveneens dat taal een sociaal gegeven is, ingebed in de leefwereld van een kind en dat die zich niet kan beperken tot eenrichtingsverkeer. “Volwassenen die met een kind spreken tijdens het spelen of verzorgen, doen het taalvermogen van dat kind ontwikkelen”, begint ze. “Dat is het enige wat in het begin de taalverwerving stimuleert. Voor taalverwerving is interactie cruciaal. Het wordt anders voor wat oudere kinderen, zeg maar kleuters vanaf ongeveer drie jaar. Dan kunnen extra dingen zinvol zijn. Samen in boekjes kijken bijvoorbeeld, verhaaltjes vertellen of naar liedjes luisteren. Die dingen kunnen een bijkomende rol spelen, maar kunnen nooit het taalaanbod vervangen. Hetzelfde geldt voor speelgoed: dat kan een bijkomende stimulus zijn maar het kan ook zonder.” Annemarie Schaerlaekens: ‘Taal heeft een affectieve en sociale functie. Dat kan nooit zo zijn bij zo'n speelgoedding.’ (Foto door Ben Salemans). Oneerlijke reclame“Nu is er een pony op de markt die een klein repertorium aan zinnen beheerst en iets leuks zegt als het kind aankomt”, weet Schaerlaekens. “Maar wat die pony zegt, is nooit individueel aangepast. De zinnetjes zijn vaak misplaatst en komen niet overeen met wat het kind doet of zegt. Die pony ziet niet dat het kind verdriet heeft. Taal heeft altijd een affectieve en sociale functie. Dat kan nooit het geval zijn bij zo'n speelgoedding. Het voegt dan ook niets essentieels toe.” Dat betekent niet dat ze tegen sprekend speelgoed is, benadrukt Schaerlaekens. “Het kan volgens mij ook geen kwaad. Als een kind het leuk vindt dat zijn pop ‘mama’ zegt, dan is dat natuurlijk leuk. Een brandweerauto met lichtjes is ook leuk. Het zijn allebei aardigheidjes. Maar het is belachelijk om te zeggen dat het kind daar iets van bijleert op vlak van taalontwikkeling. Reclame die dat zegt, gaat over de grens van de eerlijke reclame. Dé motor voor taalontwikkeling is het gesprek met de omgeving.” Lege batterijenJuf Ann Lauwerijs: ‘Ik heb niets tegen een pop die weent, maar ben wel tegen voorgekauwde zinnetjes. Die passen niet altijd in het spel van het kind.’ Scholen en kribbes (in Nederland: kleuter- en peuterspeelzalen - redactie) noemen vaak eerst een meer pragmatische reden om geen sprekend en/of ander elektronisch speelgoed aan te bieden: de batterijen. “Poppen die ‘mama’ of ‘papa’ zeggen, werken meestal op batterijen en dus hebben wij dat in principe niet”, vertelt groepleidster Mieke Driesen van de peuterspeelzaal Koterke in het Nederlandse Ulvenhout. “Omdat het niet praktisch is, maar ik ben daar ook niet zo voor te vinden. Hier spelen kinderen van twee tot vier. Als ik speelgoed aanschaf, koop ik liever dingen die wat meer educatief zijn: een spel om vormen te herkennen, puzzels, knutselmateriaal. Daarvan geraken de batterijen niet op en die dingen gaan meestal minder snel stuk. We vinden dat de kinderen ook moeten spelen met klei, water en zand. Ze zitten sowieso al zo veel voor een beeldscherm.” TaalspelletjesOok kleuterleidster Ann Lauwerijs van de Sint-Jozefschool in het Vlaamse Reet is erg terughoudend: “In de klas heb ik geen sprekend speelgoed of ander speelgoed dat geluid maakt. De reden daarvoor zijn de batterijen - zelfs met herbruikbare batterijen kan je het niet bijhouden - maar ook omdat het al heel druk is in de klas. Ik vind zoiets niet nodig voor kleuters. Kinderen leren heel veel van andere kinderen en natuurlijk van de juf. In de tweede kleuterklas bieden wij wel computerspelletjes aan, waaronder taalspelletjes. Dat vind ik wel eens zinvol, maar enkel als de juf het al heeft aangebracht in een grote groep. Je moet een kind daar echt bij begeleiden en ik vrees dat veel ouders hun kind gewoon voor de computer of voor zo'n spel zetten.” Bé en bLauwerijs is zelf moeder van drie kinderen: “We hebben thuis taalspelletjes op computer en ook wel een sprekende pop. Ik ben daar niet tegen, maar ik vind het niet nodig. Kinderen gebruiken hun fantasie. Ik heb niets tegen een pop die weent maar ben wel tegen voorgekauwde zinnetjes. Die passen niet altijd in het spel van het kind. Bovendien merk ik dat de taal van zo'n speelgoed niet overeenkomt met wat op school wordt geleerd. Een spelcomputer zegt de uitgesproken letter (bé). Op school leren de kinderen de letters fonetisch (b).” ---------- Links» detaallijn.nl - taalontwikkeling bij kinderen van twee tot twaalf jaar ---------- » Kadertekst 1: Gemiddeld gezin besteedt 177 euro aan speelgoedDe consument geeft almaar meer geld uit aan speelgoed. De Europese speelgoedmarkt (exclusief videospellen) is volgens Toy Industries of Europe in 2005 met 2,9 procent gegroeid tot 13,3 miljard euro. In België en de onmiddellijke buurlanden is de klassieke speelgoedmarkt volgens het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties (OIVO) in 2005 met bijna 6 procent gegroeid, beduidend meer dan de privé-consumptiemarkt (plus 4,2 procent). Een Nederlands huishouden geeft volgens het Hoofdbedrijfschap Detailhandel jaarlijks gemiddeld 176 euro uit aan speelgoed, waarvan 32 euro aan computer- en videospellen. Een Belgisch gezin besteedt volgens het OIVO jaarlijks gemiddeld 178 tot 282 euro, naargelang er videospellen worden gekocht of niet. In België, zo stelt de Belgische Federatie van Distributie, is de Sinterklaasverkoop dit jaar bovendien met 4 procent gegroeid tegenover 2005. Per kind ligt de uitgave tussen 100 en 150 euro. Er werd 2 procent meer traditioneel speelgoed verkocht en 10 procent meer elektronisch speelgoed. In 2005 was die verkoop in België voor het hele jaar ook al met resp. 1,5 en 9 procent toegenomen. » www.tietoy.org » Kadertekst 2: Poppen spreken al meer dan 180 jaarDe eerste poppen die 'mama' en 'papa' konden zeggen, zagen in het begin van de 19de eeuw het levenslicht. In 1824 werd daarvoor het eerste brevet uitgereikt, het toenmalige copyright. Die poppen hadden een erg beperkte woordenschat. Eind 19de eeuw zette de Franse poppenfabrikant Jumeau een nieuwe stap vooruit met zijn 'Poupée Edison', die een aftelrijmpje kon opzeggen. Daarvan zijn echter maar enkele honderden exemplaren over de toonbank gegaan, omdat het mechanisme niet naar behoren werkte. Pas in de jaren 1920 en 30 kwam het speelgoed binnen het bereik van steeds meer ouders en kinderen. Toen kwamen wel almaar meer sprekende poppen op de markt. In de jaren zeventig werd een sprekende Barbie gelanceerd, die een paar zinnen kon zeggen. In 1993 leidde dat in de Verenigde Staten zelfs tot de oprichting van de Barbie Liberation Organisation. In dezelfde periode was een sprekende GI Joe te koop en de 'verzetstrijders' verwisselden de chips van beide poppen. Daardoor zei Barbie plots 'Vengeance is mine.' (De wraak is aan mij.), terwijl GI Joe zich met 'Let's go shopping. Will we ever have enough clothes?' (Laten we gaan winkelen. Zullen we ooit wel genoeg kleren hebben?) zorgen maakte over zijn garderobe. Sindsdien is het aanbod sprekend speelgoed voortdurend uitgebreid. Nu zijn er sprekende poppen, beren, smurfen, een Nijntje dat leert tellen, boeken die zelf liedjes zingen, laptops voor kleuters, een aap om op te voeden, een pony die kan spreken… Het gamma lijkt haast eindeloos en mikt bovendien op steeds jongere kinderen. Spraak in speelgoed beperkt zich echter niet tot toepassingen voor de allerkleinsten. Ook fabrikanten van bordspellen bijvoorbeeld hebben spraaktoepassingen ontdekt. Zo is er onder meer een spelbord van Koning Arthur waarop een steen is aangebracht met onzichtbare elektronica die de karakters tot leven wekt. (Met dank aan Marc Wellens, conservator van het Speelgoedmuseum in Mechelen, en Jan Sinke, redacteur Speelgoed+Hobby.) » Kadertekst 3: Dank u of dank je?Waarom spreekt sommig speelgoed 'Hollands' en ander 'Vlaams'? De taal hangt af van de chip die in het speelgoed is verwerkt. Die heeft meestal een oplage van tienduizend stuks. Ook studiokosten voor de opname van een extra taal wegen mee. Alles heeft te maken met kwantiteit en met voldoende afzetmogelijkheden voor de producent. Daarom wordt vaak gewerkt met een zo neutraal mogelijke stem die zowel in Nederland als in Vlaanderen in de smaak valt. |
|