home > reportage > “Zin in ’n sjmerrie?” - Bargoense geheimtaal in Nederland en Vlaanderen

reportage

“Zin in ’n sjmerrie?” - Bargoense geheimtaal in Nederland en Vlaanderen

Interviews en foto’s: Ben Salemans - 29/01/07

Bargoens, was dat niet een soort dieventaal? Bestaat die taal nog in Nederland en Vlaanderen? En zo ja, wie spreekt dan dat Bargoens? Taalschrift volgt twee speurders uit Vlaanderen en Nederland op hun zoektocht naar het geheime woordenboek van kramers, leurders, venters en dieven. “Vooral in de negentiende eeuw groeide de woordenschat van het Bargoens enorm”, stelt Paul Van Hauwermeiren vast. En Pierre Bakkes ontdekt zelfs Bargoens in Roermondse jongerentaal. En dat is niet iets om over te ‘miechele’…

Streamertekst: Het Bargoense was geen complete taal

Wat is Bargoens voor een taal?

Paul Van Hauwermeiren: “Het is een geheimtaal in Nederland en Vlaanderen. We kennen Nederlands Bargoens uit 1504. Het is dus minstens vijfhonderd jaar oud. Je vindt het Bargoens terug in oude rederijkerskluchten, maar ook in het werk van de zestiende–eeuwse Antwerpse dichteres Anna Bijns. Ik verzamel al jaren Bargoense woorden. Het oudste Bargoense woord dat ik terugvond is hoeft (brood). Uit het begin van de zestiende eeuw stammen ook woorden als loerman (kaas) en buzen (drinken). Veel van die zestiende–eeuwse woorden zijn in gebruik gebleven in het Bargoens van de negentiende en twintigste eeuw. Sommige Bargoense woorden zijn overgegaan naar het Algemeen Nederlands. Iedereen weet dat buizen drinken is.”

Spreken niet vooral dieven en ander gespuis Bargoens?

Paul Van Hauwermeiren: “Nee. Aanvankelijk was het vooral een geheimtaal van wat ik maar marginalen noem, mensen uit de laagste sociale klassen of de marge van onze samenleving. In de eeuwen daarna hebben zich uit het zestiende–eeuwse zwervers–Bargoens twee varianten ontwikkeld. Ten eerste een variant voor de handel, zeg maar een kramertaal. En ten tweede een meer criminele variant, die ik maar als dieventaal bestempel. In Amsterdam en andere Hollandse steden ontwikkelde het Bargoens zich in de zeventiende eeuw en later tot een echte vaktaal van dieven, met bijvoorbeeld veel inbrekerstermen. Maar in het grote Nederlands taalgebied buiten de provincies Holland ontwikkelde het Bargoens zich meer tot een kramer– of handelaarstaal. Kramers, leurders, venters, dat waren helemaal geen criminelen! Die zijn het Bargoens als huistaal gaan spreken. Het werd gesproken in gezinnen, vaak in achterbuurten, waar mensen dicht op elkaar woonden. Veel mensen denken tegenwoordig dat Bargoens een synoniem is van dieventaal. Dat klopt dus niet.”

Waarom gebruikt men Bargoens en geen dialect?

Paul Van Hauwermeiren: “Dat Bargoens was wel op het dialect geënt. Elke Bargoensspreker was in principe tweetalig. Naast het Bargoens sprak hij een dialect of een (volkse) stadstaal. Bargoenssprekers grepen pas naar het Bargoens als ze dat nodig vonden. Bijvoorbeeld als ze ‘zaakjes in de kantlijnen’ deden. Als daar dan derden bij kwamen staan, schakelden ze hun Bargoens in. Dan strooiden ze hier en daar Bargoense woorden door hun dialect of taal. Cruciale woorden in hun conversaties vervingen ze door Bargoense woorden. Zo werden ze met een minimum aan middelen voor derden totaal onverstaanbaar. Het Bargoens was vooral een schild, een wapen van rechtelozen. Vergeet niet dat je nog niet eens zo lang geleden echt niemand was als je geen vaste woonplek had. Dan telde je niet mee in de maatschappij en was je automatisch een verdacht persoon. Er was een grote groep mensen zonder vaste woonplaats die feitelijk rechteloos was. Die groep had eigenlijk alleen maar de eigen taal om zich te wapenen tegen die vijandige maatschappij.”

Hout- of linosnede van een dief (Jan Praet � Zele). Onderschrift: Paul Van Hauwermeiren: “Veel mensen denken dat Bargoens een synoniem is van dieventaal. Dat klopt niet.”

Paul Van Hauwermeiren: “Veel mensen denken dat Bargoens een synoniem is van dieventaal. Dat klopt niet.”

Kunt u een voorbeeld geven van het effect van zo’n Bargoense woordvervanging?

Paul Van Hauwermeiren: “In het Bargoens van veel plaatsen werden de woorden ik, mij of mijn vervangen door het zelfstandig naamwoord michels of een variant daarvan. In Zele, in Oost–Vlaanderen, zei men bijvoorbeeld in michels zijne melis (in mijn zak). Michels bommelde mee zijn geule op nen erterik betekende: Ik viel met mijn gezicht op een steen. Zo’n woord als michels zette de niet–Bargoens sprekende luisteraars op het verkeerde been. Die dachten dan dat die mensen met hun eigenaardige taaltje met herkenbare en totaal onbekende woorden het over iemand anders hadden (iemand met de achternaam Michels?), terwijl ze over zichzelf bezig waren.”

U zei dat men Bargoense woorden door taal en dialect heen mengt. Is het Bargoens dan geen volledige, complete taal met een eigen grammatica?

Paul Van Hauwermeiren: “Nee, dat klopt. In de oudste lijsten van Bargoense woorden staan alleen zelfstandige naamwoorden en werkwoorden. Maar toen het Bargoens huistaal werd, groeide de behoefte aan woorden. Toen kwamen er ook woorden bij die tot andere woordsoorten behoorden: bijvoeglijke naamwoorden, enkele bijwoorden, en natuurlijk telwoorden, want de gebruikers moesten in het geheim kunnen tellen. In het Bargoens komen ook veel benamingen voor geld voor. Het was dus geen complete taal met een eigen grammatica, maar meer een vocabularium, een reeks van woorden die in een taal of dialect kunnen worden ingelast.”

Blijkbaar gaat het om veel meer dan een paar dozijn woorden.

Paul Van Hauwermeiren: “Vooral in de negentiende eeuw groeide de woordenschat van het Bargoens enorm. Een Bargoensspreker gebruikte gemiddeld zo’n drie– tot vierhonderd Bargoenswoorden. Maar als je als onderzoeker in de negentiende of begin twintigste eeuw woorden ging verzamelen onder Bargoenssprekers in Roeselare in West–Vlaanderen, Zele in Oost–Vlaanderen, Brussel of Antwerpen, dan had je toch al vrij vlug een lijst van tweeduizend verschillende woorden. Er bestonden enkele duizenden Bargoense woorden en de meeste sprekers gebruikten daar een paar honderd van.”

Enkele duizenden Bargoense woorden? Heeft u misschien een preciezer getal?

Paul Van Hauwermeiren: “Moormanns dissertatie uit 1932 (en de bijlagen daarbij uit 1934) is h�t standaardwerk over Bargoens. Dat bevat o.a. een grote verzameling Bargoense woorden. Nicoline van der Sijs heeft beide werken in 2002 opnieuw uitgegeven. Daaraan zijn o.a. twee nieuwe registers Nederlands–Geheimtaal en Geheimtaal–Nederlands toegevoegd. (Delen van beide registers staan in Kaderteksten 1 en 2. BS.) Elk register telt zo’n drieduizend trefwoorden en als je samenstellingen en dergelijke meetelt een kleine vijfduizend woorden. Zelf heb ik enkele Bargoense bronnen ontdekt die Moormann niet kende. Die zal ik in 2008 publiceren in een studie over het Bargoens in Nederland en Vlaanderen. Daarmee zal het aantal bekende Bargoense woorden nog verder stijgen.”

Hoe lokaal gebonden of internationaal zijn die Bargoense woorden?

Paul Van Hauwermeiren: “Veel Bargoense woorden vind je overal in Nederland en Vlaanderen terug, maar wel in dialectische vorm. Van buzen (buizen of drinken), bestaan veel variaties, telkens net weer iets anders uitgesproken. Het woord voor vlees in de zestiende eeuw is kreu – denk aan het Griekse creas � en dat woord vind je in veel variaties terug, bijvoorbeeld als kri, kreeuw en kreeft. Het is trouwens merkwaardig waar al die woorden vandaan komen. Nederlandse woorden werden vervormd of in een specifiek Bargoense, metaforische betekenis gebruikt (bijvoorbeeld gorgel voor keel). Nieuwe woorden werden gevormd door afleiding en samenstelling. Maar er werd ook ontleend aan vreemde talen. Er is Jiddische invloed, invloed van het Romanes (zigeunertaal), in het zuiden van Nederland en in België veel Frans. Er zijn maar weinig Duitse woorden in het Nederlands Bargoens, omdat die te verstaanbaar zouden zijn. Elke plaats waar Bargoens werd gesproken had een kern van Bargoense woorden die je overal in dialectische varianten terugvindt. Maar daaromheen had je Bargoense woorden die typisch waren voor een bepaalde plaats.”

Heeft elk land dan zijn eigen geheimtaal?

Paul Van Hauwermeiren: “Dat is best mogelijk. Geheimtaal is een internationaal en eeuwenoud verschijnsel. Zo schreef de beroemde Franse dichter Villon rond 1450 al balladen in het Jobelin, het argot (geheimtaal) van de beruchte dievenbende der Coquillards. En in Engeland werd vanaf de vijftiende eeuw een dieventaal gesproken die bekend staat onder de naam Cant of Thieves’ Cant. Enfin, in het algemeen verschilden de geheimtalen sterk van elkaar. Een spreker van de ene geheimtaal verstond de spreker van een andere geheimtaal doorgaans niet.”

Een illustratie door Steve Michiels in het woordenboek van Zele (2004) op blz. 231, met onderschrift: Den buisbalk stuipt roeëe in ne klonkaort. Vertaling van de vier Zeels-Bargoense woorden: buisbalk = dronkaard, stuipen = geven, ingieten, inschenken; roeë = bier; klonkoart = glas.

Cartoon van Steve Michiels in het woordenboek van Zele (2004). Vertaling van de vier Zeels-Bargoense woorden: buisbalk = dronkaard, stuipen = geven, ingieten, inschenken; roeë = bier; klonkoart = glas.

En in Duitsland?

Paul Van Hauwermeiren: “In Duitsland had je het Rotwelsch, ook wel Gaunersprache genoemd. In Breyell, vlak over de grens bij Venlo, noemde men die taal Henese Fleck. Het Bargoens is verwant aan het Rotwelsch. Het is er in zekere zin een verre westelijke uitloper van. Beide geheimtalen hebben een groot aantal woorden gemeen. Rondtrekkende handelaars die óf het Bargoens óf het Rotwelsch beheersten, konden zich onderling verstaanbaar maken in een brede Europese strook. Dat gebied strekte zich uit van de kust van Vlaanderen en Nederland, over Duitsland en Denemarken heen, tot in Polen toe. Ik vind het nog steeds verbazingwekkend dat al die mensen elkaar zo goed konden begrijpen. Want er was weliswaar een redelijk grote gemeenschappelijke basiswoordenschat, maar al die woorden werden wel dialectisch gekleurd.”

Waarom spreekt u eigenlijk steeds in de verleden tijd over het Bargoens? Bestaat het niet meer?

Paul Van Hauwermeiren: “Het Bargoens wordt nauwelijks meer gesproken. Maar er zijn nog een paar plaatsen in Vlaanderen en Nederland waar het Bargoens nog levensvatbaar is. In Roermond, in Nederlands Limburg, bijvoorbeeld. In de Groenstraat in Waubach bij Heerlen, ook in Limburg, wordt het Bargoens kunstmatig in leven gehouden.” (Meer informatie over het Groenstraats Bargoens staat in Kadertekst 3. BS.)

Wie spreekt nog Bargoens in Vlaanderen?

Paul Van Hauwermeiren: “Tegenwoordig wordt het Bargoens in Vlaanderen vooral nog gesproken door kermisklanten en door handelaars in schroot en tweedehandsauto’s. Ze noemen zichzelf ‘reiziger’ of ‘voyageur’. Voyageurs zijn autochtone Vlamingen die van rondtrekkende handelaars en ambachtslui afstammen. Die spraken Bargoens. Sommigen van hen ‘staan’ nog in stacaravans op gemeentelijke terreinen. Anderen wonen, meestal tegen hun zin, in vaste huizen, maar beschouwen zichzelf nog steeds lid van de groep van voyageurs. De voyageurs spreken nog wel Bargoens, maar ze zeggen zelf dat hun kinderen het Bargoens niet of nauwelijks meer kennen. We hebben het hier toch altijd nog over duizenden Bargoenssprekers in het Nederlands taalgebied. Die mensen kennen elkaar. Wanneer ze iemand zien van wie ze denken dat hij ook een voyageur is, spreken ze een paar woorden Bargoens met hem. Als daar dan antwoord op komt, dan weten ze dat hij ook voyageur is.” (Zie over het Bargoens in Vlaanderen ook Kadertekst 4. BS.)

Pierre Bakkes, waarom leeft het Bargoens nog in Roermond?

Pierre Bakkes: “Het Bargoens is in Roermond, als enige plaats in Nederland en Vlaanderen, gewoon elke dag te horen in gewone zinnen. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste vormt de Roermondse wijk ’t Veld, een oude volksbuurt met een groot saamhorigheidsgevoel, een belangrijke Bargoense uitstralingsbron. Zeker vroeger werd er in Roermond nogal neergekeken op mensen uit ’t Veld. Om ongestoord met elkaar te kunnen spreken in die nogal vijandige Roermondse omgeving mengden ze Bargoense woorden door hun Roermondse dialect. Die Bargoense woorden gaven ze wel een Roermondse kleur, zodat het Roermondse dialectwoorden leken. De mensen uit ‘t Veld zijn zich er heel bewust van dat ze een eigen taaltje spreken. Dat noemen ze Begoons. Veel Roermondenaren denken dat die vreemde Bargoense woorden uit die oude Roermondse volkswijk gewoon fraaie oud–Roermondse woorden zijn. Zo zijn veel Bargoense woorden in het dialect beland. Ik denk dat in Roermond � vooral in ’t Veld maar ook daarbuiten – een paar duizend mensen Bargoense woorden passief beheersen. Het aantal actieve sprekers schat ik op enkele honderden. Maar het kunnen er veel meer zijn. Op dit moment heb ik zo’n 360 Bargoense woorden in het Roermondse dialect gevonden. (Die woorden staan in Kadertekst 5. BS.). Er zijn gezinnen in Roermond die Bargoense woorden als premerik (pastoor) en drejjerik (Limburgse vlaai) eerder leren dan de Roermondse woorden pesjtoor en vlaaj.”

Wat is de tweede reden voor de levenskracht van het Bargoens in Roermond?

Jo Vek zingt een Groenstraats-Bargoens lied. Beluister het via Kadertekst 3.

Jo Vek zingt een Groenstraats-Bargoens lied. Beluister het via Kadertekst 3.

Pierre Bakkes: “Ik ontdekte ongeveer vijf jaar geleden dat het Bargoens een belangrijk ingrediënt van Roermondse jeugdtaal is. Het Bargoens leeft dus ook voort in de jeugdtaal. Daar kwam ik achter via mijn twee zoons die nu ongeveer twintig jaar oud zijn. Ze spreken het Roermonds dialect perfect. Ze zijn, zoals zoveel Roermondenaren, erg trots op hun stad en hun dialect, dat ze zo zuiver mogelijk willen spreken. Vanaf ongeveer hun vijftiende gingen ze hun Roermonds in een keer doorspekken met allerlei Bargoense woorden. Ze merkten dat veel mensen die woorden niet begrepen en daarom konden ze die woorden mooi gebruiken in hun jeugdtaal. Ze weten niet dat het Bargoense woorden zijn. Ze denken dat het zuivere oud–Roermondse woorden zijn die haast niemand meer kent. Maar dat doet er natuurlijk niet toe. Afgelopen weekend nog. Toen hadden ze het bijvoorbeeld over iemand die ze een bollige noemden. In het Nederlands zouden we zeggen: een watje, of iemand die vlug bang is. Tegen eten zeggen ze al jarenlang mouze. Die Bargoense woorden in hun jeugdtaal lijken minder vluchtig dan andere jeugdtaalwoorden. Omdat de Roermondse jeugd het Bargoens vrij goed beheerst, zie ik de toekomst van het Bargoens in Roermond zonnig in.”

U bent jarenlang de officiële streektaalfunctionaris van het Limburgs geweest. Waarom verzamelt u Bargoense woorden?

Pierre Bakkes: “In de dialecten uit Midden–Limburg, zeg maar zo tussen Roermond en Venlo in, komt veel Bargoens voor, veel meer dan in andere dialecten die ik ken. Als ik vroeger thuis aan mijn moeder, die net als ik het dialect van Montfort (een dorp in de buurt van Roermond) sprak, vroeg waar mijn broer Jan was, dan was de kans groot dat ze zei dat Jan poter was. Dan wist ze niet waar Jan was. Of mijn fiets was weer eens poter. Voor mij was dat aanvankelijk een gewoon Montforts of Limburgs dialectwoord. Net zoals het woord moos (geld). Maar toen ik later in het zuiden van Limburg kwam en ik daar het woord poter gebruikte, merkte ik dat niemand mij begreep. Als ik naar Roermond ging, merkte ik dat daar woorden werden gebruikt die ik op mijn beurt weer helemaal niet kende. Ik kwam er o.a. via Moormann achter dat in de meeste Midden–Limburgse dialecten veel Bargoense woorden worden gebruikt (zonder dat de sprekers dat beseffen). Toen ik dat eenmaal ontdekt had, ben ik Bargoense woorden in Limburgse dialecten gaan verzamelen.”

Streamertekst: Sjpan! Sjpan! Kantj ane bóks!

Is dat verzamelen van Bargoense woorden lastig?

Pierre Bakkes: “Soms wel, soms niet. Ik verzamel de woorden vooral in ’t Veld. De Bargoenssprekers daar zijn niet scheutig met informatie over hun Begoons. Dat is begrijpelijk, want als ze de betekenis van hun eigen woorden aan iedereen uitleggen, dan is het natuurlijk geen geheimtaal meer. Ze houden die betekenis dus liever voor zich. Gelukkig heb ik een informant in ’t Veld zitten en die speelt me af en toe enkele woorden door. Maar soms gaat het ook gemakkelijk. Een paar jaar geleden bijvoorbeeld was ik in de Roermondse wijk ’t Veld bij een receptie van de prins van carnavalsvereniging de Veldmuusj. Op een gegeven moment kwam de Raad van Elf binnen, voorafgegaan door een majorette. Die had zo’n ouderwetse lange damesonderbroek aan met allerlei kanten biesjes en tierlantijntjes. Een meisje uit de wijk dat stond toe te kijken, riep toen enthousiast: Sjpan, sjpan! Kantj ane bóks! Dat betekent: Kijk! Kijk daar! Kant aan de broek! Spannen is Bargoens voor kijken. In het Roermondse dialect wordt dat automatisch dialectisch veranderd of gekleurd tot sjpannen. Sjpan trouwens niet raar op in een Roermonds caf� wanneer iemand je een sjmerrie aanbiedt: een sigaret. Het Roermonds Begoons leeft echt!”

-----

» Kadertekst 1: 75 Bargoense woorden met hun Nederlandse vertaling

De onderstaande lijst bevat 75 woorden in geheimtaal. Die geheimtaal is voornamelijk Bargoens; als een woord behoort tot een andere (verwante) geheimtaal, zoals het Henese Fleck [HF] en de Tiöttensprache [T], wordt dat aangegeven.

Geheimtaal–Nederlands

  1. a oud, oude; vader, moeder 433
  2. aân oud, oude; vader, moeder 433
  3. aanfeilen, aanfellen, aan fellen beroven 81, 82, 358
  4. aanfocken komen toesnellen 366, 590
  5. aanfocker iem. die komt toesnellen 406
  6. aangebrand venerisch 69, 475, 633
  7. aangeslagen → aanslaan
  8. aankatsen praten 633
  9. aankeilen aanspreken 624
  10. aanklampen aanspreken 406
  11. aankleinen, aanklennen meelokken 69, 475
  12. aankneisen aankijken 406
  13. aanknooien aankijken 431
  14. aankwasten, aankwatsen aanspreken 69, 80, 475, 633, 638
  15. aanschieten aanvallen 475
  16. aanschoelen aanspreken 406
  17. aanslaan een slachtoffer aanklampen 69, 82, 395, 397, 475, 598, 633, 638
  18. aap: op den -- loopen bedelen 358
  19. aapenjester bedelares 358
  20. aapje bedelaar 358
  21. aas-neus een en twee bij kaarten en dobbelen 475, 495, 638
  22. aaszak oneerlijk speler 627
  23. aaszak doen knoeien 627
  24. ababbel oorvijg, oplawaai 627
  25. a.b.c'tje makkelijke transactie of makkelijk karwei 627
  26. aberdoedas → haberdoedas oplawaai 50, 475
  27. aboe elf 604
  28. Abon [†] 45, 349
  29. achelen → aggelen, haggelen eten 43, 85, 92, 157, 165, 185, 200, 210, 212, 214-216, 224, 232, 357, 475, 518, 523, 527, 529, 531, 570, 580, 633, 646
  30. achelpeter smulpaap 91, 92, 570
  31. achenebbisch ocharm 604
  32. acher → ager ander 580
  33. achere medine andere streek 580
  34. achiel [znw.] eten 180
  35. achielen [ww.] eten 223, 570, 580
  36. achterklapper achterkamer 604, 638
  37. achterlader iem. die anaal geslachtsverkeer toelaat 604
  38. achtermeeluk, achtermeluk achterzakje op pantalon 69, 475, 638
  39. achterom gaan door de velden de grens oversteken 604
  40. achteroverdrukken stelen, roven 604
  41. achteroverdrukker straatrover; onverhoedse aanval 604, 638
  42. achtertochus ham 212, 523
  43. achterweits achterwaarts 433
  44. achterwiel rijksdaalder 34, 475, 513
  45. achttien: niet -- niet te vertrouwen 627
  46. addesjim allemachtig! 604
  47. adje politieagent 69, 78, 475, 638
  48. Adon, Adónaj God 45, 306 [cliché 1], 349, 627
  49. adoot politieagent 604
  50. aentreckers kousen 307 [cliché 4]
  51. af doodmoe 69
  52. afbritsen doden 627
  53. afdokken, afdokkeren afgeven, afstaan, betalen 65, 425, 434, 475
  54. afdraaien: hem -- hard werken 465
  55. affikken afhandig maken 604
  56. afgebrand zonder geld 604, 638
  57. afgebrand: zijn huis is -- hij overvraagt verschrikkelijk 604
  58. afgeknoedeld zeer dronken 604, 638
  59. afgeladen, afgelajen zeer moe, zeer dronken 69, 80, 627, 475, 638
  60. afgelege → afleggen
  61. afgelensd → aflenzen
  62. afgeleund bespioneerd 604
  63. afgelooid van alles beroofd 69, 475, 638
  64. afgeluisd van alles beroofd 604
  65. afgeluizigd duchtig, hardhandig 604
  66. afgetobd zeer moe 627
  67. afgezopen geruïneerd 465
  68. afgrissen wegrukken, stelen 69, 79, 475
  69. afkienen afsluiten met sleutel 604, 638
  70. afkloppen afbedelen 604
  71. afknapper geven, een weigeren mee te doen 604
  72. afleggen bespieden, verkennen; verraden 69, 406, 431, 475, 514, 633, 638
  73. aflenzen bespieden 69, 475, 638
  74. afloeken bespieden 69, 475, 633
  75. afloense, afloenzen bespieden 604, 638
Deze lijst is (met toestemming van Nicoline van der Sijs, waarvoor dank!) overgenomen uit: Moormann, J.G.M. De Geheimtalen. Het Bargoense standaardwerk [uit 1932] met een nieuw, nagelaten deel [uit 1934], bezorgd door Nicoline van der Sijs, met een inleiding van Enno Endt. Amsterdam (Veen), 2002. De getallen in de lijst verwijzen naar pagina’s in dat boek.
De registers ‘Geheimtaal � Nederlands’ (op blz. 691–793) en ‘Nederlands � Geheimtaal’ (op blz. 795–847; met ruim 3000 Nederlandse ingangen of trefwoorden) in deze omvangrijke publicatie (863 p., ISBN 90–204–5945–7, prijs EUR 49,95) zijn niet van de hand van Moormann, maar werden vervaardigd door Nicoline van der Sijs. Zij liet daarmee een droomwens van Moormann in vervulling gaan.
In deze Kadertekst 1 worden de eerste 75 ingangen of trefwoorden van het register ‘Geheimtaal � Nederlands’ weergegeven. Die zijn in het aangeduide boek te vinden op blz. 694. In Kadertekst 2 staan de eerste 75 ingangen of trefwoorden van het register ‘Nederlands � Geheimtaal’, in het boek terug te vinden op blz. 796 en 797.

» Kadertekst 2: 75 Nederlandse woorden met hun Bargoense vertaling

Voor een nadere toelichting op onderstaande woordenlijst, gemaakt door Nicoline van der Sijs, verwijzen we naar het einde van de Kadertekst 1.

Nederlands–Geheimtaal

  1. aalmoes seys
  2. aanbellen landing maken
  3. aandacht sjoege(2)
  4. aandeel dellop, geilek, geilik, geiluk, gellep, gijlek, gijlik, gijllep, rewogen, rewoghen, snaay; -- in de buit geilink, gijlek in de massematten, prames, sim; -- in de opbrengst kipoh, kippen
  5. aangekleed: mooi -- geklof, gekloft, geklopt [?v]
  6. aanhang gesnor
  7. aanhouden plakken(1)
  8. aanklagen megatreig [?v], megatreiq, versmiechelen, versmiegelen
  9. aankijken aankneisen, aanknooien
  10. aanmerking kapsie
  11. aanmonsteren tjop hebben; proberen aan te monsteren tjop zoeken
  12. aanprijzen bolstoveren, mansjen, mansjeren, mansj maken
  13. aanreiken stieken, stiekjen
  14. aansporen opvoeren
  15. aanspreken aankeilen, aanklampen, aankwasten, aankwatsen, aanschoelen
  16. aanstaan balleme; niet -- lau an tippelen
  17. aanstoker oorblazer
  18. aanstoot geven risches maken
  19. aanval: onverhoedse -- achteroverdrukker
  20. aanvallen aanschieten
  21. aanwezig pekaan, piekaan
  22. aanzetten fileren
  23. aardappel bums, Joltzen [HF], kadeel, kadeeuw, kadeeuwers, pieper, pom, poms, pums, treiter(1); slechte -- als visaas schoolmeester ◊ aardappels bomzen, bonsen, bonzen, bums, buns, erdbimpsen, freiters, hussekes [T], Joltzen [HF], kadasters, kadeen, kadeeuw, kadeeuwers, kepoochen, pajengers, patatten, patatters, petètertjes, pjingers, schokkels; -- vragen bonzen
  24. aardig kiewig
  25. aardigheid gein ◊ aardigheden pageintjes
  26. aardoppervlak dérèch, derig
  27. aas [dood dier, lokaas] peiger
  28. aas van het kaartspel granderik(2), sjtup
  29. aborteren: laten -- laten →omsteken
  30. acht bisverkens, bisvinken, ges(1), get, gis(1), kacht, osjəm, parz notringskes [HF]
  31. achtentwintig [geldbedrag] likmehol
  32. achtentwintig-stuiverstuk gesjankte
  33. achterbaks handelen ondermakkeren
  34. achterdocht koesteren jegens eens hebben op
  35. achterhouden ondermakkeren
  36. achterjaszak kontslinger
  37. achterkamer achterklapper
  38. achterwaarts achterweits
  39. achterzakje op pantalon achtermeeluk, achtermeluk
  40. achterzak op damesjapon gondel(2)
  41. achttien joed-gis, krütskes on parz notringskes [HF]
  42. adem Pufferd(1) [HF]
  43. advocaat bemoeial, bemoeyal, kakelaar; knappe -- giffe bemoeial, gisse bemoeyal, gisse kakelaar; slimste -- gognumste bemoeyal, gognumste kakelaar
  44. afbedelen afkloppen
  45. afbetalen stotteren
  46. afdekplanken paltening
  47. afdingen fiedelen, tawarren ◊ iem. die steeds afdingt fiedelbaas
  48. afgesproken! gepakt, 't →staat
  49. afgeven afdokken, afdokkeren
  50. afgunst kinnesinne
  51. afhandig maken affikken
  52. afkloppen! unbeschrien-unberufen
  53. afkomen: goed van iets -- kauser afbrengen
  54. afloeren snouwen
  55. afloop: slechte -- sof(2), sofa
  56. aflopen poteren
  57. afluisteren verlenzen, verlunschen, verlunsen, verlunzen
  58. afpikken schoepen
  59. aframmeling geven cuysen
  60. afslag afmetkaiem
  61. afsnijden afritsen [van keel], briezelen, brisselen, brizeln
  62. afspraak: geheime -- sodje
  63. afstaan afdokken, afdokkeren, stuiken
  64. afstandsmaat Perdong [HF]
  65. aftroggelen schransen(1), schranzen(1) ◊ iem. die aftroggelt schranzer
  66. afval pesaules, zoodje tinnef; iem. die buitengezet -- 's morgens vroeg doorzoekt morgenster
  67. afwerken poteren
  68. afweten: van niets -- van →lau weten
  69. afwijking tiphlow
  70. afzetterij genewoh, nepvaart
  71. afzien: zie ervan af schaf/schàf je
  72. agent godel, lamp; -- in burger rotterum, stille, wees, weets; -- op motor stoomkasie ◊ agenten sienemers; -- in uniform gajes
  73. airs kapsones, kapsoones
  74. akker Klüth [HF]
  75. akkoord: tot een -- komen goon op een →tukkien [?v] [?b]

» Kadertekst 3: Luisteren naar Groenstraats Bargoens

Hoe klinkt dat nu, dat Groenstraats Bargoens? Welnu: als Limburgs, maar wel met heel veel vreemde, weliswaar Limburgs klinkende, maar toch onbekende, on–Limburgse woorden. Een Limburger zal er nauwelijks iets van begrijpen. Luister eens naar het liedje ‘Sjnieëpse dabbet’ in Groenstraats Bargoens op de cd ‘Kluur bekinne’ van Jo Vek (met dank aan Jo Vek, die ons toestemming gaf het lied hier in mp3–formaat beschikbaar te stellen; nadere informatie over deze cd is o.a. te verkrijgen bij http://www.hollandpolland.nl/media.shtml, waar ook drie andere liederen van Jo Veks cd te horen zijn):
 

http://taalschrift.org/muziek/jo-vek-lied.mp3

De tekst van het lied staat hieronder in de linkerkolom. In de rechterkolom de Nederlandse vertaling.

 
 Sjnieëpse dabbet Klein kind 
 
 Doe hoems in mieng klampe, Jij ligt in mijn armen, 
 mechels sjnieëpse dabbet mijn klein kind, 
 en die mirmke, dat moest noa mechels sies. en je mondje, dat zoekt naar mijn borst. 
 
 Pój puuëk, pój puuëk, Drink goed, drink goed, 
 mechsels dabbetje, pój mar puuëk. mijn kindje, drink maar goed. 
 Pój die mieëlske vol. Drink je buikje vol. 
 Pój puuëk, pój puuëk.  Drink goed, drink goed. 
 
 Ich peësj dich in die pölke, Ik stop je in je bedje, 
 dieng grannige loekete loeënze mich aa je grote ogen kijken me aan 
 en die mirmke, dat grieëmelt noa miene haech.  En je mondje lacht naar mij. 
 
 Baan puuëk, baan puuëk,  Slaap goed, slaap goed, 
 mechsels dabbetje, baan mar puuëk.  mijn kindje, drink maar goed. 
 Draj dieng loeketjes tów. Doe je oogjes dicht. 
 Baan puuëk, baan puuëk.  Slaap goed, slaap goed. 
 
 Doe versjtrunkels nog noeëbes Je begrijpt nog niks 
 van d’r mauw óp dizze klauwet.  van de ellende op deze wereld. 
 Dreum mar van nuuksjkes in d’r melm.  Droom maar van schaapjes in het veld. 
 
 Baan puuëk, baan puuëk,  Slaap goed, slaap goed, 
 mechsels dabbetje, baan mar puuëk.  mijn kindje, drink maar goed. 
 Draj dieng loeketjes tów.  Doe je oogjes dicht. 
 Baan puuëk, baan puuëk. Slaap goed, slaap goed. 
 
 Baan puuëk, baan puuëk.  Slaap goed, slaap goed. 
 Ps,… ps, … ‘t baant. Ps,… ps,… het slaapt. 
 

De tekst van het lied wordt, zoals gezegd, hierboven in de linkerkolom weergegeven. De niet-gecursiveerde woorden in die kolom zijn (Groenstraats) Bargoens. De cursieve woorden (of woorddelen) zijn Limburgs. De Nederlandse vertaling in de rechterkolom is gebaseerd op de Limburgse (zo u wilt: Ubach over Wormse of Waubachse) vertaling, die in het begeleidend boekje bij de cd staat, en op de ‘werklijst’ of woordenlijst die te vinden is in ‘Tieske en Nieske’ uit 2002.

Hoe zit dat nu met de tekst in de linkerkolom: is dat een vermenging van Bargoense en Limburgse woorden? Ja. We zagen al eerder dat Bargoens geen complete taal is. Bargoense woorden (zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, persoonlijke voornaamwoorden, etc.) sluipen een taal of dialect binnen en gedragen zich vervolgens als gewone woorden in die taal of dat dialect.

Kijk naar de eerste regel van het lied. Daarin staat een vorm van het werkwoord hoemen. Dit werkwoord is in Moormann 2002 (blz. 724) terug te vinden als hoe’∂m∂, met als betekenis: verblijven, gevangenzitten. In het Nederlands mag je de vervoeging jij hoemt verwachten. Maar in het Limburgs is de uitgang van het werkwoord bij de tweede persoon enkelvoud jij (in het Limburgs o.a.: doe) niet een t maar een s. Daarom is het doe hoems en niet doe hoemt. Een tweede voorbeeld. In de derde regel staat het woord mirmke. Het woord mirm staat niet in Moormann 2002, maar wel mierm (zie blz. 750) en als Nederlandse betekenis wordt daar mond gegeven. Hoe ziet het verkleinwoord van mond ofwel mi(e)rm er uit? Volgens Nederlandse verbuigingsregels zou je misschien mi(e)rmpje mogen verwachten. Maar in Limburgse dialecten is de verkleinwoorduitgang vaak ke. Vandaar de vorm mirmke, gevormd volgens Limburgse woordverbuigingsconventies. Dat is het verwarrende voor veel Limburgers die Groenstraats Bargoens horen: die taal klinkt zo Limburgs, maar de woorden van die taal zijn onbekend.

Pierre Bakkes: “Er is door taalkundigen als Moormann (1932 en 1934), Endepols (1924) en Hinskens (1984) best veel aandacht besteed aan het Bargoens van de ‘Greunsjtroat’ in Waubach/Landgraaf. Maar dat Groenstraats Bargoens stond enkele jaren geleden op het punt van uitsterven. Gelukkig hebben enkele mensen uit de Groenstraat en directe omgeving ongeveer tien jaar geleden een Bargoensclub opgericht, die als doel heeft om het lokale Bargoens kunstmatig in leven te houden. Die club heet ‘Ut Keieskwieëste’. Dat is natuurlijk een Bargoense term: keiet betekent weg of straat, en het werkwoord kwi(e)sten betekent spreken of praten. Keieskwieëste staat dus voor straattaal ofwel (Groenstraats) Bargoens. Die ‘Bargoensjkloeb Ut Keieskwieëste’ is erg actief. Vier keer per jaar zorgt de club voor een Keieskwieëste–avond die druk wordt bezocht. In 2002 gaf de club een tweetalig verhalenboekje uit: ‘Tieske en Niske’. Het is meertalig: in Waubachs, doorspekt met Groenstraats Bargoens, en dan de Nederlandse vertaling ervan. Achterin het boekje staat een drietalige woordenlijst: Nederlands–Waubachs–Bargoens. Eind 2004 verscheen de cd ‘Kluur bekinne’ met liedjes van Jo Vek, een van de leden van de Bargoensclub. Sommige liedjes wemelen van het Groenstraats Bargoens. Echt een heel mooie cd. Ik vind Groenstraats en Roermonds Bargoens pareltjes onder de Limburgse dialecten.”

» Kadertekst 4: Bargoens in Zele (Oost-Vlaanderen) en andere Vlaamse steden

Paul Van Hauwermeiren: “In Zele, een plaatsje in Oost–Vlaanderen, had je twee wijken waar arme mensen samenwoonden, die leefden van de ambulante handel in vodden en textiel. Daar werd het Bargoens echt als huistaal, levende taal, gebruikt. In Zele waren er in de negentiende eeuw twee onderwijzers die in het dorp opgegroeid waren en die Bargoens spraken. Die hebben ondermeer een hele novelle vertaald naar het Bargoens en een roversgeschiedenis geschreven met Bargoense dialogen. In Zele was het Bargoens in 1900 helemaal verdwenen. Gelukkig wisten Karel Van Malderen en Roland De Beule zo’n vijfhonderd Zeels–Bargoense woorden te achterhalen die ze in hun Zeels Woordenboek uit 2004 hebben weergegeven.”

“In Sint–Niklaas, dat niet ver van Zele ligt, begon het Bargoens pas in 1900 echt te bloeien. Dat heeft geduurd tot vlak na de Tweede Wereldoorlog. In Brussel kende het Bargoens zelfs pas zijn hoogtepunt in het Interbellum van 1920 tot 1940. Iemand die werkte onder de schuilnaam Paul Hermant publiceerde in 1933 een woordenlijst van het Brussels Bargoens. In Roeselare (West–Vlaanderen) spraken in de negentiende eeuw een paar duizend rondtrekkende handelaars van de Nieuwmarkt Bargoens, dat langer is blijven bestaan dan dat van Zele. In de Belgisch–Limburgse Kempen had je een opvallende groep Bargoenssprekers: de Tiötten (of Teuten). Deze goed georganiseerde Kempenaren trokken tot in Denemarken met hun koopwaar (haren, textiel, koper). Of ze een eigen variant van het Bargoens ontwikkeld hebben, is moeilijk te achterhalen. Het Bargoens dat ze spraken is heel vroeg in onbruik geraakt.”

 

 

 

 

» Kadertekst 5: Een greep uit het Roermonds Bargoens

(De hieronder weergegeven tekst is met toestemming van de auteur � waarvoor dank! - overgenomen uit: Pierre Bakkes. ‘Sjpan, kantj ane bóks! Roermondenaren en hun Bargoens’. In: R. Keulen, T. van de Wijngaard (e.a.) (red.). Riek van klank. Inleiding in de Limburgse dialecten. In 2007 te verschijnen bij de Limburgse dialectvereniging Veldeke.)

Een greep uit het Roermonds Bargoens.

Hier volgen voorbeelden van Roermonds–Bargoense woorden. Ze zijn geordend naar woordsoort. Voorop staat het woord in het Nederlands, dan het woord in Roermonds Bargoens. Na een puntkomma volgt een nieuw lemma.

*Zelfstandige naamwoorden.
‘aardappelen’ bums; ‘bed’ bult; ‘bedelaar’ talver; ‘boter’ sjmiks; ‘boterham’ fin; ‘brood’ leichem; ‘buik’ meles; ‘burgemeester’ granniger; ‘caf�’ kiet; ‘ei’ betske; ‘eten’ bik; ‘geluk’ mazzel; ‘geld’ sjrabbers, lobie, sjpie, hanskes, moos; ‘gezicht’ maske; ‘biertje’ bruintje; ‘gluiperd’ linkmiechel; ‘gluurder’ fenerik; ‘goedzak’ wuiles; ‘gulden’ sjoof; ‘handen’ jatte; ‘haren’ rispels; ‘hond’ joekel, kielf, wallie; ‘honger’ botlak, peu; ‘hoofd’ kiebes, knikker; ‘huis’ kiet, tent; ‘jeuk’ krets; ‘jongen’ binkske, knul; ‘kinderlokker’ poetebink; ‘kleren’ kloffe; ‘koffie’ zjwertje; ‘koop’ kien; ‘man’ gaatsjo, bink; ‘meisje’ sjiks, mokkel, nieze; ‘mensen, volk’ gajes; ‘mond’ murf; ‘ogen’ uigels, döp; ‘ouwhoer’ kutkemmer; ‘paard’ sossem; ‘priester’ priemer; ‘piemel’ zeberik; ‘portemonnee’ platvink; ‘schoenen’ traezers; ‘schooier’ bietser, batje; ‘sigaret’ sjmerrie; ‘slaag’ zjwens, knoks, kleun; ‘sufferd’ koekerenölles; ‘suiker’ zuterik; ‘toilet’ boutkiet; ‘vagina’ tokes; ‘vent’ knul; ‘uitschot’ sjorriemorrie; ‘vlaai’ praatsj, drejjerik; ‘vrouw’ mediekel; ‘woonwagen’ rolleman; ‘vlees’ kazer; ‘voorwerp’ dinkerik; ‘water’ meiem, majjem; ‘zuiplap’ buizerd; ‘klaploper’ tesseloejer; ‘moslim’ kallebas; ‘kleurling’ boela.

*Bijwoorden – bijvoeglijke naamwoorden.
‘bang’ bolg/bollig; ‘beroerd’ gammel; ‘blut’ keps; ‘dood’ kasjewijle, mol; ‘moe’ mörg; ‘dronken’ kachel, buis; ‘gevaarlijk’ link; ‘groot’ koek; ‘koud’ pin; ‘kwijt’ poter; ‘mooi’ kwant, jofel; ‘nauwelijks’ kwaolik; ‘gek, onwijs’ maf; ‘oud’ olms; ‘pienter’ agosie.

*Werkwoorden.
‘lachen’ miechele; ‘krijgen’ bedisse; ‘komen’ fene; ‘kennen’ kneize; ‘rondhangen’ joetse; ‘bedelen’ talve; ‘bedriegen’ betoepe; ‘betalen’ dokke, berappe, besjolme; ‘is, heb, heeft’ maes; ‘sterven’ peigere; ‘eten’ mouze, bikke; ‘vluchten’ pleite; ‘gaan’ kefte, jalle; ‘geven’ aafsjtaeke, sjtiege, sjokke; ‘plassen’ flosse; ‘praten’ sjmoeze; ‘slapen’ penne, pitte; ‘spreken’ prevele, poekele; ‘staan’ sjteune; ‘stelen’ pote, jatte, gappe, bietse, sjoepe, sjtrietse; ‘verkopen’ verpatse, verkiene; ‘vernielen’ verkammezäöle; ‘verraden’ verlinke; ‘versjacheren’ verklaatse, verklatse; ‘verstaan’ versjteune; ‘vragen’ mange; ‘vluchten’ sjtifte, plenke; ‘weggaan’ pleite; ‘werken’ peze; ‘zuipen’ buize.
 

» Kadertekst 6: Wie zijn de speurders Paul Van Hauwermeiren en Pierre Bakkes?

Dr. Paul Van Hauwermeiren (*1936) was tot zijn pensionering in 2001 de laatste directeur van de voormalige Mercator Hogeschool te Gent, die in 2001 fuseerde met de Hogeschool Gent. Hij zat ook in de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren van de Nederlandse Taalunie. Van Hauwermeiren is een van de grootste kenners van het Bargoens uit Nederland en Vlaanderen. Momenteel werkt hij aan de voltooiing van een omvangrijk boek dat als titel krijgt: Bargoens. Nederlandse groeps� en geheimtaal van ambulante en criminele marginalen. Daarin zullen o.a. ruim honderd, deels niet eerder gepubliceerde, Bargoense bronnen/woordenlijsten worden opgenomen en besproken. Het verschijnt in 2008. Er staan ook publicaties op stapel over het Brussels Bargoens (incl. de lijsten van Hermant uit 1933), over literaire teksten in het Zeels-Bargoens en over de woordenschat van het oudste Bargoens.

Dr. Pierre Bakkes (*Montfort 1941) is veertig jaar werkzaam geweest in het onderwijs. In de avonduren heeft hij studies Nederlands gedaan, tot en met een promotie in 1996. Aan de lerarenopleidingen (waaraan hij meer dan dertig jaar gewerkt heeft) was hij vooral vakdidacticus en docent taalkunde. Van 2001 tot 2006 was hij de eerste streektaalfunctionaris van de Nederlandse provincie Limburg. De schoolaanpak Dien eige taal / Je eigen taal voor het basisonderwijs en Wiejer in dien eige taal / Verder in je eigen taal beschouwt hij als zijn voornaamste werk in die officiële functie. Hij heeft ook meegewerkt aan Spelling 2003: een geheel van spellingregels en –voorbeelden voor alle Limburgse dialecten.

 

 

 

-----

Literatuur

» Bakkes, Pierre. ‘Bargoens in Middenlimburgse dialecten. Een voorlopige inventaris’. In: Roerstreek, Bd. 22 (1990), blz. 10–16.
» Bakkes, Pierre. ‘Sjpan, kantj ane bóks! Roermondenaren en hun Bargoens’. In: R. Keulen, T. van de Wijngaard (e.a.) (red.). Riek van klank. Inleiding in de Limburgse dialecten. In 2007 te verschijnen bij de Limburgse dialectvereniging Veldeke.
» De Beule, R. en K. Van Malderen. De Gruete Zilsen Dieksjonneier. Zele, 2004.
» Endepols, H.J.E. ‘Groenstraat–bargoens’. In: De Nieuwe Taalgids 18 (1924), 172 vlg.
» Endt, E. en L. Frerichs. Bargoens woordenboek. Amsterdam, 1972.
» Hinskens, F. ‘Versjtrunkelt diene tuuën wat e keeäneske op e huuëvelke drait? Enkele structurele en functionele aspecten van het "Groenstraat–Bargoens"’. In: Mededelingen van de Nijmeegse Centrale voor Dialect– en Naamkunde, XIX/ 1983–84, p. 17–56.
» Moormann, J.G.M. De Geheimtalen. Het Bargoense standaardwerk [uit 1932] met een nieuw, nagelaten deel [uit 1934], bezorgd door Nicoline van der Sijs, met een inleiding van Enno Endt. Amsterdam, 2002.
» Sanders, E. (ed.). Boeventaal en gabbertaal. Amsterdam, 1999.

Links
» Over argot van o.a. François Villon, Victor Hugo en Honoré de Balzac.
» Over Bargoens van de Groenstraat: publicaties van Jac. Van Ginneken (uit 1914) en H.M.H. Goossens (uit 1981).
» Over Jo Vek en zijn Groenstraatse Bargoensclub.
» Over Bargoens van Zele, met o.a. de Bargoense versie van de parabel van de verloren zoon.
» Over Bargoens van de Bokkenrijders, een achttiende–eeuwse bende.
» Over Rotwelsch en Gaunersprache.
» Over Thieves’ cant.
» Over Voyageurs.
» Over problemen van de bargoenistiek (in www.neerlandistiek.nl 05.03, van 28 juli 2005).


Download

» Dit artikel als PDF (1.07 MB)

archief





print pagina

Door het gebruik van stijlbladen is geen aparte 'print pagina' nodig. Gebruik de 'print' functie van uw browser.



tekstgroottekleinmiddelgroot