home > discussie > Maakt het prijzencircus de literaire kritiek monddood? |
Maakt het prijzencircus de literaire kritiek monddood?Erik Spinoy, literatuurwetenschapper en dichter - 9/11/08Wie een boek schrijft, maakt steeds meer kans om in de prijzen te vallen. Het aantal literaire prijzen neemt toe. Maar tegelijk verschrompelt de literaire kritiek in de pers en literaire tijdschriften verdwijnen in de marge. Moet het traditionele literaire gezag wijken voor het prijzencircus? Of spelen hier andere mechanismen? Literatuurwetenschapper en dichter Erik Spinoy ziet drie mogelijke trends. Discussieer mee! Empirisch onderzoek in de Nederlandse letterkunde erover is mij niet bekend, maar het schijnt een internationale, of toch op zijn minst Europese, tendens te zijn: het aantal literaire prijzen is in de voorbije eeuw, en zeker in de afgelopen decennia, fors toegenomen, en ook het belang dat eraan wordt gehecht, schijnt groter te zijn geworden. Als dat zo is, dan is de vraag natuurlijk hoe dat te verklaren valt. In deze korte bijdrage kan ik natuurlijk niet meer doen dan enkele hypothesen formuleren, die aanleiding kunnen geven tot toetsing en verdere reflectie. Sociologen omschrijven de functie van literaire prijzen als het verlenen van legitimiteit aan de juryleden en aan de auteur en als het zorgen voor distinctie, voor onderscheid. Literaire prijzen zijn, anders gezegd, instrumenten om uit de besluiteloosheid te treden die dreigt wanneer de vraag naar de kwalificatie ‘literair’ aan de orde is. Met het oog op het uitreiken van een literaire prijs worden teksten voorgelegd aan een jury, die een oordeel velt en daarmee de bekroonde teksten ‘onderscheidt’ van andere - niet-bekroonde - teksten. In het literaire domein werd en wordt deze oordeelsfunctie ook vervuld door andere instituties: de literaire kritiek die nieuwe teksten beoordeelt of oudere teksten herijkt, en het literatuuronderwijs, dat literaire competenties aanreikt (en het oordeelsvermogen beoogt te ontwikkelen). Maar net als literaire prijzen zijn de literaire kritiek en het literatuuronderwijs historische fenomenen - ze zijn er niet altijd geweest, en het is niet ondenkbaar dat ze op een keer zullen verdwijnen of sterk in belang zullen afnemen. Dat laatste lijkt trouwens volop aan de gang te zijn: de literaire kritiek in ‘de bladen’ verschrompelt, de literaire tijdschriften leiden een steeds marginaler bestaan, de departementen literatuurstudie zijn in het defensief gedrongen door nieuwe of meer ‘praktijkgerichte’' disciplines, en het literatuuronderwijs aan middelbare scholen smelt in snel tempo weg. Eerste hypothese: er bestaat een verband te tussen de toename van het aantal literaire prijzen en het belang dat eraan gehecht wordt, en de erosie van de traditionele literaire instituties. Sinds de 18de eeuw heeft de literatuur een proces van toenemende autonomisering doorgemaakt. Het resultaat was dat er instituties ontstonden die kenmerkend zijn voor de literatuur en waarbinnen een eigen discours over literatuur werd gevoerd. Moeten we uit de neergang van die instituties concluderen dat we dezer dagen een verzwakking van die autonomie meemaken? Het lijkt me aannemelijk, en het lijkt ook bevestigd te worden door een blik op recente veranderingen in het literaire prijzensysteem zelf. Bestonden prijzenjury's in het verleden haast uitsluitend uit individuen die door de instituties gelegitimeerd waren (zoals critici en hoogleraren), vandaag de dag neemt het aantal literaire prijzen opvallend toe waarbij de juryleden die legitimatie niet meer lijken te behoeven of tenminste niet allemaal. Waar ontlenen ze hun legitimiteit dan wél aan? Aan hun prestige of populariteit buiten het ‘autonome’ literaire domein, zo lijkt het wel. Tweede hypothese: de toename van het aantal literaire prijzen en de verandering in de aard van en hiërarchie onder de literaire prijzen zijn symptomatisch voor een afnemende autonomie van het literaire systeem. Afnemende autonomie - ten voordele waarvan, dan? Het antwoord ligt voor de hand. Wie organiseert en financiert de nieuwe grote prijzen? In eerste instantie de boekverkopers, in tweede instantie de sponsors annex mediapartners: Libris, Ako, boek.be, Standaard Boekhandel, Humo, en ga maar door. De literatuur komt met andere woorden onder het regime te staan van het economische genre, die als eerste finaliteit heeft: tijd winnen, dat wil zeggen het vergroten van de productiviteit en het verhogen van de omloopsnelheid. Derde hypothese: als de literatuur in toenemende mate gehoorzaamt aan de imperatief om tijd te winnen, dan is het sterk toegenomen belang van literaire prijzen daarvan de logische vertaling. Prijzen zijn distinctiemachines. Ze produceren oordelen over boeken zonder dat die de tijdrovende omweg door de literaire kritiek hoeven te maken. Lezers maken die omweg langs de kritiek ook niet meer. Voor hen zijn de prijzen de legitimatie. Ze zijn daarmee ook ontslagen van de nog meer tijdrovende noodzaak om literaire competenties te verwerven en te proberen zelf te oordelen. Aldus bezien is het feit dat het literaire prijzensysteem anders is gaan functioneren een symptoom van het feit dat literatuur goeddeels is ingelijfd door het economische systeem. Het gevolg is dat de instituties die kenmerkend waren voor de literatuur in haar autonome periode veel van hun traditionele raison d'’être verloren. Het prestige van deze instituties is afgenomen en ook hun institutionele positie is verzwakt. ---- In samenwerking met deBuren organiseert Freespace Nieuwzuid op woensdag 10 december 2008 in Brussel een debat over het literaire prijzencircus. Het debat staat onder leiding van Erik Spinoy. Nadere informatie: http://www.deburen.eu/?language=nl&p=programma&c=2&id=337
|
|