home > discussie > “We moeten jongeren vooral zin doen krijgen in lezen”

discussie

“We moeten jongeren vooral zin doen krijgen in lezen”

Rudi Wuyts, vakdidacticus, Universiteit Antwerpen - 9/03/09

Moet je leerlingen enkel geven wat ze graag lezen en de grote literatuur uit de weg gaan? Lerarenopleider Rudi Wuyts wakkert het debat over de literaire canon op school aan. “Sommige leerlingen zullen Kaas of andere grote werken ooit wel lezen, anderen zullen niet zo ver geraken. Maar we moeten er op school vooral voor zorgen dat ze blijven lezen.” Denkt u daar ook zo over?

Toen ik in het vierde jaar van het secundair onderwijs zat, lazen wij o.a. Kaas van Willem Elsschot klassikaal. Mijn (uitstekende) leraar legde vol vuur uit wat voor meesterwerk Kaas was, hoe het vol ironie en sarcasme zat en geschreven was in een prachtige realistische schrijfstijl… Wij waren een klas die veel las en vonden dit… niks; wij studeerden netjes leven en werk van de auteur, konden de vragen beantwoorden die in het hulpboekje stonden en dat was dat. Het heeft zelfs lang geduurd voor ik opnieuw Elsschot vastpakte, maar wanneer Elsschot in bijvoorbeeld een quiz op tv voorkwam, wist ik er wel heel wat over.

Dit is lang geleden, maar dergelijke zaken gebeuren nu nog en stimuleren het lezen van leerlingen echt niet. Maar leerlingen moeten toch kennis maken met de grote namen en de grote cultuur? Ja, maar … er is iets dat belangrijker is.

Laat mij eerst een vergelijking maken. Als leerlingen voortdurend naar de lokale radio of een jongerenzender luisteren en de leraar komt met klassieke muziek van de cultuurzender Klara op de proppen, analyseert die, ‘toont aan’ hoe die muziek vormelijk knap opgebouwd is, zullen weinig jongens en meisjes gewonnen worden voor klassieke muziek Niet doen dus.

Moet je leerlingen dan enkel geven wat ze graag lezen? Neen! De essentie is dat je probeert jongeren zo te laten lezen dat ze geboeid geraken door literaire teksten en boeken in het algemeen, daarover willen en kunnen praten (op hun manier en hun niveau). Het is de taak van de leraar hen ontdekkingen te laten doen die ze anders zelf niet zouden vinden en ze stappen te laten zetten naar die ‘grote cultuur’.

Dus laat leerlingen teksten lezen die voor hun niveau (en dat verschilt van leerling tot leerling) ontdekkingen zijn die ze aankunnen. Zet de vergelijking met de muziek verder: als ze enkel naar de jongerenzender luisteren, kan voor sommigen wat dieper ingaan op Coldplay of Bruce Springsteen een ontdekking betekenen, terwijl anderen complexere muziek aankunnen. Als leerlingen enkel ‘chiclit’ - dat is romantische fictie met weinig literaire pretentie gericht op een jong vrouwelijk publiek met als typische voorbeelden Bridget Jones's Diary en Sex and the City - lezen, kunnen boeken van Tim Krabbé of Dimitri Verhulst boeiend zijn en geef je ze de kans literair te groeien.

Het oog van de meester van Theo Witte toont aan hoe je die verschillende niveaus van literaire competentie bij leerlingen kunt vaststellen en hoe je boeken kunt ordenen in die niveaus. De bedoeling is dan leerlingen boeken aan te bieden die juist voor hun niveau zijn of nog liever van een niveau hoger zijn.

Maar belangrijk hierbij is ook een verruiming van het begrip ‘cultuur’ en ‘literatuur’. Dan kunnen graphic novels en detectives en jeugdboeken… ook in de derde graad of de bovenbouw erg knappe instrumenten zijn, juist om hen geboeide lezers te laten zijn/worden en om samen met hen stappen te zetten naar een grotere ‘literaire competentie’. Dan ontdekken leerlingen dat bv. de stripreeks XIII of het werk van Osamu Tezuka schitterende elementen bevatten die ze nog niet kenden, dan ontdekken ze dat de detectivereeks van Michael Connelly niet alleen spannend is, maar dat de detective, Harry Bosch (genoemd naar de schilder), een complexe, erg menselijke, maar getormenteerde figuur is, dan ontdekken ze in Allemaal willen we de hemel van Els Beerten (winnaar van de Boekenleeuw dit jaar) een boek dat ze graag lezen en ze leren dat een structuur verwarrend en ingewikkeld, maar toch boeiend kan zijn…. en dan staan ze hopelijk open voor cultuur en literatuur.

Gaan leerlingen dan uiteindelijk nog Kaas of andere grote werken lezen? Sommigen wel (waarschijnlijk als ze veel ouder zijn), want de stap van bijvoorbeeld Harry Bosch naar Laermans is niet zo groot. Anderen zullen zo ver niet geraken, maar zullen hopelijk wel blijven lezen en is dat niet de bedoeling?

archief

reacties


nel - 19/03/09

Het moet tegenwoordig allemaal leuk zijn. Laat de leerlingen maar gewoon moeilijke teksten lezen en kennis maken met literatuur!


(anoniem-1) - 20/03/09

Als docent Nederlands in de bovenbouw van havo en vwo hoor ik Nels opmerking heel vaak: laat die leerlingen toch gewoon goede en zware literatuur lezen (dan gaan ze die literatuur vanzelf waarderen)! Maar het is precies zoals Rudi Wuyts zegt: daar is het overgrote deel (ik schat 95 procent) van de leerlingen niet aan toe. Zo krijgen ze een grote hekel aan literatuur en dat kan toch niet de bedoeling zijn van literatuuronderwijs?

Ik weet nog goed dat ik in mijn eigen middelbare schooltijd ook verplicht boeken moest lezen en op mijn leeslijsten moest plaatsen: een stuk of veertig verplichte literaire boeken (vijftien boeken Nederlands, acht boeken voor Duits, acht boeken voor Frans en acht boeken voor Engels). En dan moesten dat ook nog boeken zijn uit allerlei verschillende periodes/tijden, die gingen over leefwerelden die me helemaal niets zeiden. Je moest daarbij op allerlei zaken letten die je in je boekverslagen moest vermelden, waarvan je het nut totaal niet inzag. En daar zat je dan, met je pen in de mond en hand, voortdurend passages onderstrepend die je docent (niet jijzelf) wel eens belangrijk zou kunnen vinden. Vreselijk vond ik het. Echt lekker wegdromen in een boek, in een andere wereld geraken, genieten, was er in een keer niet mee bij. Voordat ik verplicht boeken moest gaan lezen, las ik elke week zeker twee boeken. Maar toen dat verplicht lezen van de meest saaie boeken begon, kreeg ik een bloedhekel aan lezen. Na mijn literatuurexamens op de middelbare school heb ik dan ook vele maanden lang geen literair boek meer aangeraakt.

Zo is het op de huidige middelbare scholen nog steeds. Er zijn best veel leerlingen die van boeken lezen houden, zeker ook van het lezen van vertaalde boeken (Harry Potter, etc.). Maar de meeste boeken die ze leuk vinden mogen ze niet op hun leeslijsten zetten. Chicklit wordt best veel gelezen... maar niet voor de leeslijst (al ga ik daar wel wat soepel mee om).

De overstap naar echte literatuur (de canon) is voor leerlingen erg groot, zeker als het om literatuur van voor de Tweede Wereldoorlog gaat. Leerlingen vinden het vreselijk om vier uur achter elkaar verplicht een boek te lezen; dat staat zo haaks op hun jachtige drukke (elektronische) wereld, waarin om de minuut wel iets anders te beleven valt... "Die boeken zijn zo traag, mijnheer..."

Wat wel werkt, is dat je als leraar (ook met behulp van internet, waar leuke filmpjes e.d. over literaire boeken te vinden zijn) met enig enthousiasme vertelt waar een bepaald literair boek over gaat. Als je dat leuk brengt, zijn de leerlingen best wel genegen om zo'n boek (ook nog met enig plezier) te gaan lezen. Ook als je veel interessante wetenswaardigheden over een schrijver weet te vertellen, staan ze er meer voor open om een boek of dichtbundel van die schrijver te lezen. Wanneer je vertelt over het ruige leven van Paul Van Ostaijen en dan wat van zijn gedichten behandelt, vinden ze dat best interessant.

Dus, leraren Nederlands, vertel vooral veel over literaire boeken en hun schrijvers. Of nodig eens een populaire dichter of schrijver op school uit. Er zijn best wel mogelijkheden om literaire boeken voor leerlingen interessant te maken. Of behandel eens een of meer boeken klassikaal, want dat spreekt de leerlingen ook wel aan. Ze werken dan samen aan een boekverslag en leren zo inzien dat het maken van een boekverslag helemaal niet altijd zo vervelend hoeft te zijn en ook zonder internetkopieerwerk te doen is. Als ze gezamenlijk in de klas aan een boekverslag werken en een leerling op een gegeven moment bij een onderdeel van het boekverslag komt dat hij niet snapt of waarvan die leerling het nut niet inziet, kan de docent daar (eventueel samen met andere leerlingen) direct op inspringen. Dat werkt redelijk goed. Bovendien leren de leerlingen bij het maken van zo'n klassikaal leesverslag wat van elkaars literaire observaties. Dat werkt aanstekelijk en stimulerend...


janien - 21/03/09

Helemaal akkoord met Rudi Wuyts. Mijn insteek is al twintig (!) jaar de literaire actualiteit. Dezer dagen heb ik het over de nieuwe Bart Moeyaert, Willem Elsschot en het W.E.G., de opgezette rel met Dimitri Verhulst voor het boekenfestival "Zogezegd in Gent", de nominaties voor de Gouden Uil met Guy Mortier en Jelle Van Riet van Helmut Lotti, de 'feuille volante' van Dirk Leyman en Hans Cottyn over de literaireprijzencarrousel, De inktaap (24 maart 2009), "Ruhm" in Duitsland, de 40e verjaardag van Rupsje Nooitgenoeg op Google en in Amsterdam, de nieuwe Facebook- en Twitterfanclub van Villanella, de tweetroman, Kristien Hemmerechts voor Broederlijk Delen, John Vervoort op Radio 1, Anthony Horowitz in het land, nieuwe jonge literatuur online met Balein en Kraai, "Landschappen" uit "Archipel" van Paul Snoek op YouTube, ... en veel veel meer in de oude én vooral ook de nieuwe media.

Ik blijf het van de daken schreeuwen, i.c. vandaag vanop mijn blog The Sausage Machine - in de mate van de mogelijke tijd, ik ben geen 'professionele' (lit)blogger. Uit decennialange onderwijservaring (15-18 jaar) weet ik hoe sterk leesbevorderend de media zijn. Als er een nieuwe Moeyaert uit was, bijvoorbeeld, kwamen mijn leerlingen al trots hun leesverslag uitbrengen in de klas nog voor ik het boek al had kunnen ophalen. Ach, dit 'ontschoolde lezen' was/is zo anders, zo levendig, zo écht, het leek/lijkt zo niet-verplicht. Het heeft veel informeels, met veel respect voor elke individuele jonge lezer, het is heel open en heel breed, je wordt er als vanzelf leeslustig door omdat literatuur lezen (en erover lezen) een lifestyle is geworden/wordt, je wordt ingebed in het (bruisende want onderhevig aan economie, marketing, ...) culturele/literaire leven van je tijd, je participeert actief aan cultuur.


janien - 21/03/09

Dit is een aanvulling bij mijn eerdere reactie.

En de leraar/docent? Die neemt evengoed als de jonge lezer deel aan dat hele proces van nieuwsgierigheidsprikkeling tot groepscommunicatie over de literaire actua, van zoeken tot vinden tot lezen en verwerken. Hij heeft enkel de 'schoolse banen' uit te tekenen en de kwaliteit te 'bewaken'. Uiteraard is zij/hij op de hoogte van de nieuwste literatuurmethodes, zoals die van Theo Witte, hierboven genoemd. Maar of je die letterlijk moet opvolgen, of je daar niet buiten kunt? Ik denk dat het concept van zo'n methode belangrijker is dan de concretisering ervan. Gaat het er niet in de eerste plaats om van jongeren aan het lezen te brengen en te houden, zoals Rudi Wuyts hier claimt? Een methode mag nooit remmend of beperkend werken doordat ze te rigide wordt gevolgd. Is 'de geest' immers ook hier niet belangrijker dan 'de letter'?


Johan Nijhof - 21/03/09

Het probleem is inderdaad dat leerlingen met ca. 16 jaar nog vrij jong zijn om sommige grote literatuur te kunnen waarderen. Van mijzelf weet ik, dat ik Vestdijk pas waardeerde, toen ik als student kon beoordelen hoe knap hij met de factor Ruimte omging. Daarom moet men soms toeren uithalen, om bepaalde schrijvers te introduceren. Maar het wil er bij mij niet in, dat dat in zijn algemeenheid zou gelden.

Bij toegeven aan de geest van de tijd blijft immers op den duur niets over. We hebben wat poëzie betreft de laatste stellingen vrijwel moeten opgeven. Rappen dan maar? Welnee: we moeten inderdaad af van het idee dat alles opgeleukt moet worden voor een a priori onwillig en a-cultureel publiek. Het probleem was toch ook voor een deel dat de scholen bevolkt werden door milieus die van huis uit niets hadden meegekregen op dat gebied. Het effect is daarmee geweest, dat een voormalige culturele elite de basiseducatie is ontnomen.

Men bedenke dat Homerus of Vergilius toch ook niet het allereerste waren waarnaar jongeren vanaf 14 jaar de afgelopen duizenden jaren zouden hebben gegrepen als er geen sturing in die richting was geweest. Veel belangrijker dan de vraag of Homerus echt blind was is m.i. om te laten zien wat de consequenties zijn van de panoramische vertelwijze. (Pas op: het weetje dat Vergilius de voorkeur gaf aan de knapenliefde, zal vermoedelijk weinig sympathie ontmoeten). Nee, we moeten de ontwikkelingsgeschiedenis van de literatuur zichtbaar maken, en ook een technische analyse eisen in leesverslagen.

Geen moed daartoe? Accepteer dan ook de gevolgen: dit is vermoedelijk het eerste tijdvak, waarin er meer kennis verloren gaat dan wordt toegevoegd.



Herman Callens - 24/03/09

Johan Nijhofs betoog is, veronderstel ik, goedbedoeld, maar hij stelt de zaken verkeerd voor. Het is natuurlijk niet zo dat "sturing", zoals die in de richting van Homerus of Vergilius, compleet afwezig zou zijn in de aanpak die Rudi Wuyts bepleit. Integendeel: "Het is de taak van de leraar (de leerlingen) ontdekkingen te laten doen die ze anders zelf niet zouden vinden en ze stappen te laten zetten naar die 'grote cultuur'". Dat is toch wel iets anders dan "toegeven aan de geest van de tijd", alsof men tegenwoordig een lees-maar-wat-raaklogica propageert. Niet dat het bedoelde "toegeven" wordt toegelicht, maar je voelt zo aan dat der Untergang imminent is. De - volkomen nietszeggende - uitsmijter maakt dat pijnlijk duidelijk.


Casper Markesteijn - 24/03/09

Van eminent belang is het aanbieden van goede jeugdliteratuur, d.w.z. op de eerste plaats spannend, leuk en indringend om te lezen voor de doelgroep, op de tweede plaats van een literair behoorlijk niveau, waarmee je ook nog e.e.a. kan demonstreren als je dat wilt. Cruciaal is dan wel dat de leraar in het v.o. zelf veel leest zodat hij gemakkelijk dat kan kiezen wat voor zijn leerlingen interessant en acceptabel is (zoals bijv. de serie Slash boeken van Querido). Die kennis ontbreekt nog wel eens, helaas en dan blijft de leraar hangen bij enkele topics uit zijn studie of - nog erger - eigen jeugd. Bezoek van interessante schrijvers aan school kan heel stimulerend werken.

Dwingen heeft meestal weinig zin, het mooie en aardige van sommige boeken laten zien (en horen) meer. Algemeen principe zou moeten zijn: sluit ook hier aan bij de leefwereld van de doelgroep. Zelf heb ik bijv. in de bundel 'Wat praat je?' (uitg. De Inktvis) het titelgedicht geschreven, met veel straattaal erin. Bij de bovenbouw basisonderwijs slaat dat enorm in en aan als ik dat voorlees. Gevolg: ze willen meer horen uit de bundel. Zo kan het in het v.o. ook wel, m.i.


Johan Nijhof - 27/03/09

Als men het doel: het lezen van “grote literatuur”, zoals Wuyts dat noemt, in het oog houdt, hebben we bijzonder weinig tijd voor de zachte-heelmeestermethode die hij voorstaat. De vraag of blijven lezen niet de bedoeling is, is voor mij geheel afhankelijk van wat er dan wel gelezen wordt.
Men bedenke hoe de situatie 50 jaar geleden was. (Ik spreek over Nederland) Op de HBS waren er geduchte literatuurlijsten van 30 à 35 boeken, voor Nederlands, voor Engels, Frans en Duits waren die lijstjes een stuk korter. Op het gymnasium bestonden die lijsten niet, omdat ze niet nodig waren en de leerlingen maar in hun zoektocht zouden beperken.

Werkte dat? Zeker, dat werkte prima. Met 14 jaar had ik de dorpsbibliotheek (te Wassenaar) helemaal uitgelezen, en het was een zegen dat we in die tijd naar de stad verhuisden.
Wat ik dan zoal achter de kiezen had? Bijvoorbeeld veel historische romans van Van Lennep, de jeugdboeken van Roggeveen, Kievit, Been, Visser, de buitenlandse van Orczy (serie van de "Scarlet Pimpernel") maar ook de toen modernste jeugdboeken (avonturenverhalen): Biggles, Pim Pandoer, e.d. Vele honderden in totaal. Die laatste categorie werd uitgeleend door onze onvolprezen wiskundeleraar, de heer Lepoeter. Uit de bibliotheek kwamen ook de complete Duizend-en-een-nacht (4 dikke delen), herinner ik mij, goed voor een hele zomervakantie. Met speciaal verzoek om toestemming van mijn ouders mocht ik ook naar de volwassenenliteratuur.

Daarbij liet ik de ouderlijke boekenkast beslist niet met rust, en las ook Bordewijk, Aart van der Leeuw, Van Schendel, Den Doolaard en Fabricius in die tijd. Verzot was ik niettemin ook op strips: Tom Poes, Panda, Kappie, Eric de Noorman en Kapitein Rob. Daarbij werd zelfs aanvankelijk de Donald Duck niet versmaad.

Uiteraard werd het met 14 jaar wat serieuzer, ook met de “grote literatuur”. De Kleine Johannes van Van Eeden, heel veel van Henriette van Eyck. De stadsbibliotheek (Hengelo) werd niet geheel uitgelezen, ik werd wat selectiever.

Ik wil niet mijn neus ophalen voor de “verruiming van het begrip cultuur”, al moet me van het hart dat de rubriek cultuur van "De Standaard" al voornamelijk items als een film van Urbanus of de heropening van een eetgelegenheid omvat.

Ik heb zelf als schooljongen honderden detectives gelezen: Josefine Tey, Dorothy Sayers, Agatha Christie, Dickson Carr, Bill Ballinger (vaak in het Engels, dan had je er nog profijt van, ook de complete Wodehouse). Maar tegelijk snapte ik heel goed dat Van Eeden, Van Schendel of Bordewijk en later ook Vestdijk of Hella Haase van een totaal ander kaliber waren, een kaliber dat je dan ook herkende bij andere literaturen, Camus of Du Maurier, Steinbeck, Hemingway of Kazantzakis, om een paar auteurs te noemen die ik al jong tot mij nam.

Het is een wereld die verdwenen is. Deze weg is tegenwoordig onbegaanbaar. Er is teveel anders wat de aandacht van de jeugd opeist, en niet alleen van de jeugd. En daarbij is er nog een enorme hoeveelheid “grote literatuur” bijgekomen. Maar als oplossing bieden dat men maar heel voorzichtig moet beginnen met de meest triviale literatuur en de vrome hoop te koesteren dat een enkeling dan verder zal komen, is immers geen enkele verbetering ten opzichte van de situatie die ik zelf als leraar constateerde: er is in elke klas altijd een klein aantal leerlingen, die met een enthousiaste presentatie gebracht worden tot liefde voor de literatuur, en de grote massa zal het worst wezen. Jammer, maar het is wel de mogelijkheid om onze beschaving door te geven, en dat zie ik in de aanpak van Wuyts niet terug. Zoals ik aan mijn eigen leeservaringen liet zien, is het helemaal niet zo dat er slechts sprake is van één leefwereld bij de jeugd, wat Wuyts noemt “hun niveau”. Dat was toen niet zo, en behoeft ook nu niet zo te zijn, en daarmee doet men de leerlingen beslist onrecht.


Walter A.P. Soethoudt - 28/03/09

Al tijdens mijn loopbaan als uitgever bij Facet (in hoofdzaak jeugd- en kinderboeken) deelde ik het standpunt van Rudy Wuyts en had daar veel onder te lijden, doordat de verantwoordelijken van de Vlaamse Stichting Lezen een andere mening waren toegedaan, daar moest alles LITERATUUR zijn en die werd volgens hen haast nooit in Vlaanderen uitgegeven, zodat de idiote situatie ontstond dat de Vlaamse centen werden gebruikt om Nederlandse uitgaven te promoten.

Recent heb ik samen met dichter Marc Pairon nog bewezen met de uitgave van 4 dichtbundels (voor volwassenen) aan de prijs van 2 euro, dat men zelfs met toegankelijke en betaalbare poëzie een groot publiek kan bereiken - alle 4 de titels stonden iets meer dan 3 weken in de Vlaamse top 100. Als ze maar lezen, is altijd mijn leuze geweest. Ik ben ook opgegroeid met Arendsoog, Bob Evers, Biggles en Pim Pandoer en zie ik werd uitgever van Gudrun Pausewang, Anthony Horowitz, Margaret Mahy, Jean-Claude van Rijckeghem & Pat van Beirs, Gerda van Erkel e.v.a.


(anoniem2) - 28/03/09

Het is bijzonder treurig om te moeten vaststellen dat Johan Nijhof zo verblind is door zijn "vroeger-was-het-beter"-geloof dat hij koppig de zaken verkeerd blíjft voorstellen. Zo serveert hij een indrukwekkend lijstje "eigen leeservaringen" en plaatst die dan doodleuk tegenover "de aanpak van Wuyts", alsof die twee zomaar naast mekaar mogen worden gezet. Het is een uiterst oneerlijke vergelijking: Rudi Wuyts praat over lezen in of in verband met het vak Nederlands, Nijhof heeft het over lezen tout court, in en buiten het vak, en in en buiten de school. Dat hij zo'n flinke jongen was die zo geweldig veel las, heeft misschien heel wat meer te maken met zijn persoonlijke aanleg en belangstelling dan met de "aanpak" van Wuyts.


Johan Nijhof - 30/03/09

Zoals overduidelijk blijkt uit de bijdrage van Soethoudt, was mijn eigen leesontwikkeling helemaal niet zo’n uitzondering. Inderdaad, Bob Evers hoorde er zeker ook bij, van Arendsoog hield ik om een of andere reden niet, vraag me niet waarom. En daarmee wint mijn stelling aan kracht: wie hurkt voor de leefwereld van de jeugdige, doet hem onrecht. Hij beschikt over tal van leefwerelden. Soethoudt heeft de door hem uitgegeven werken vast gelezen. De jeugdliteratuur stond een ontwikkeling naar echte literatuur dus niet in de weg.

Maar Wuyts' stelling is, dat men geen literair werk mag analyseren om de klas te tonen hoe dat in elkaar zit. Ik heb dat als leraar zelf altijd juist gedaan, zelfs de ontwikkeling van de structuren als uitgangspunt genomen. Ik heb het enthousiasme gezien van een leerling die geheel vrijwillig doorging met het vertellen van zijn verhaal na een schrijfopdracht. Weken later: meneer, hier is hoofdstuk acht. Wilt u het a.u.b. nakijken?

Dat is zo anders dan wat ik mijn eigen kinderen heb zien beleven. Verplicht abonnement op jeugdboeken van een twijfelachtig kaliber. En daar dan serieus over moeten doen. Van dat soort treurnis heeft alleen Paul van Loon er al 99 geschreven. Waar moeten leerlingen de tijd vandaan halen om dan ook nog hun eigen, betere smaak te volgen? Je bent maar eenmaal jong. Niets tegen Verhulst of Krabbé, maar het is toch duidelijk dat de pedagogische academie vol zit met lieden voor wie dat te hoog gegrepen is, de goeden niet te na gesproken? En moet Kaas dan het eindpunt zijn van de literaire ontwikkeling? Moeten we dan soms Carry Slee voor de klas nodigen in plaats van Grunberg?

Citaat van internet: Carry Slee is mijn favoriete schrijfster, ik heb al haar boeken al minstens één keer gelezen, en sommige al vijf keer. Dat is toch gewoon jammer, dat kind had toch ook wat zinnigs kunnen lezen?

Laat ik ingaan op wat Wuyts als voorbeeld zegt over de muziek. Ik heb mijn nu ruim volwassen zoon (jurist en filosoof) met 4 jaar naar pianoles gestuurd, met de vooropgezette bedoeling heavy metal en dergelijke toestanden buiten de deur te houden. Dat werkte geweldig (jeugdconcoursen). Als je maar zelf Beethoven speelt, en het inzicht in de techniek er is, komt de waardering vanzelf.

Daarom pleit ik altijd voor de combinatie van stelonderwijs en literatuuranalyse. De beste manier om waardering voor een schrijverstruc bij te brengen, is het ze te laten ervaren.

Verwerpelijk is, dat je allerlei namen leert van auteurs van wie je nooit iets zult lezen.

"Maar leerlingen moeten toch kennis maken met de grote namen?” Waarom, is dat dan wat er van cultuur moet blijven?


angel SANZ - 8/06/09

Ik heb julie reacties doorgelezen en ik zie de twee denkrichtingen die we allemaal volgen. Maar lezen en literatuur is niet hetzelfde. Niet altijd. Beide benaderingen moeten we door elkaar heen uitwerken. Ik heb als kind zowel nederlands als spaans moeten lezen. Maar lezen kwam pas spontaan uit mezelf toen ik vernam dat je sommige boeken gewoon niet dicht kan klappen totdat je in slaap valt (evenals sommige spelletjes op de Playstation nu). Als je de kinderen ooit zo ver krijgt dan heb je de strijd als leraar al gewonnen.
Om op de muziek terug te komen. Je kunt bijvoorbeeld op school reklamespots, en filmfragmenten, etc met en zonder muziek zien. En dan met de kinderen spreken over het feit dat ze WEL op clasiek luisteren maar indirect. Je kunt het ook met liedjes en poëzie spelen. Of dialoogpassages uit een "zwaar" boek door de kinderen luidop laten lezen en dramatiseren, en herhalen net als bij een toneelessaye.
Wat lezen en literatuur betreft. De zaak is dat de mens de laatste tijd meer op beelden en muziek werkt dan met woorden. Maar onze denkwereld heeft de woorden nodig. Daarom vind ik dat lezen & literatuur gewoon aan de hand moeten gaan om ze de kans te geven voor zelfstandig denken (als mogelijk).
Sorrie voor m'n troevig nederlands.







print pagina

Door het gebruik van stijlbladen is geen aparte 'print pagina' nodig. Gebruik de 'print' functie van uw browser.



tekstgroottekleinmiddelgroot

     
recente reacties

angel SANZ:
"Ik heb julie reacties doorgelezen en ik zie de twee..."

Johan Nijhof:
"Zoals overduidelijk blijkt uit de bijdrage van Soethoudt, was mijn..."

(anoniem2):
"Het is bijzonder treurig om te moeten vaststellen dat Johan..."

Walter A.P. Soethoudt:
"Al tijdens mijn loopbaan als uitgever bij Facet (in hoofdzaak..."

Johan Nijhof:
"Als men het doel: het lezen van “grote literatuur”, zoals..."

Casper Markesteijn:
"Van eminent belang is het aanbieden van goede jeugdliteratuur, d.w.z...."