home > reportage > Taalgebruik leerkrachten Nederlands baart zorgen

reportage

Taalgebruik leerkrachten Nederlands baart zorgen

Tekst: Alexandra De Laet; foto's: Gert Swinnen - 23/04/04

Docenten Nederlands beheersen hun moedertaal niet meer. 'We moeten steeds van nul beginnen', klagen Vlaamse lerarenopleiders. In Nederland moeten eerstejaars studenten in de lerarenopleiding zelfs een taaltoets doorstaan om te kunnen starten. Moet het taalgebruik van een leraar Nederlands dan echt vlekkeloos zijn? Alexandra De Laet pluist uit wat er schort aan de taal van (kandidaat-)leerkrachten.

Staf Elst (vooraan) en Marc van Riel: 'Tussentaal rukt op in Vlaanderen'.

'Hier spreekt men Nederlands.' Op een A4'tje hangt het boven het leslokaal Nederlands van de Antwerpse Karel de Grote Hogeschool. Over de Nederlands grens, in de Tilburgse Fontys Hogeschool, is nergens zo'n affiche te zien. De docenten stellen er zich ook beduidend minder vragen bij het taalgebruik van hun studenten. De docenten stellen er zich ook beduidend minder vragen bij het taalgebruik van hun studenten.

Het taalgebruik van een leerkracht Nederlands moet vlekkeloos zijn. Een evidentie lijkt het, maar is dat wel zo? In 2001 kwamen Vlaamse onderzoekers al tot de conclusie dat er wat schort aan het taalgebruik van (kandidaat-)leerkrachten �n van hun docenten in het hoger onderwijs. Taalfouten bleken legio en dialectkenmerken zijn ruim aanwezig, zowel bij studenten als bij docenten. 'Onaanvaardbaar', schreven de onderzoekers en ze eisten 'drastisch optreden'.

Drie jaar later vertellen Marc van Riel en Staf Elst, beiden lector Nederlands aan de Karel de Grote Hogeschool in Antwerpen, een gelijkaardig verhaal. Aan de Vlaamse hogeschool studeren jaarlijks zowat twintig studenten af die in de eerste jaren van het secundair/voortgezet onderwijs Nederlands (en twee andere vakken) kunnen geven. 'Telkens ik de eerstejaars voor het eerst zie, denk ik: het wordt weer hard werken om hier leerkrachten Nederlands van te maken', zegt Elst. 'Het is altijd weer van nul beginnen.'

Het leslokaal van de lectoren Nederlands ligt aan dezelfde gang als dat van de vreemde talen. Toeval, al is de standaardtaal voor de studenten inderdaad eerder een tweede taal dan hun moedertaal. Er is nogal wat weerstand tegen dat Algemeen Nederlands, meent Van Riel. Op zijn vraag lieten de studenten weten dat ze veelal niet meer dan tien procent van de tijd standaardtaal spreken. Tussentaal - het zogenaamde verkavelings-Vlaams - steekt steeds meer de kop op.

De taal van Martine

Wie niet vlot met taal omgaat, wil meestal ook geen Nederlands onderwijzen

Niet alleen aan de hogeschool, benadrukt Elst. 'Het gaat om een maatschappelijk fenomeen. Op VRT-nieuwslezeres Martine Tanghe na spreken alle bekende Vlamingen dat tussentaaltje: politici, kunstenaars, sportlui... De jongeren zijn daarmee opgegroeid. En ik denk niet eens dat het in onze tijd zoveel beter was. Maar wij waren wel anders opgevoed: voor ons was standaardtaal belangrijk.' Het verwondert hen dat dit vandaag niet meer het geval is. Hoe kan je kiezen voor Nederlands, maar het niet zo belangrijk vinden om daar hard aan te werken? 'De bereidheid om er iets aan te doen, gaat bovendien van jaar tot jaar achteruit', stelt Van Riel vast. 'Er is een weerstand tegen het gebruik van de standaardtaal. Studenten vinden dat ze dan zo weinig zichzelf kunnen zijn. Met de jij-vorm hebben de meeste Vlaamse jongeren het bijvoorbeeld echt moeilijk. Dat terwijl ze er eigenlijk zo in thuis moeten zijn dat ze grappen kunnen vertellen in standaard-Nederlands.'

Uitsluiting

'Ik hoor me meer en meer preken en hen op de vingers tikken, zonder resultaat' zegt Van Riel, die zich zich almaar machtelozer voelt. 'Het is bijna onmogelijk om op te tornen tegen een mentaliteit en een levenswijze. Het enige dat overblijft, is die ongenadige stok achter de deur waarmee we studenten een uitsluitingscijfer kunnen geven voor elk onderdeel van het opleidingspakket Nederlands.' Dat dwingt ze het hele pakket te hernemen en niet enkel het luik spelling, grammatica of mondelinge taalbeheersing. 'Nogal repressief', beseft Van Riel, 'maar niet toevallig. En uiteindelijk leveren we toch studenten af die een ruimere taal kunnen hanteren. Kunnen, zeg ik. Want taal is een aspect van de persoonlijkheid: je hebt eigenlijk geen macht over welke taalvariant ze kiezen.'

Inhameren

Gaat de taal van de studenten erop achteruit? 'Wellicht wel, vanuit ons standpunt. Jongeren zijn vaak helemaal niet kritisch op het vlak van taal. Maar ze hebben andere vaardigheden', nuanceert Elst. 'Ze leggen vlotter contacten, kunnen goed met een computer werken... Het ergert me wel, maar ik wil niet vertrekken van een beeld vanuit mijn eigen verleden en dat krampachtig proberen toe te passen. Ik wil openstaan voor de studenten die we hier krijgen, met alle respect. We moeten mekaar vinden, in harmonie met de tijd. Ik vrees dat een te enge visie op wat standaardtaal moet zijn, wat achterhaald is. Het is toch de taalrealiteit die het haalt. De gemeenschap maakt nu eenmaal de taal en daarin zitten leerkrachten Nederlands, puristen, dialectsprekers, allochtonen...'

Een taalfout op het bord wordt een "accident de parcours".

'Ik voel me soms zo belachelijk als ik leestekens aan het zoeken ben tijdens het sms'en', gaat Elst voort. 'Wij zouden door de grond zijn gezakt als we een taalfout hadden gemaakt in onze lesvoorbereiding, op lesblaadjes of op het bord. Nu beschouwen ze dat als een "accident de parcours".'

Hoe noemt dat?

Het blaadje boven de klasdeur hangt er niet zomaar. "Wishfull thinking" noemt Van Riel het. 'Als ik het heb over standaardtaal spreken, vinden ze dat vanzelfsprekend. Tot ik hen stop wanneer ze een fout maken. "Hoe noemt dat?", bijvoorbeeld, in plaats van "Hoe heet dat?". Ik onderbreek niet elke keer: dan wordt communicatie haast onmogelijk. Je moet hen stimuleren en de kans geven zichzelf te ontplooien. Dat moet je laten primeren op voortdurend op de rem duwen. Dus laat ik hen praten en wijs ik er pas daarna op dat er toch een aantal regels zijn die je moet hanteren. Ik zeg het echt niet graag, maar misschien zijn er in de lerarenopleiding ook belangrijker dingen dan dat. Een leraar moet vooral goed met z'n leerlingen kunnen omgaan.'

En dan kan het zelfs zijn dat iemand die heel goed standaardtaal beheerst niet meer in aanmerking komt, beseft ook Elst. 'Al kan ik me inbeelden dat mensen ons misschien te weinig streng of consequent vinden. Als een student in zijn derde en laatste jaar stage doet en een taal- of uitspraakfout maakt, levert dat ons vaak een beschuldigende blik op. Maar wij moeten ook werken met de mensen die hier binnenkomen.' En op het einde van de rit komt het allemaal best goed, weten de twee. 'Toen ik de laatstejaars onlangs nog hoorde, was ik trots.'

4 uur versus 4 jaar

Hoeveel tijd hebben lerarenopleiders om hun studenten de finesses van het Nederlands als schoolvak bij te brengen? De Antwerpse lectoren moeten het met vier uur per week stellen. 'Vroeger hadden we twee keer zoveel tijd', zegt Staf Elst. 'Maar nu beschouwt men alle vakken als gelijkwaardig. De studenten kiezen er drie waarin zij les willen geven en daaraan wordt telkens vier uur per week besteed.' Daarbovenop krijgen wel alle studenten – niet enkel zij die Nederlands willen doceren – een cursus taalvaardigheid.

Dat is in Nederland helemaal anders. De lerarenopleiding voor het voortgezet onderwijs, net als in Vlaanderen een bachelorstudie, duurt er vier jaar en als studenten Nederlands kiezen, concentreren ze zich uitsluitend op dat vak. Jan de Jong is co�rdinator van de opleiding Nederlands aan de Fontys Hogeschool in Tilburg. Jaarlijks starten er zowat tachtig eerstejaars die later Nederlands willen doceren.

Problemen met het taalgebruik zijn er niet echt, vindt De Jong. 'Er vallen elk jaar wel enkele studenten af omwille van spelling of zo, maar waar mogelijk wordt het probleem geremedieerd. Wij selecteren daar heel streng op. Gesproken taal levert trouwens niet zoveel problemen op. Het gebeurt wel eens met leerlingen van allochtone afkomst of een jongere die toch wat dialect spreekt, maar dat zijn meestal niet de studenten die voor Nederlands kiezen.'

Spelling

Volgens Jan de Jong dient de leraar Nederlands een voorbeeldfunctie te vervullen.

In Nederland moeten alle studenten aan de lerarenopleiding een taaltoets doorstaan, en voor de toekomstige leraars Nederlands is de hogeschool extra streng. 'Zij moeten foutloos kunnen spreken en schrijven', weet De Jong. 'Als dat niet (nagenoeg) lukt, komen ze niet door het eerste jaar. En voor spelling zijn er toch altijd weer studenten die afvallen.'

De leerkracht Nederlands heeft een voorbeeldfunctie, benadrukt De Jong. 'Ze zijn voor de kinderen het beeld van correct Nederlands. Een leerkracht aardrijkskunde die een spelfout op het bord zet: dat kan eigenlijk niet. Maar voor een leerkracht Nederlands kan het helemaal niet. We zorgen ervoor dat hun taalvaardigheid heel gedegen is, want je moet toch boven de stof staan die je behandelt en zelf meer beheersen dan je van je leerlingen verwacht.'

Lezersbrieven

'De studenten zijn het ermee eens dat de lat hoog ligt. En ook in de Nederlandse maatschappij is daarvoor een draagvlak', zegt De Jong. 'Als er iets over de spelling in het nieuws komt, zijn de lezersbrieven niet te tellen. Het wordt heel belangrijk gevonden, bij uitstek voor leerkrachten Nederlands.'

Gert Rijlaarsdam van de lerarenopleiding aan de Amsterdamse Universiteit bevestigt dat het best meevalt met het taalgebruik van de (aspirant-)docent Nederlands. 'Uit een onderzoek eind jaren tachtig bleek dat de leerkrachten het beter deden dan men dacht en dat de klagers de kwaliteit onderschatten. Het gemiddelde beeld is goed.'

'Startende studenten hebben vaak nog veel te leren, maar ze leren dat ook. Je stelt eisen en wie niet voldoet, moet er langer over doen. Maar dat zijn uitzonderingen. Het taalonderwijs in het voortgezet onderwijs is niet zo slecht in Nederland. Het zijn misschien geen meesters, maar jongeren kunnen over het algemeen aardig schrijven. Al zal het best wel eens voorkomen dat er toch een spelfout in een briefje van de school sluipt.'

Beschaafd

'Het onderwerp is in Nederland weinig uitgekristalliseerd', zegt Rijlaarsdam. In Vlaanderen leeft het thema daarentegen al lang, weet zijn collega André Mottart van de lerarenopleiding aan de Universiteit Gent. Net als Elst en Van Riel stelt Mottart vast dat tussentaal sociaal steeds meer wordt aanvaard.

,,Vroeger zou men meteen hebben opgekeken wanneer een leerkracht zo'n taal hanteerde'', meent Mottart. 'Maar nu doet iedereen het en dus valt het niet meer op. Studenten gebruiken zonder schroom hun gekleurd algemeen Nederlands, met klanken uit het regio van herkomst. Is dat een probleem? Ik vind van wel, anderen vinden van niet. Het hangt er maar vanaf hoe ver je wil gaan met de uniformiteit van de taal.'

Van sommige spellingsregels hebben studenten nog nooit gehoord.

Het Algemeen Beschaafd Nederlands was een ontsporing, maar nu dreigt het in de andere richting te ontsporen. 'Soms hoor ik dingen waar zelfs de leerlingen om grinniken: de leerkracht Nederlands kent zelf geen Nederlands...' Aan de universiteit dezelfde klacht als bij de hogescholen: er is er te weinig tijd om daar grondig op in te gaan. 'Vooral de hogescholen ervaren het taalgebruik van hun studenten als een probleem', weet Mottart. 'Hier gaat het wel de kant op van tussentaal, maar de situatie is niet alarmerend. Ons publiek is zich meer bewust van het belang van standaardtaal.'

Tussen-n niet zo belangrijk

De nieuwe spellingsregels zijn nog altijd niet ingeburgerd. Leerkrachten Nederlands kennen de regels wel en passen ze zelf ook wel toe, maar ze treden zeker niet onverbiddelijk op wanneer leerlingen fouten maken. Volgens de leerkrachten zou de nieuwe spelling best wat consequenter mogen zijn. In tussentijd vinden ze het niet zo erg dat hun leerlingen zondigen tegen de regels over de tussen-n. Dat stelt Piet Creten, afgestudeerd aan de KU Leuven, vast in zijn licentiaatsverhandeling. Hij ondervroeg leerkrachten en leerlingen uit het secundair onderwijs. Die leerlingen hebben de "oude" spelling nooit gekend, want ze is al in 1995 ingevoerd.

Toch is ze nog altijd niet ingeburgerd. Dat stellen ook Marc Van Riel en Staf Elst vast bij de startende studenten aan de lerarenopleiding van de Antwerpse Karel de Grote Hogeschool. 'Er zijn regels waarvan ze nog nooit gehoord hebben. Eigenlijk is er erg weinig waarop wij kunnen voortbouwen na het middelbaar onderwijs.'

Links

» Dertien doelen in een dozijn: een referentiekader voor taalcompetenties van leraren in Nederland en Vlaanderen.

Taalvaardigheid is belangrijk voor een leerkracht, daar is iedereen het over eens. En uiteraard loopt het wel daar wel eens mank. Dat is jammer. In alle vakgebieden, en in het bijzonder voor de leerkracht Nederlands. Zowel in Vlaanderen als in Nederland beseft men dat startende studenten nog een hele weg te gaan hebben wanneer zij voor de lerarenopleiding kiezen, maar aan beide kanten van de grens heeft men vertrouwen in de afgestudeerden die uiteindelijk door de schoolpoort stappen. Wel duidelijk is dat de bezorgdheid in Vlaanderen wat groter is dan in Nederland. In het noorden van het taalgebied leeft het thema niet. Opleiders, schooldirecteurs en leerkrachten moedertaal die al langer aan de slag zijn, wuiven de vraag weg. Dat betekent niet dat er helemaal niets schort aan de manier waarop leerkrachten Nederlands hun moedertaal beheersen en overbrengen. Het betekent wel dat het probleem niet overdreven moet worden. En voor wie zijn taalvaardigheid wil aanscherpen, blijft de Taaluniebrochure 13 Doelen een handig middel.

» Vereniging voor Vlaamse Moedertaaldidactici
» www.schrijfcentrum.nl
» www.levendetalen.nl/nederlands

archief





print pagina

Door het gebruik van stijlbladen is geen aparte 'print pagina' nodig. Gebruik de 'print' functie van uw browser.



tekstgroottekleinmiddelgroot