home > reportage > Suriname is geen koekoeksjong

reportage

Suriname is geen koekoeksjong

Tekst: Marieke Visser / Swamp Fish Press; foto’s: Ranu Abhelakh en Marieke Visser - 17/02/05

Sinds december 2004 maakt ook Suriname officieel deel uit van de Nederlandse Taalunie. ‘Dat zijn drie vogels in één nest’, zei president Runaldo Ronald Venetiaan op het in januari j.l. gehouden Taaluniecongres in Paramaribo. Dit congres vormde de feestelijke bezegeling van de toetreding. ‘Ons’ Nederlands slaat vanaf nu op het gekwetter uit alle drie de bekjes: de Vlaamse gaai, de Hollandse lijster en de Surinaamse grietjebie. Maar volstaat die laatste vogel wel als symbool voor een bevolking die zoveel talen spreekt?

Schoolhoofd Irene Van Dijk, een van de congresgangers.

Suriname is niet langer een koekoeksjong en we spreken voortaan niet meer over ‘Surinaams’ Nederlands. Het land is nu lid van de Nederlandse Taalunie. De algehele teneur na afloop van het Taaluniecongres in Paramaribo is er één van blijdschap. De congresgangers, ongeveer honderd in getal, zijn unaniem: ondanks hun lage loon is de motivatie en het enthousiasme van de Surinaamse leerkrachten heel erg groot. De behoefte aan nascholing en bijscholing in de didactische vaardigheden is echter enorm. Het onderwijs in en van het Nederlands, als vak en als instructietaal: daar gaat het om tijdens dit congres.

Maar er is ook de prangende vraag: wat gaat er voor Suriname veranderen, nu het lid is van de Taalunie? Het onderwijs is er op dit moment een speerpunt. Ook vanuit de andere vogels uit het Taalunienest wordt gekeken naar mogelijke voordelen die uit de samenwerking behaald kunnen worden. ‘In Suriname zijn er wat taalgebruik betreft heel wat belangrijke doelgroepen. Bovendien is de meertalige context heel bijzonder, daar kunnen wij in Nederland en Vlaanderen veel van leren’, aldus Linde van den Bosch, algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie.

Nederlands voor saaie dingen

‘Je moet weten met wat voor kinderen je te maken hebt om ze dingen goed uit te kunnen leggen.’ De attitude van de leerkracht is cruciaal voor de taalontwikkeling van kinderen, volgens schoolhoofd Irene van Dijk en leerkracht zesde klas Loris Sheikkariem-Ho-Sam-Sooi, beiden van de Richenel Slooteschool. Juf Loris: ‘We dwingen de kinderen om op hun taal te letten in élk vak. Dus als er te veel fouten gemaakt worden bij de aardrijkskundeles, dan staat er naast het cijfer voor dat proefwerk een –1. Onze kinderen hebben daardoor minder problemen met de aansluiting.’ De Richenel Slooteschool heeft 12 klassen met in totaal 338 leerlingen. Op deze school, midden in de Surinaamse hoofdstad, zitten vooral kinderen die het Nederlands als eerste taal hebben. De etnische samenstelling is gemengd, hoewel er relatief grote groepen Chinese en Braziliaanse kinderen zijn. Het merendeel van de kinderen spreekt Nederlands, al wordt er in een informele situatie vaak overgeschakeld naar Sranantongo, Suriname’s lingua franca. Zoals een leerling van de Slooteschool in de filmreportage ‘Ver weg of dichtbij?’ (zie ‘Weblinks’ onderaan) uitlegt: ‘Saaie dingen bespreken we in het Nederlands, maar als het spannend wordt dan gebruiken we Sranan.’

Het tweede kleuterklasje van de Openbare School Boxel: uit sommige kinderen krijg je geen Nederlandse zin, enkel losse woordjes.

‘Steeds dezelfde kinderen praten’, zegt juffrouw Narain die de tweede kleuterklas op de lagere school te Boxel lesgeeft. ‘Uit de andere kinderen krijg je geen zinnetje, maar gewoon losse woordjes. Ze maken fouten als hij/zij, mij in plaats van ik.’ Ze wijst op een klein meisje dat thuis alleen Sarnami praat, en dat ze nu naar voren geplaatst heeft om haar meer bij de les te betrekken. Er liggen vrolijkgekleurde prentenboeken klaar: met platen waarop Surinaamse situaties afgebeeld zijn. Aan de hand van Vertel maar deel 3 krijgen de vijfjarigen les, praten ze over wat ze zien.

Juf Neeta is de handvaardigheidsleerkracht op de Openbare School Boxel. In de pauze verkoopt ze snoepjes: van de overheid krijgt ze alleen papier als lesmateriaal, al het overige is gekocht met het snoepgeld, of afkomstig van incidentele schenkingen. De handvaardigheidsleerkracht stimuleert de kinderen zowel tijdens de les als daarbuiten om te praten.

De Saramaccaanse Rena (15), die nu in de vijfde klas zit, vertelt tijdens de pauze wat zij vindt van de huidige schooltaal Nederlands. ‘Het zou wel makkelijk zijn als we in de klas Sranantongo gingen praten. Als we een liedje zingen in het Sranan, dan moet je die kinderen horen zingen juf. Mooi juf!’ Wanneer haar gevraagd wordt of dat geen problemen voor de Nederlandse taalbeheersing oplevert zegt ze dat ze daar geen enkel obstakel ziet. ‘Door Nederlands te leren, heb ik ook Engels geleerd. Je moet veel lezen!’ Heeft Rena al plannen voor na de zesde klas, weet ze al wat ze wil worden? “Ja juf! Juf toch juf!” Ze straalt ervan. Maar naar het binnenland, lesgeven in haar geboortedorp bijvoorbeeld, daar moet ze niet aan denken.

Creatief dagdromen

Sommige Surinaamse scholen tellen veel Braziliaanse en Chinese kinderen.

De derde klas op de districtsschool in het plaatsje Boxel. In het lesboekje zijn de kinderen beland bij een hoofdstuk dat de titel ‘Dagdromen’ draagt. De kinderen krijgen van juffrouw Hillary de opdracht om een gedeelte van de tekst over te schrijven, een verhaal over Dwergenland, waar alles piepklein is en waar de dwergen aan de lezer vertellen dat ze honger hebben. Wie klaar is met overschrijven moet verder ‘dagdromen’ en mag zelf verzinnen hoe het verder gaat met de dwergen. Het verschil tussen de resultaten is onvoorstelbaar groot. Soms geeft het overschrijven al zoveel problemen dat je je afvraagt of het kind er ook maar één jota van begrijpt. Een ruwe schatting leert dat iets minder dan de helft van de twintig leerlingen erin slaagt om met de tweede helft van de opdracht te beginnen. Ook binnen die groep een enorm verschil. Een jongen die lukraak schrijft wat in hem opkomt, zonder enige link naar het verhaal: ‘Ik droom van een hond die bijt.’ Het langste en creatiefste einde komt van een Hindostaanse jongen. Ook bij hem zijn alle ‘klassieke’ Surinaamse fouten te vinden, maar voor fantasie verdient hij beslist een tien. Hij vertelt over zijn queeste voor voedsel voor de dwergen. ‘Ik kwam langs de grote huis. Ik zeg: “Wie is daar?” Het is een oude vrouw. Hij is heel oud. Ik vraag: “Wie ben je?” De oude vrouw zegt: “Je mag me tante roepen!”.

Hindoestanen en boslandcreolen

Schoolhoofd van de Openbare School Boxel Rita Soerohardjo kan het niet vaak genoeg zeggen: ‘Je moet blijven herhalen. Soms denk je dat ze iets al gehad hebben, maar opeens merk je dat ze het nooit begrepen hebben. Je grijpt niet meteen naar het Sranantongo, Nederlands is toch de schooltaal. Pas als het echt niet gaat, dan kan je het als laatste redmiddel gebruiken. Wat we ook geleerd hebben, is dat we ze niet moeten onderbreken wanneer ze in hun eigen taal overschakelen. De kleuterjuf heeft het het zwaarst: sommige kinderen spreken hier voor het eerst Nederlands. We vragen de ouders om ook thuis de kinderen Nederlands te leren. Ik heb die steun van thuis nodig. Soms zijn we niet meer zo geduldig: 15 kinderen uit 15 milieus, dat kost veel energie.’ Soerohardjo ziet een mogelijke oplossing voor het bewerkstelligen van een hoger niveau Nederlands in de vorm van een eigen schoolbieb. ‘Hoe meer je leest hoe groter je woordenschat. Kinderen die veel lezen kunnen ook beter terugvertellen. Kinderen moeten leren van lezen te houden.’ De O.S. Boxel telt 125 leerlingen, verdeeld over 8 klassen. ‘We hebben een mix van van alles: vooral hindoestanen en boslandcreolen.’

De leesgek

Linda Asin van het Surinaams Pedagogisch Instituut (SPI): ‘Liever geen saaie lessen.’

Els Moor is meer dan 20 jaar aan de kweekschool (ofwel: de lerarenopleiding) verbonden geweest. Ze heeft altijd in de praktijk gewerkt, ook in het binnenland. Voor het literatuuronderwijs werkte ze mee aan de methode Fa yu e tron leisibakru (Hoe je een leesgek wordt). Sinds 1992 zet ze zich met Linda Asin in voor vernieuwing in het kweekschoolonderwijs. ‘Het mooiste van het congres vond ik Sjaak Kroon (onlangs benoemd tot Bijzonder hoogleraar in Nijmegen en tevens verbonden aan de letterenfaculteit van de Universiteit van Utrecht) die na het zien van de scholen in het binnenland stelde: “De beste leerkrachten van Suriname moeten naar het binnenland en naar het district. De kinderen die het meest nodig hebben moeten het beste krijgen. Er moeten campagnes komen om goede leerkrachten naar het binnenland te krijgen. De randvoorwaarden moeten er zijn: behoorlijke huisvesting, een computercentrum, transport: die dingen moeten goed geregeld zijn.”

Lesjes dreunen

‘Je hebt kinderen waar thuis het Nederlands als tweede taal gesproken wordt, maar ook kinderen voor wie het Nederlands een vreemde taal is. Persoonlijk vind ik dat je zoveel als nodig de moedertaal moet gebruiken. In de groep waarin ik zat was dat niet het standpunt. De kinderen moeten immers wel naar het vervolgonderwijs kunnen, zo redeneert men. Maar als je goed aansluit bij de leefwereld van het kind dan leren ze echt wel Nederlands. Het gaat om de methode van lesgeven. Het gaat om de didactiek. De taal moet voor ze gaan leven. Niet meer dat dreunen van lesjes, geen verbalisme: het continu uitleggen van woorden.’ Els Moor, kweekschoolonderwijzer in hart en nieren, nam tijdens het congres deel aan de groep binnenland. ‘De hoofden van de binnenlandse scholen zijn zeer gemotiveerd, participeerden heftig. Ze zijn gierig (gretig) om aan hun problemen te werken.’

Sketches

Hoe staat het met de onderwijzers van de toekomst? Op het Surinaams Pedagogisch Instituut (SPI) zijn de vierdejaarsstudenten een dag op school. De overige dagen van de week zijn ze op school waar ze met een leerkracht meelopen.

Linda Asin, directeur van het SPI, bekijkt met de studenten de problemen die ze in de praktijk tegen zijn gekomen. Ze behandelt een les van een van de studenten: ‘Ik-heb-een-boek-zij-heeft-een-boek-ik-heb-een-fiets-hij-heeft-een-fiets...’ dreunt Asin monotoon. ‘Wat saai!’, roept ze vervolgens uit. ‘Hoe kan je dat aanschouwelijk maken?’ De studenten leren gebruik te maken van poppenspel, sketches, spelletjes.

‘We proberen wat wij hier leren door te geven aan anderen’, zeggen de aankomend gediplomeerde leerkrachten die hun praktijkervaring opdoen op de Openbare School Kuldipsingh. ‘Wij doen het héél anders. Het is niet leuk voor de kinderen zoals ze het nu krijgen. Onze lessen zijn veel leuker.’ Farisha (20), Gina (21) en Arti (25) zijn niet bang dat ze straks ook weer de oude methode gaan volgen. Overigens geldt ook voor het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) dat de vernieuwende didactische ideeën botsen met de praktijk die zeer traditioneel is. Lesgeven gebeurt frontaal en klassikaal. Een veelgehoorde opmerking is dat onderwijzers niet bezig zijn doelstellingen te realiseren: toetsen moeten gehaald worden en programma’s afgerond.

» (Kadertekst 1:) Het Surinaamse onderwijssysteem

Het Surinaamse onderwijssysteem is vergelijkbaar met dat van Nederland van enkele decennia terug. De leerplicht geldt sinds 1876 voor kinderen van 7 tot 12 jaar. Ook werd toen vastgelegd dat het Nederlands de onderwijstaal moest zijn. Het curriculum dateert van 1965. In 1986 is een groot deel van de methodes aangepast aan de leefwereld van het Surinaamse kind. Meer aandacht voor de Surinaamse cultuur en een actievere participatie van de leerlingen. In de komende jaren kan er een wijziging van de onderwijsstructuur in Suriname verwacht worden. Het huidige onderwijs is uniform: in het binnenland worden dezelfde methodes toegepast als in de stad. Er zijn geen aanwijzingen hoe te handelen in bijzondere situaties: heel kleine of juist heel grote klassen, combinatieklassen...

Er zijn ongeveer 300 glo-scholen (basisscholen), waarvan iets meer dan 70 in het binnenland, met 3.230 leerkrachten en 62.167 leerlingen. Wat het voortgezet onderwijs betreft zijn er onder meer 36 LBGO-scholen, 50 mulo-scholen, 6 havo-scholen en 6 vwo-scholen.

In het Nationaal leerplan voor het basisonderwijs in Suriname, een uitgave van het Directoraat Onderwijs van het MINOV (2004) is als algemene doelstelling opgenomen dat ‘het taalonderwijs op de basisschool dient na te streven dat kinderen zich kunnen uiten in de Nederlandse taal’.

Bij de leerlingen zijn er verschillende factoren die de leerprestaties beïnvloeden. Het Nederlands als tweede of derde taal; het thuisfront dat vaak weinig ondersteuning biedt; spijbelen omdat er gewerkt moet worden.

Aspecten die het onderwijsniveau mee bepalen: onvoldoende gekwalificeerde leerkrachten (met name in het binnenland); verouderde curricula/lesmateriaal; niet adequate didactische werkvormen; onvoldoende schoolsupervisie; ontoereikende training en bijscholing; lage salarissen en uitermate beperkte budgetten.

Daarnaast bemoeilijken veel externe factoren het onderwijs: gebrekkige huisvesting van scholen, maar ook leerkrachten; ontbrekende of slecht functionerende nutsvoorzieningen; onveiligheid van de school, maar ook van leerlingen en personeel; armoede en sociale ongelijkheid; leerkrachten met dubbele banen; stakingen; slechte infrastructuur waardoor de school vaak moeilijk te bereiken is. In het binnenland heeft de Binnenlandse Oorlog een spoor van verwoesting achtergelaten. Een grote groep kinderen bleef daardoor jarenlang van elke vorm van onderwijs verstoken.

- Gegevens ontleend aan: ‘Onderwijs in en van het Nederlands in Suriname’, Startdocument voor het Congres Nederlandse Taalunie 12, 13 en 14 januari 2005, door Linda Asin, Lila Gobardhan, Ismene Krishnadath. Paramaribo, december 2004.

» (Kadertekst 2:) Snoeppauze

Op veel Surinaamse scholen verkopen leerkrachten en leerlingen in de pauze snoep of eten. Met de inkomsten worden allerlei zaken betaald die buiten het zeer beperkte budget vallen: van schoonmaakmiddelen tot grote watervoorraadbakken, van educatieve uitstapjes tot een likje verf voor een klaslokaal.

Zo ook op de Richenel Slooteschool. Voor het ene lokaal zijn worstjes (van ‘halal’ kippenvlees, dat wil zeggen: ritueel geslacht) met saus te koop, elders liggen er snoepjes op een tafel, en er is ook een juf die een bekken met roti’s bij zich heeft. Dat zijn een soort hartige pannenkoeken die zeer gewild zijn. Een klein jongetje staat keurig op zijn beurt te wachten en roept zonder onderbreking: ‘Juf, houd een roti voor me, alstublieft, juf, ik dring niet voor juf, houd een roti, alstublieeeeeft�’. Zijn ‘keurige’ Nederlands maakt onmiddellijk plaats voor smeuïg Sranan, wanneer juf de laatste roti aan een ander kind verkoopt dat voor zijn beurt is gegaan. ‘A juffrouw disi furu boi!’ (Deze juffrouw is gemeen joh!).

» (Kadertekst 3:) Engels versus Nederlands

Tijdens een gesprek met SPI-studenten uit de begeleidend vakdocent geschiedenis haar bezorgdheid over de ontwikkeling van het Nederlands. Onder politici woedt op dit moment een stevige discussie over de vraag of niet liever Engels de voertaal kan worden, zeker binnen het onderwijs. Achterdochtige geesten zien in de aansluiting bij de Taalunie een poging van Nederland om in deze contreien een stevige voet aan de grond te houden. Zo ver gaat Ingrid Azimullah-Chin A Loi zeker niet. Wel geeft ze aan dat het deelnemen tot de CARICOM de Engelse taal dichterbij brengt. Toch zegt zij: ‘Elke toetreding tot een groter verband is echter meegenomen. Je leert er altijd iets uit. En onze familie zit daar. Maar het blijft een dilemma: de band met Nederland willen we niet verliezen, maar ook onze Caribische identiteit wordt steeds zichtbaarder.’

» (Kadertekst 4:) Beheersing van het Nederlands in Suriname

Meer dan zestig procent van de Surinaamse bevolking spreekt het meest en het best Nederlands. Meer dan tachtig procent van de bevolking is tevreden met Nederlands als nationale taal. Scholieren spreken meer Nederlands dan volwassenen. De invloed van het Sranantongo, Sarnami (de Surinaamse variant van het Hindi) en Javaans loopt terug. De positie van het Nederlands is de laatste tijd alleen maar sterker geworden. Ook is heel duidelijk waarneembaar dat het Nederlands steeds minder een eigen variant is van de standaardtaal in Nederland. Docent/opleidingscoördinator bij het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) Lila Gobardhan geeft aan dat het Nederlands als moedertaal voortschrijdt in de samenleving. ‘Veel ouders die zelf eentalig zijn opgegroeid voeden hun kinderen tweetalig op. Het is belangrijk dat je het op een goede manier leert.’

De overgrote meerderheid van de huishoudens in Suriname ten tijde van de volkstelling in 1980 sprak Nederlands en Sranan (20.148). Ter vergelijking: in slechts 3.320 huishoudens was Nederlands de enige taal, terwijl het Sarnami in wel 5.724 huishoudens de enige taal was.

- Gegevens ontleend aan: ‘Onderwijs in en van het Nederlands in Suriname’, Startdocument voor het Congres Nederlandse Taalunie 12, 13 en 14 januari 2005, door Linda Asin, Lila Gobardhan, Ismene Krishnadath. Paramaribo, december 2004 en de Ware Tijd 22 oktober 2002: De gebrekkige kennis van de taalsituatie in ons land.

» (Kadertekst 5:) Liever een bosneger dan een losgebroken stuk vee

In het artikel heb ik (Marieke Visser; redactie) gekozen voor het woord bosneger, en niet voor marron of boslandcreool. In een citaat komt dat laatste woord weer wel voor. Dit is een moeilijk onderwerp. De laatste jaren neigt de bosnegergemeenschap in Nederland ertoe om zich marrons te noemen, zoals de mensen waar zij van afstammen ook wel genoemd werden, de vrijheidsstrijders van het eerste uur die de slavernij ontvluchtten en in de bossen hun bestaan opnieuw opbouwden. Marron is echter afgeleid van ‘cimmarron’: losgebroken stuk vee. Voor de Paramaccaners reden om juist het woord marron als bijzonder denigrerend te ervaren. Zij noemen zichzelf dan ook bosnegers, of Paramaccaners natuurlijk. Ook meerdere Saramaccaanse mensen die ik ken, vinden het gebruik van marron een modieus verschijnsel en geven de voorkeur aan bosneger. Boslandcreool is helemaal fout en achterhaald, maar wordt nog steeds gebruikt wanneer mensen moeite hebben met het woord bosneger. Ik gebruik, op grond van mijn informanten, dus zelden marrons. Daar heb ik echter vaak commentaar op gekregen, maar altijd van mensen die niet uit de desbetreffende groep afkomstig zijn.

Verder schrijf ik Hindostanen, omdat ze genoemd worden naar de streek waar ze vandaan komen: Hindostan, en niet naar hun geloof hindoe: er zijn ook veel moslims tussen de Surinaamse Hindostanen. Maar veel mensen schrijven en zeggen hindoestanen of zelfs hindustanen.

Literatuur

» Asin, Linda, Lila Gobardhan en Ismene Krishnadath (2004). Onderwijs in en van het Nederlands in Suriname’, Startdocument voor het Congres Nederlandse Taalunie 12, 13 en 14 januari 2005. Paramaribo.
» Donselaar, J. van (1989). Woordenboek van het Surinaams Nederlands. Muiderberg: Coutinho.
» Ietswaart, Michaël en Vinije Haabo (1999). Sranantongo. Surinaams voor reizigers en thuisblijvers. Amsterdam: Jan Mets.
» Leeuwen, Joke van (2004). Waarom een buitenboordmotor eenzaam is. Rekkem: Stichting Ons Erfdeel.
» Moor, Els, Joan Vasseur-Rellum en Godeke Donner (1997). Fa yu e tron leisibakru. Literatuurmethode voor het voortgezet onderwijs op seniorenniveau. Paramaribo: Sectie Nederlands van het Instituut voor de Opleiding van Leraren.
» Viva vox. 14de jaargang, maart 2004. Paramaribo: Surinaams Pedagogisch Instituut.

Weblinks

» Taaluniedocumentaire 'Ver weg of dichtbij? Het Nederlands op Surinaamse scholen'.
» ‘Nederlands met een kleurtje’, reportage Taalschrift januari 2004.
» Woordhoek, een column van Ewoud Sanders.
» Nederlands in Suriname.
» President Venetiaan geeft startsein voor verrijkte Taalunie - Nederlandse Taalunie, 7 januari 2005.
» Suriname wordt lid van Nederlandse Taalunie - Nederlandse Taalunie, 3 december 2003.
» Associatieovereenkomst tussen de Nederlandse Taalunie en de Republiek Suriname - 12 december 2003.
» Toelichting van de Nederlandse Taalunie op de Associatieovereenkomst - Hierin is een uitgebreidere geschiedenis van de Nederlandse taal in Suriname opgenomen.
» ‘De gebrekkige kennis van de taalsituatie in ons land’, artikel in de Surinaamse krant “De ware tijd”, 22 oktober 2002.
» Die Jongste Dogter van Nederlands: Surinaams-Nederlands Deur Godelieve Van Geertruyen, artikel op Zuid-Afrikaanse site.
» Een beknopt overzicht over de geschiedenis van het Nederlands in Suriname.
» Overzees Nederlands.
» De website van Opo-Oso Opo Sranan(tongo): een stichting ter verheffing van de Surinaamse taal, het Sranantongo oftewel kortweg het Sranan (Surinaams).

archief





print pagina

Door het gebruik van stijlbladen is geen aparte 'print pagina' nodig. Gebruik de 'print' functie van uw browser.



tekstgroottekleinmiddelgroot