home > reportage > Nieuwe SNEL-test ontdekt taalstoornissen in drie minuten

reportage

Nieuwe SNEL-test ontdekt taalstoornissen in drie minuten

Tekst en foto’s: Mieke Zijlmans - 28/04/06

Van de tien kinderen worden er vier naar de logopedist doorverwezen omdat ze een of andere stoornis zouden vertonen in hun taalontwikkeling. Maar er zijn zoveel verschillende tests op de markt om taalstoornissen te meten dat niemand weet hoeveel kinderen daadwerkelijk een stoornis hebben. Aan die verwarring komt nu een einde. Met SNEL ontwikkelde dr. Margreet Luinge een revolutionaire nieuwe test, die bovendien zo eenvoudig is dat elke ouder hem in drie minuten kan uitvoeren. Proberen?

Tijd om uit te zoeken wat een kind kan, hebben artsen vaak niet. SNEL biedt soelaas.

Met een koffertje met speelgoed trok dr. Margreet Luinge het land in. In het koffertje een pop, een autootje, boekjes en plaatjes. Spullen om kindertjes zover te krijgen dat ze woordjes zullen zeggen, of zelfs zinnetjes. Speelgoed voorzien van een duidelijke naam, want de onderzoeker wil weten of de kinderen de woorden begrijpen. De toernee met het koffertje is bedoeld als praktische controle. Ze test of haar papieren aanpak echt werkt. Want Margreet Luinge heeft SNEL ontwikkeld, een efficiënt schriftelijk systeem om taalontwikkelingsstoornissen bij jonge kinderen vroegtijdig op te sporen.

Margreet Luinge heeft haar piepjonge dochtertje Veerle op schoot. Ze is nog een maatje te klein voor serieuze tekst, aan praten is ze niet toe. Toch reageert ze op alles wat moeder doet. Haar ogen volgen moeders handen, ze kijkt op bij een toonhoogteverandering waarvan ze weet dat die voor haar is bestemd. Veerle praat weliswaar nog niet, toch maakt het kindje al volop contact.

Grapje

Kinderen communiceren allereerst met hun ouders. Wanneer consultatiebureau-artsen willen weten hoe het staat met de taalontwikkeling van kinderen, richten ze hun vragen dus ook op de ouders. Want tijd om zelf uit te zoeken wat een kind van een bepaalde leeftijd allemaal al kan of niet kan, hebben artsen en verpleegsters op die bureaus niet. Precies voor die drukke eerstelijns-hulpverleners ontwikkelde Margreet Luinge SNEL, afkorting voor Spraak- en taalNormen EersteLijns gezondheidszorg. Daarnaast is SNEL een opzettelijk woordgrapje: die hulpverleners hebben het altijd razend druk, hun wachtkamers zitten vol, alles moet haastje-repje.

Drie minuten

“Het is niet te onderschatten hoe cruciaal voor een mens taal is”, herhaalt Margreet Luinge keer op keer. Voor haar op tafel ligt haar proefschrift ‘The language-screening instrument SNEL’, dat ze schreef aan de Groningse universiteit. “Onze hele maatschappij is gericht op hoorbare of schriftelijke, talige informatie. Zonder die informatie is het ontstellend ingewikkeld om volwaardig mee te draaien.”

Is dit de zoveelste test?

In haar boek beschrijft Luinge hoe ze kwam tot een lijst van veertien vragen naar de taalontwikkeling van kinderen. (Zie kader 1). Die vormen de kern van het screeningsinstrument SNEL. Luinge's veertien vragen zijn er in drie minuten doorheen te jassen. Als de score er maar eenmaal ligt, kan daar later rustig mee worden gewerkt.

Onrustbarend

Is dit een zoveelste test op de markt? Tot nu toe circuleren er diverse methodes om de taalontwikkeling en de eventuele stoornissen daarin te meten. Huisartsen, consultatiebureauartsen en logopedisten gaan uiteraard na of een kind behoorlijk kan meekomen. Probleem is echter dat hun methodes niet eenduidig zijn: het ene bureau hanteert methode A, het andere B, en het derde C. Een gestandaardiseerd systeem heeft in Nederland nooit bestaan. Gevolg is dat nooit duidelijk is geworden of al die hulpverleners wel precies hetzelfde meten. Of de resultaten van een kind wel hetzelfde zijn als een test wordt uitgevoerd door hulpverlener A of door hulpverlener B. Of een onrustbarende score in Groningen op dezelfde achterstand wijst als een onrustbarende score in Middelburg.
 

Margreet Luinge: “Het ene consultatiebureau hanteert methode A, het andere B, en het derde C. Zo krijg je altijd verschillend resultaten als je naar taalstoornissen zoekt.”

Onterechte meldingen

Maar er is meer. Slechts zo’n veertig procent van de taalontwikkelingsstoornissen komt via de reguliere methodes aan het licht. De overige zestig procent van de probleemgevallen struikelt pas verderop in het leerproces. Bovendien, als de huidige (tijdverslindende) testmethodes worden gebruikt dan blijken die zo grof te werken dat ze ertoe leiden dat maar liefst veertig procent van alle bevraagde kinderen naar de logopedist wordt gestuurd voor nader onderzoek vanwege een mogelijke taalontwikkelingsstoornis.

“Dat is natuurlijk absurd”, vindt Margreet Luinge. “Dat is bijna de helft van de kinderen.” Als veertig procent van de kinderen afwijkt van de norm, deugt de norm niet, sputtert ze. Bovendien verstoppen al die onterechte meldingen van stoornissen het systeem, de wachtlijsten voor logopedisten zijn zo lang dat er voor de serieuze gevallen niet snel genoeg hulp voorhanden is.

Waterdicht

Omdat er zoveel verschillende testmethodes (met verschillende resultaten) circuleren, vroegen het Medisch Centrum Groningen en de Ziekenfondsraad Margreet Luinge om eerst een inventaris te maken van bestaande testmethodes. Vervolgens moest ze een nieuwe test ontwikkelen die zo waterdicht mogelijk is. “Wanneer de problemen vroeg worden onderkend, kan er ook vroeg worden ingrepen en kan het aantal doorverwijzingen naar speciaal/buitengewoon onderwijs uiteindelijk worden gedrukt, zo blijkt uit onderzoek.”

Peuterspeelzaal

Hoe je zo’n nieuwe test ontwikkelt? Eerst keek Luinge wat voor vragen er traditioneel worden gesteld over taalontwikkeling, en naar de opeenvolgende stappen die een kind volgens de literatuur maakt tijdens die ontwikkeling. Vervolgens stelde ze een lijst op van in totaal 26 vragen. Daarmee benaderde ze consultatiebureaus, kinderdagverblijven, basisscholen en peuterspeelzalen, verspreid over heel Nederland. Via hen legde ze haar lijst aan 527 ouders voor. Het resultaat was een enorme bulk aan informatie over de taalontwikkeling op verschillende leeftijden. Daaruit destilleerde ze wat wel en wat niet op een taalontwikkelingsstoornis kon wijzen. Vragen die geen eenduidige, relevante of betrouwbare informatie opleverden liet ze vallen.
 

Lichaamsdelen en verhaaltjes

Veertien vragen volstaan al

‘Kan uw kind een of meer lichaamsdelen aanwijzen?’ of: ‘Vertelt uw kind wel eens spontaan een verhaaltje?’ Dat zijn twee van de veertien vragen die uiteindelijk overbleven. Ze zijn eenvoudig, elke ouder kan er mee uit de voeten. De vragen zijn met opzet op de ouders gericht, omdat consultatiebureauartsen geen tijd hebben om te wachten op spontane taaluitingen van het kind. Samen raken de vragen aan veertien universele ijkpunten in de taalontwikkeling van elk kind. Ze zijn opgesteld in wat je kunt noemen chronologische volgorde, ze lopen op in moeilijkheidsgraad: een kind van zes zou op alle vragen idealiter een ‘ja’ kunnen scoren. Maar het is dus de ouder die de vragen voor zijn kind beantwoordt.

De truc met het koffertje

Om er zeker van te zijn dat ze met haar SNEL-vragen goed zit, dat de antwoorden die ze krijgt een correcte weergave zijn van de taalontwikkeling, trok Margreet Luinge ook nog het land in voor ‘veldwerk’. Ze deed wat geen consultatiebureauarts zich wegens tijdgebrek kan veroorloven: ze is met een koffertje vol speelgoed gaan praten met een aantal van haar proefkonijntjes. Heeft hen zinnetjes, woordjes, reacties ontlokt. Opdrachtjes laten uitvoeren, en geprobeerd hen te verstaan. En ze kwam voldaan terug van haar veldtocht: haar bevindingen met de kinderen kwamen exact overeen met wat hun ouders over hen hadden gemeld. Operatie geslaagd: SNEL stelt de juiste vragen.
De truc met het koffertje staat bekend als de ‘Schlichtingtest voor Taalproductie’.

Dyslexie

Margreet Luinge: “De test is ook toepasbaar op kinderen die opgroeien met een andere taal dan het Nederlands.”

Of je met SNEL ook dyslexie of leerachterstanden kan opsporen? Nee, daar is de test niet voor gemaakt. Dyslexie en leerachterstanden zijn heel andere problemen die feitelijk niets zeggen over de taalontwikkeling. “SNEL richt zich op andere gebieden”, legt Luinge uit. “Op de productie van taal: kan het kind zelf praten. Op de verstaanbaarheid: is de vorming van klanken goed. Op het vermogen zinnetjes te vormen: zijn de eerste beginselen van kennis van een syntaxis aanwezig. Op semantiek: kan het kind lichaamsdelen benoemen. En zo naar het totale plaatje van taalgebruik van het kind.”

Aan de hand van de scores kunnen hulpverleners bepalen wat er eventueel aan schort. Achter de vragen schuilen facetten die een rol kunnen spelen bij problemen in taalontwikkeling. Zijn ze psychisch of lichamelijk? Is het kind niet intelligent genoeg, blijft het daardoor achter? Hoort het kind misschien niet goed, moet het naar een audiocentrum? Is er iets mis met de mondmotoriek, moet het kind naar een Keel-, Neus- en Oorarts? Aan de hand van de antwoorden daarop kan een traject voor hulpverlening worden opgesteld.

Te vroeg

Hoeveel kinderen kampen daadwerkelijk met taalontwikkelingsstoornissen? De veertig procent die tot nu toe naar een logopediste of een andere hulpverlener wordt doorverwezen, is niet reëel, dat staat vast. Via SNEL kan Luinge het werkelijke percentage kinderen bepalen dat echt problemen heeft. “Maar dat weet ik nu nog niet, het is te vroeg om daarover conclusies te trekken. We zijn nog maar net begonnen met de praktische toepassing van SNEL.”

------

Links

» www.kindentaal.nl - website over taalontwikkeling bij baby's, peuters en kleuters; op deze site staat o.a. de (online) SNEL-test van Margreet Luinge.

------

» Kader 1: SNEL, doe de test

  1. Begrijpt uw kind opdrachtjes van twee woorden? (Bijvoorbeeld: ‘Jas aan’, ‘Papa boek’)
  2. Kan uw kind een of meer lichaamsdelen aanwijzen? (Bijvoorbeeld: ‘Waar zit je neus?’
  3. Zegt uw kind in totaal ongeveer tien woordjes?
  4. Begrijpt uw kind zinnetjes van drie woorden (Bijvoorbeeld: ‘Op de stoel’, ‘In de tuin’)
  5. Kan uw kind twee woordjes combineren (Bijvoorbeeld: ‘Papa boek’ of ‘Kijk poes?’)
  6. Kan uw kind zinnetjes van drie woorden maken? (Bijvoorbeeld: ‘Popje mutsje ophebben’, ‘Auto in garage’)
  7. Zet uw kind drie tot vier woorden achter elkaar? (Bijvoorbeeld: ‘Ik wil koekje hebben’, ‘Wij gaan ook zingen’)
  8. Kunt u ongeveer de helft van uw kind verstaan?
  9. Vertelt uw kind wel eens spontaan een verhaaltje? (Bijvoorbeeld over wat uw kind die dag heeft gedaan?)
  10. Kan uw kind een verhaaltje navertellen bij een aantal plaatjes?
  11. Kunt u ongeveer driekwart van uw kind verstaan?
  12. Maakt uw kind ook heel lange zinnen? (Bijvoorbeeld: ‘Als ik later groot ben, dan wil ik graag kok worden.’)
  13. Kunt u bijna alles van uw kind verstaan?
  14. Praat uw kind als een volwassene qua taalgebruik, vindt u?

Bovenstaande vragenlijst vormt de kern van SNEL, het instrument dat Margreet Luinge ontwikkelde. De vragen moeten worden beantwoord met ‘1 = ja’ of met ‘0 = nee’. De optelsom van de score is de indicator voor de taalontwikkeling. Hoe jonger het kind, hoe lager de score zal zijn. Een zich normaal ontwikkelend kind van zes jaar, moet hoog scoren op deze test. De afkorting SNEL staat voor Spraak- en taalNormen EersteLijns gezondheidszorg.

Om te kunnen bepalen waarnaar je precies moet vragen om eventuele afwijkingen op het spoor te komen, stelde Margreet Luinge aanvankelijk een lijst van 26 vragen op. Die werden voorgelegd aan ouders. Vragen die bedoeld zijn om te kunnen vaststellen of de ontwikkeling van het kind ongeveer gelijke tred houdt met de norm, afhankelijk van de leeftijd in maanden, van 12 tot 72 maanden, ofwel 6 jaar. Gedurende het onderzoek bleek dat niet alle vragen uit die oorspronkelijke lijst even eenduidig een indicatie geven voor het voorkomen van stoornissen.

Toen ze alle twijfelachtige vragen had laten vallen, hield ze een kernlijst over van veertien vragen. In feite gaan die over veertien ‘mijlpalen’ in de taalontwikkeling van jonge kinderen. Deze blijken zeer betrouwbaar als indicatie van eventuele taalontwikkelingsstoornissen. Ze zijn niet alleen toepasbaar op Nederlandse kinderen, feitelijk zijn ze universeel. Deze vragenlijst is ook bruikbaar voor kinderen die een andere taal spreken dan Nederlands.

Ouders kunnen de test meteen online doen op www.kindentaal.nl

» Kader 2: Ook voor meertalige kinderen

“Ik ging er in theorie van uit dat de test ook toepasbaar is op kinderen die opgroeien met een andere moedertaal dan het Nederlands”, zegt onderzoekeargreet Luinge. Het lijkt erop dat ze daarin gelijk krijgt. Coördinator logopedie Jenta Sluijmers bij de GGD, de Gemeentelijke Gezondheidsdienst, leidt vanuit drie consultatiebureaus in westelijk Amsterdam een experimenteerproject naar taalontwikkelingsstoornissen onder allochtone kinderen. In die Amsterdamse stadsdelen wonen onder andere veel Turkse en Marokkaanse kindertjes. “Driekwart daarvan groeit tweetalig op”, vertelt Sluijmers. Het project loopt sinds oktober 2005.

Voor alle duidelijkheid: SNEL bevraagt niet de eventuele nadelige of vertragende effecten van tweetaligheid. Maar deze kinderen worden algemeen gezien als een groep waarin veel probleemgevallen voorkomen. Er zijn lange wachtlijsten van kinderen bij wie consultatiebureaubezoek heeft uitgewezen dat er mogelijk problemen zijn. Kinderen die langs de logopedist moeten, omdat er een afwijking lijkt te zijn: “Artsen en verpleegkundigen hebben weinig tijd om bij ouders echt goed door te vragen naar de taalontwikkeling”, stelt Jenta Sluijmers.

Dat is het punt waarop drie minuten kostende SNEL soelaas kan bieden. De in het Nederlands gestelde vragenlijst wordt voorgelegd aan de ouders van de kinderen. Ze moeten antwoord geven over de prestaties van het kind in de taal die thuis de eerste taal is. Wanneer het kind gelijkwaardig tweetalig opgroeit, gaan de vragen voor beide talen op.

Tot nu toe zijn de resultaten bemoedigend, de ouders van tientallen allochtone kinderen kregen de test voorgelegd. Sommige ouders begrijpen de vragen weliswaar niet goed, twijfelen over hun antwoorden, waardoor nu en dan kinderen lager scoren dan terecht is. Daardoor verschijnen er bij de preventieve logopedist van de GGD, de Gemeentelijke Gezondheidsdienst, nu en dan toch kinderen voor wie hulp niet nodig is. Maar dat is maar een klein deel.

De veertien vragen die Luinge benoemt als universele mijlpalen, blijken inderdaad onverkort op Turkse en Marokkaanse kinderen van toepassing. Artsen en verpleegkundigen zijn zeer te spreken over de vlotte toepasbaarheid en de efficiëntie van SNEL, zo blijkt uit een recente evaluatie. Daarom zal de test, samen met de mogelijkheid tot preventieve logopedie op het consultatiebureau, in de loop van dit jaar in fases worden doorgevoerd in alle consultatiebureaus van Amsterdam.

Sluijmers vertelt dat SNEL een ongeveer even hoog percentage Nederlandse als allochtone kinderen eruit vist op basis van een onvoldoende score. Dat is zo’n tien procent van de vier- tot zesjarigen. Die komen terecht bij de preventieve GGD-logopedist. Ongeveer de helft daarvan wordt uiteindelijk daadwerkelijk doorverwezen voor verdere diagnostiek en aanpak.

En wat is haar eigen indruk? Ziet Jenta Sluijmers inderdaad een structurele taalachterstand bij allochtone kinderen?

“Taalachterstand is een politiek begrip. Wat wij vooral zien, is dat in het onderwijs de lat voor allochtone kinderen ook wel erg hoog ligt, gegeven het feit dat ze thuis opgroeien met een andere taal dan het Nederlands. Dat heeft met een goede of slechte taalontwikkeling niks te maken.” Belangrijk is dat dankzij SNEL komt vast te staan dat de eventuele problemen van deze kinderen niet wijzen op een ziektebeeld, maar dat die vooral van maatschappelijke en culturele aard zijn. “Helaas is aan een slechte sociaaleconomische situatie, die zeker invloed heeft op de taalontwikkeling, niet 1-2-3 iets te doen.”

» Kader 3: Bekroond

Margreet Luinge ontving op 6 april 2006 de driejaarlijkse prijs voor het beste proefschrift op audiologisch gebied voor ‘The language-screening instrument SNEL’. Die prijs wordt een keer in de drie jaar uitgereikt door het Atze Spoorfonds, dat gehoorgerelateerde onderzoek stimuleert. De uitreiking geschiedt in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Audiologie.

archief





print pagina

Door het gebruik van stijlbladen is geen aparte 'print pagina' nodig. Gebruik de 'print' functie van uw browser.



tekstgroottekleinmiddelgroot