Platte taal is meer dan pikken en kuttenTekst: Ben Salemans - 21/09/07Enkele maanden geleden verscheen het ‘Woordenboek van platte taal’. Het beschrijft zo’n 5 200 schunnige Nederlandse woorden en verklaart waar ze vandaan komen. Welkom in de wereld van aarsjodelen, puddingbuks en breezersletten. “Nee, we zijn geen viespeuken”, zeggen de auteurs Heidi Aalbrecht en Pyter Wagenaar. “Ons woordenboek is een bloedernstige zaak.” Een beschaafd gesprek vol schuttingtaal. Niet alleen mannen gebruiken platte taal, al doen vrouwen dat soms een beetje anders... Zijn jullie niet een beetje viespeuken, omdat jullie zo bezig zijn met platte taal en al die sekswoorden? Pyter Wagenaar: “Nou, dan zou je iedereen een viespeuk mogen noemen, want iedereen gebruikt wel eens platte taal, de een meer dan de ander.” Omschrijf dan eens precies wat jullie onder platte taal verstaan. Heidi Aalbrecht: “Platte taal is taal die je niet in elk gezelschap of in elke situatie kunt gebruiken. Als je in een vergadering zit en je moet naar het toilet dan zeg je niet: ‘Ik ga even de piepers afgieten’. Maar als je in de kroeg zit met vrienden, dan kun je dat wel zeggen. Of iets als platte taal wordt beschouwd is dus contextafhankelijk, situatiegebonden.” In het ‘Woordenboek van platte taal’ staan op de eerste pagina’s woorden als ‘aarsjodelen’, ‘afraggen’, ‘aftuffen’. Waar hebben jullie al die platte woorden gevonden? Heidi Aalbrecht: “Vanaf het moment dat we wisten dat we dit woordenboek gingen maken, hebben we onze oren gespitst: in de trein, op straat, waar we maar kwamen. Verder is internet ook een belangrijke bron geweest.” De illustraties van Jacques Tange zijn soms even ondeugend als de inhoud van het woordenboek. Platte taal zoeken op internet en in kranten? Is het dan niet vooral gesproken taal? Heidi Aalbrecht: “Je zou inderdaad kunnen denken dat je gemakkelijker platte taal spreekt dan schrijft. Dat was nog niet zo lang geleden ook vaak zo. Als je schrijft, ben je namelijk vaak bedachtzamer en geremder, en kun je bijvoorbeeld minder geschikte taal gemakkelijk en onmerkbaar corrigeren. Maar je ziet tegenwoordig dat mensen op internet zich steeds minder of zelfs niet geremd voelen en alles maar direct typen wat in hen opkomt. Daar zit veel platte taal tussen. Op internet vervagen de grenzen tussen schrijf- en spreektaal.” Hoe kom je in godsnaam op het idee een ‘Woordenboek van platte taal’ te maken? Heidi Aalbrecht: “Ten eerste vinden en vonden we het gewoon leuk om woordenboeken te maken. Niet voor niets hebben wij beiden gewerkt bij Van Dale in Utrecht. Ten tweede wilden wij een woordenboek maken dat prettig was om te lezen. We wilden meer dan alleen maar een droog naslagwerk, waarin vlugvlug woorden kunnen worden opgezocht. Het moest een boek worden waar de gebruiker met plezier en met een glimlach in blijft doorbladeren. Én het moest een boek worden dat mooi is om te zien. Maar vergis je niet, ook al is ons boek, denk ik, heel prettig om te lezen of door te bladeren, het is wel degelijk een bloedserieus woordenboek, dat voldoet aan de strenge (lexicografische) eisen die bij het maken van woordenboeken gelden.” Komen er in het Woordenboek woorden voor die niet in de Dikke Van Dale staan? Pyter Wagenaar en Heidi Aalbrecht: “We wilden iets anders maken dan een droog naslagwerk.” Pyter Wagenaar: “Ja, best veel. We hebben die woorden niet speciaal bijgehouden, maar ik herinner me er toch wel een aantal: breezerslet (o.a. een meisje dat seksuele handelingen verricht in ruil voor een breezer, een bepaald drankje), Colombiaanse stropdas (een liquidatie waarbij de keel wordt doorgesneden en de tong naar buiten wordt getrokken), keuteltikker (een homofiele man), kringspiermusketier (idem), kontenbonken (kontneuken), oortje (een lijfwacht - naar het oortelefoontje waar de moderne lijfwacht niet zonder kan), puddingbuks (het mannelijk geslachtsdeel). Maar er zijn er veel meer.” Staan er in jullie boek ook platte woorden uit Vlaanderen of Suriname? Heidi Aalbrecht: “Nee, in deze editie staat alleen platte taal uit Nederland, simpelweg omdat wij een Nederlands taalgevoel hebben. Zoals gezegd, speelt bij platte taal de context waarin die taal wordt gebezigd een belangrijke rol en die konden we vooral goed beoordelen in Nederlandse situaties.” Bestaat er verschil in de platte taal van mannen en vrouwen? Pyter Wagenaar: “Het viel ons op dat platte taal vooral door mannen wordt gebezigd. Zo zijn er veel nogal grove benamingen die met homoseksualiteit te maken hebben. Die worden vooral door mannen gebruikt, waarschijnlijk omdat ze zo willen laten blijken dat ze zelf geen homo zijn of dat ze een afkeer van homoseksualiteit hebben. Vrouwen zullen dat niet zo vlug doen. Het valt ook op dat er heel veel woorden voor mannelijke homoseksuelen zijn, veel meer dan voor vrouwelijke homoseksuelen. Maar waarom dat is, hebben we niet onderzocht. Wij wilden als lexicologen vooral platte woorden registreren en daar een woordenboek over maken.” Gebruiken jongeren andere platte taal dan ouderen? ‘Onder de paraplu zitten’ betekent in platte taal ‘in de gevangenis zitten’. Heidi Aalbrecht: “Ja. Jongeren onderscheiden zich graag met taal. Met vloeken of platte taal kun je lekker shockeren en dat is dus een goed middel om je te onderscheiden. Het bevordert ook de groepsvorming. Opmerkelijk is dat mensen op een gegeven moment in de platte taal van een bepaalde tijd blijven hangen. Neem nu mieters. Er zijn mensen van een generatie die dat nog steeds een mooi, vlot woord vinden, terwijl iemand anders dat nooit meer zou gebruiken. En zo blijven wij ook een beetje in de platte taal van onze generatie hangen. Als ik bijvoorbeeld iets heel leuk vind, dan zeg ik nog steeds dat het onwijs leuk is. Maar daar kun je nu niet meer mee aankomen, dat is niet meer van deze tijd. Een woord als vet voor erg leuk, zal ik niet gebruiken. Alhoewel, ik zeg het af en toe wel, maar dat is dan voor de grap, ironisch. En dan moet je oppassen: je zegt het eerst met een knipoog, maar voor je het weet zit dat woord erin en gebruik je het gewoon.” Kan een plat woord inburgeren en tot de nette taal gaan behoren? Heidi Aalbrecht: “Ja. Vroeger was het woord mieters heel plat. Dat is in de nette taal overgenomen en inmiddels zelfs oubollig geworden, zo oubollig dat het zelfs helemaal uit de taal dreigt te verdwijnen. Omgekeerd had je het woord wijf. Dat betekende vroeger gewoon vrouw. Wijf was geen plat woord. Maar nu wel. Je kunt dat woord niet meer zomaar tegen iemand zeggen.”Pyter Wagenaar: “Je ziet dat ook met woorden als neger of bejaarde. Dat waren heel gewone woorden, maar die hebben een negatieve connotatie gekregen en zijn daarom geschikt voor opname in ons woordenboek.” Elke letter krijgt zijn ‘platte” illustratie. Vindt u de letter ‘N’ in de tekening? Heidi Aalbrecht: “Maar neger wordt misschien wel weer een normaal of net woord. Wie weet? Nigger wordt in het Engels gebruikt als geuzennaam en dat kan met neger misschien ook gebeuren. Wat een geuzennaam is? Dat is een woord dat aanvankelijk alleen een scheldwoord of spotnaam was waarmee een bepaalde groep mensen werd aangeduid. Vervolgens ging die groep mensen die spotnaam zelf als erenaam dragen. Vroeger werden bijvoorbeeld homofielen in platte taal flikkers genoemd. Op een gegeven moment ging een aantal homo’s zichzelf flikker noemen. Toen in de zestiende eeuw Nederlanders in opstand kwamen tegen de Spaanse heersers, noemden de Spanjaarden de opstandelingen ‘gueux’, wat bedelaars betekent. Sommige Nederlandse opstandelingen gingen toen dat scheldwoord gebruiken om zichzelf mee aan te duiden: geuzen.” Aan welke woorden hadden jullie het meeste werk? Heidi Aalbrecht: “Woorden met veel betekenissen, woorden met veel vaste verbindingen (dat zijn kleine stukjes tekst staan die vast bij een woord horen) en natuurlijk de combinatie daarvan. Eenvoudige woorden als kut en kop waren bijvoorbeeld erg arbeidsintensief. Kop kent veel vaste verbindingen. Denk maar eens aan zijn kop is zwaarder dan zijn kont, wat betekent dat je dronken bent, een houten kop hebben, iemand de oren van zijn kop lullen, enzovoorts.” Hebben jullie bepaalde woorden gemeden? Heidi Aalbrecht: “Nee, als woorden plat zijn, hebben we ze opgenomen. Maar die moeten in Nederland wel vrij algemeen bekend zijn en gebruikt worden. Platte woorden die mensen bijvoorbeeld alleen in familiekring gebruiken en daarbuiten niet bekend zijn, nemen we niet op. En woorden die vroeger plat waren, maar nu niet meer gebruikt worden, vind je evenmin in ons woordenboek terug. Platte taal tref je overal aan. Bij veel woorden geven jullie de herkomst of etymologie. Is dat bij elk woord gelukt? Heidi Aalbrecht: “Even een kleine aanvulling. We doen niet aan vormetymologie maar wel aan betekenisetymologie. We beschrijven dus vooral waar de betekenis van een woord vandaan komt. Een platte uitdrukking als onder de paraplu zitten betekent in de gevangenis zitten. In ons woordenboek verklaren we niet waar de vorm paraplu vandaan komt, door bijvoorbeeld het woord in onderdelen op te splitsen en daar de betekenissen van te geven. Maar we beschrijven wel hoe het kon gebeuren dat een woord als paraplu de betekenis van gevangenis kon krijgen. Dat is trouwens vrij eenvoudig: een open paraplu heeft de vorm heeft van een koepel, en veel gevangenissen hebben of hadden een grote koepel.” Tot slot: Wat zijn jullie lievelingswoorden in jullie Woordenboek? Heidi Aalbrecht: “Echte lievelingswoorden heb ik niet; er staan zoveel mooie woorden in ons woordenboek. Maar vooruit, ik wil niet flauw zijn: tietjanberenlul, een scheldwoord voor een man, vind ik een fraai woord.” ----- » Kader 1: Een kijkje in het Woordenboek van Platte Taal, blz. 192-132Op de website van de Taalwerkplaats staat het pdf-bestand http://www.taalwerkplaats.nl/twp/download/Woordenboek_van_platte_taal129-132.pdf. Het toont de woordenboekbladzijdes 129 tot en met 132 en biedt zo een goede indruk van de inhoud van het Woordenboek van platte taal. Voor degenen die deze reportage willen afdrukken worden deze pagina's hieronder verkleind weergegeven. Blz. 129 van het woordenboek toont een pastelafbeelding van Jacques Tange met de ietwat verborgen letter J (de das van de man): Blz. 130, de achterkant van de pastelafbeelding, is leeg. Blz. 131 van het woordenboek begint het eerste J-woord: Jajem. Aan de onderkant van de pagina staat een leeskader horend bij het woord Jajem. De leeskaders in het boek bieden grappige leesteksten rond een bepaald woord waarin allerlei betekenisverwante woorden zijn verwerkt. Blz. 132 uit het woordenboek: » Kader 2: Heidi Aalbrecht, Pyter Wagenaar en de TaalwerkplaatsHeidi Aalbrecht studeerde Nederlands (richting Historische Taalkunde) aan de Universiteit van Leiden. Vervolgens kreeg ze een aanstelling bij het Instituut van Nederlandse Lexicologie, dat aan dezelfde universiteit verbonden is. Op het INL werkte ze o.a. mee aan het Vroegmiddelnederlands woordenboek. Daarna kreeg ze als lexicograaf een baan bij woordenboekbedrijf Van Dale in Utrecht, waar zij o.a. als redacteur meewerkte aan het Van Dale Groot woordenboek hedendaags Nederlands, Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal (= de Grote of Dikke Van Dale) en Nederlands als tweede taal. Aalbrecht schreef verschillende boeken over o.a. Nederlandse spreekwoorden en uitdrukkingen. Een (beperkt) overzicht van haar publicaties is te vinden in de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag: http://opc4.kb.nl/IMPLAND=Y/SRT=YOP/LNG=NE/DB=1/CMD?ACT=SRCHA&IKT=1016&SRT=YOP&TRM=Heidi+Aalbrecht Pyter Wagenaar studeerde alfa-informatica en computerlinguïstiek aan de Universiteit van Amsterdam. Ook hij kreeg een aanstelling bij het Leidse INL en ook hij belandde daarna bij Van Dale in Utrecht. Bij Van Dale werkte hij mee aan het Van Dale Groot woordenboek hedendaags Nederlands (13e druk uit 1999 en 14e druk uit 2005), Van Dale Idioomwoordenboek en Nederlands als tweede taal. Wagenaar is verantwoordelijk voor de herziening van de Wat & Hoe-reeks van Kosmos-Z&K. Hij is auteur van het Handboek Taaletiquette en andere boeken over taal. Een kleine lijst met Wagenaars publicaties staat eveneens in de opc van de Haagse KB: http://opc4.kb.nl/IMPLAND=Y/SRT=YOP/LNG=NE/DB=1/CMD?ACT=SRCHA&IKT=1016&SRT=YOP&TRM=Pyter+Wagenaar Aalbrecht en Wagenaar leerden elkaar vooral kennen bij Van Dale in Utrecht, waar zij o.a. samen als redacteur werkten aan De Grote of Dikke Van Dale 2005. Een paar jaar richtten ze de Taalwerkplaats op. De homepage van de Taalwerkplaats (http://www.taalwerkplaats.nl/) zegt over hun bedrijf: “Tekst- en redactiebureau de Taalwerkplaats biedt taalhulp voor overheid en bedrijfsleven. Van tekstuele ondersteuning tot het verzorgen van een heel redactietraject. Van standaardbrief tot publicatie en van brochure tot webtekst - vakwerk van A tot Tekst.” Tevens publiceert de Taalwerkplaats de meest uiteenlopende boekjes over taal. De Taalwerkplaats werkte o.a. mee aan het Groene Boekje uit 2005, de Schrijfwijzer van Jan Renkema en het Stijlboek van de Volkskrant. Andere publicaties van de Taalwerkplaats zijn online bij de KB te vinden: http://opc4.kb.nl/IMPLAND=Y/SRT=YOP/LNG=NE/DB=1/REL?PPN=296362824 » Kader 3: Neuken in 150 variatiesAan sommige platte woorden, zoals bordeel, lul en neuken, kunnen hele bladzijden worden besteed, omdat ze zoveel verschillende synoniemen kennen. Het Woordenboek van de Platte Taal bevat dan ook extra leeskaders en thematische woordverzamelingen. Die zul je niet vlug in andere woordenboeken aantreffen. “Laat ik beginnen met de thematische woordverzamelingen, die aan het eind van het woordenboek staan”, verklaart Heidi Aalbrecht. “Zo is er de thematische woordverzameling Bordeel. Die verzameling bevat een stuk of veertig woorden die synoniem of betekenisverwant zijn met het woord bordeel. (De eerste woorden van die verzameling Bordeel, op blz. 303, zijn: académie d’amour, havenbordeel, hoerenhuis, hoerenkot, hoerentent, hoerenwinkel, huis van plezier; BS.) De thematische verzameling Neuken bevat ongeveer honderdvijftig woorden of uitdrukkingen die allemaal min of meer neuken betekenen. (De eerste woorden van de verzameling Neuken, op blz. 321-323, zijn: aarsneuken, via de achterdeur gaan, achterommetje, afneuken, afraggen, aftuffen, iemands akkertje omploegen, ballen, barebacking, bedvogelen, met de benen wijd gaan, berijden, beuken, de oudste beweging ter wereld maken, bibberen, van bil gaan, bonken; BS.). De thematische verzameling Lul bevat een stuk of honderdvijfenzeventig woorden die het mannelijk geslachtsdeel aanduiden; de verzameling Kut bevat overigens negenentachtig woorden. (De eerste woorden van de verzameling Lul, op blz. 318-319: aanrander, aanwijsstok, angel, apparaat, bana, banaan, bedelstaf, het derde been, bello, berenlul, bestaan, bobbel, bout, brandslang, broekneus, broer, curaçaoënaar; BS.)” “Dan de leeskaders. Die staan gewoon in het woordenboek, tussen de trefwoorden in. Ze bevatten lopende teksten waarin veel, meestal synonieme, woorden zijn samengebracht die met een bepaald trefwoord te maken hebben. Op de pagina van het trefwoord Lul staat bijvoorbeeld ook een leeskader over dat woord. Als je alleen geïnteresseerd bent in de vele synoniemen van dat woord, dan moet je gewoon achterin het woordenboek bij de thematische verzameling van dat woord kijken. In het leeskader bij het woord Lul vind je veel van die synoniemen terug. Maar in het leeskader wordt er iets over die synoniemen gezegd. In het leeskader bij Lul worden de synoniemen gegroepeerd weergegeven en dan zie je dat die synoniemen met elkaar in verband kunt brengen. Zo zie je dat een aantal synoniemen te maken heeft met een stevig, langwerpig voorwerp (fluit, knuppel, lat, paal, pik, potlood, winterpeen, enz.). Andere synoniemen duiden op een flexibel, langwerpig voorwerp (staart, veter, enz.). Weer andere op een voorwerp dat in de hand kan worden genomen (handvat, slinger, zwengel enz.). Ook zie je dat het mannelijk lid wordt gezien als een persoon (gerrit, Jan zonder handjes, broer, zwager, jongeheer, ridder, enz.). En natuurlijk is het ook een ding om mee te plassen (plasser, pisser, enz.) of om mee klaar te komen (spuit, stijfselaar, enz.), wat genot verschaft (feesttrompet, genotsknots, joystick, wonderstaf, enz.). En zo kan ik nog wel even doorgaan. Die leeskaders bevatten trouwens ook vaak grappige teksten, die gewoon leuk en fascinerend zijn om te lezen.” “Door die kaders en thematische lijsten kun je ons woordenboek ook als een productiewoordenboek gebruiken. Als je op zoek bent naar een scheldwoord, dan zoek je gewoon in de thematische lijst Scheldwoorden achterin het boek. Of als je een erotisch werkje aan het schrijven bent en je zoekt een synoniem voor een geslachtsdeel of voor de geslachtsdaad, dan kijk je even bij de thematische lijsten van Kut, Lul en Neuken.” » Kader 4: Platte taal in pastelHet woordenboek is geïllustreerd met ietwat stoute pastelafbeeldingen door de kunstenaar Jacques Tange. Pyter Wagenaar: “Tange werkt veel met kaders om zijn afbeeldingen, waardoor ze wel wat lijken op middeleeuwse miniaturen. Nou, dat was precies wat we zochten voor ons woordenboek. Tange heeft voor elke letter van het alfabet een fraaie illustratie, zo je wilt: miniatuur, in pastel gemaakt, waarin een letter verborgen zit. Voor de woorden die met een A beginnen staat op een aparte pagina de pastel met de letter A, voor de woorden beginnend met een B staat de pastel met de letter B enzovoorts. Van die pastels zijn trouwens ook zeefdrukken gemaakt, die te koop zijn.” (Drie letterillustraties van Jacques Tange zijn bij dit artikel afgedrukt. Ik bedank Jacques Tange hier voor zijn toestemming enkele illustraties hier te mogen afdrukken. BS) ----- Download � Dit artikel als PDF (0.5 MB) ----- Literatuur en links» Heidi Aalbrecht en Pyter Wagenaar. Woordenboek van platte taal. Geïllustreerd met een alfabet door Jacques Tange. Uitgeverij BZZTôH, ’s Gravenhage, 2007. ISBN 978-90-453-0513-4, gebonden, 334 pagina’s, formaat: 238 x 161 x 30 mm, (advies)prijs: € 29,50. Onder andere te bestellen via de online bestelservice van Uitgeverij BZZTôH: http://www.bzztoh.nl/Boek.aspx?boek=932. |
|