home > reportage > Waarom een yankee (g)een Nederlander is...

reportage

Waarom een yankee (g)een Nederlander is...

Tekst en foto’s: Ben Salemans - 1/09/09

Dit jaar is het precies vierhonderd jaar geleden dat Nederlanders voet aan wal zetten op het eiland Manhattan, waar zij het latere New York stichtten. Het Nederlands werd een invloedrijke taal in de VS. Zelfs indianen namen Nederlandse woorden over. Wist u dat tegenwoordig niet minder dan 130.000 Amerikanen nog onze taal spreken? In haar boek Yankees, Cookies en Dollars gaat woorddeskundige Nicoline van der Sijs op zoek naar de Nederlandse roots van woorden in de VS: van ‘bed-pan’ en ‘dope’ tot ‘yankee’ en ‘sea bass’. Herkent u ze?

Vijf miljoen Amerikanen zijn er trots op dat ze van Nederlanders afstammen.

Vijf miljoen Amerikanen zijn er trots op dat ze van Nederlanders afstammen.

Er zijn Vlamingen en Nederlanders die menen te weten dat het Nederlands haast de officiële taal van de VS was geworden, een wereldtaal… Maar klopt dat?
Nicoline van der Sijs: “Nee, dat klopt niet. Waar dat verhaal vandaan komt, is mij niet bekend. Er bestaat in elk geval geen vakliteratuur over. Wel is regelmatig de mythe te horen dat het Duits bijna de officiële taal van de VS was geworden; daar is wel vakliteratuur over. Maar ook dat verhaal over het Duits is een broodjeaapverhaal. De VS kent namelijk helemaal geen officiële taal - zelfs het Engels heeft die status niet. Over het taalgebruik is nooit in het Congres gestemd. Toen de VS zich in 1776 onafhankelijk verklaarde, was het Engels de meest gebruikte omgangstaal. Het Engels werd ook gebruikt in officiële stukken en in het onderwijs. Kiezen voor het Engels was dus logisch, ook al gebeurde dat niet officieel.”

Maar waar komt dan dat verhaal van het Nederlands vandaan?
Nicoline van der Sijs: “De mythe van het Nederlands als officiële taal van de VS is misschien gevoed door het feit dat in 1788 de Amerikaanse grondwet in het Nederlands was vertaald. Maar dat was slechts als hulpmiddel om de mannelijke stemgerechtigden over de streep te trekken: de grondwet moest door speciale volksvergaderingen in alle toentertijd dertien staten van de VS goedgekeurd worden. De Nederlandse vertaling werd gepubliceerd in Albany. Deze stad, in Nieuw-Nederland nog ‘Beverwijck’ geheten, was en is de hoofdstad van de staat New York. Dankzij die vertaling kreeg de grondwet voldoende aanhang in de staat New York, zodat die ervoor stemde. Ook sluit ik niet uit dat de naam van de taal Nederlands, ‘Dutch’, is verwisseld met ‘Duits’. Veel mensen denken bijvoorbeeld dat ‘Pennsylvania Dutch’ afstamt van het Nederlands. Maar dat ‘Dutch’ van Pennsylvania is toch echt van Duitse oorsprong.”

In uw boek beschrijft u de vele sporen die het Nederlands heeft nagelaten in de Verenigde Staten. Hoe zijn die sporen er gekomen?
Nicoline van der Sijs: “Enerzijds zijn die sporen afkomstig van 17e-eeuwse kolonisten en anderzijds van nieuwe immigranten die in de 19e en 20e eeuw naar de VS zijn getrokken. Precies vierhonderd jaar geleden, in september 1609, ging Henry Hudson met het VOC-jacht ‘De Halve Maen’ voor anker bij het zuidelijk puntje van het eiland Manhattan. In zijn kielzog stichtten Nederlandse en Vlaamse kolonisten daar Nieuw-Amsterdam als hoofdstad van de kolonie Nieuw-Nederland, het tegenwoordige New York.”

Nicoline van der Sijs (op foto): “De eerste Nederlanders in de VS vormden een machtige, rijke elite.”

Nicoline van der Sijs: “De eerste Nederlanders in de VS vormden een machtige elite.”

“Nieuw-Nederland telde rond 1660 in totaal ongeveer 10.000 inwoners. Daarvan woonden er ongeveer 1.500 in Nieuw-Amsterdam. In de kolonie vestigden zich mensen uit alle windstreken met een heel scala aan moedertalen: naast Nederlands onder andere Hoog- en Nederduits, Fries, Frans, Engels, Noors, Zweeds, Deens en allerlei indianentalen. De Nederlandssprekende kolonisten vormden geen meerderheid in Nieuw-Nederland. Wel in Nieuw-Amsterdam. De kolonie zelf heeft nog geen zestig jaar bestaan, want die werd in 1664 door de Engelsen overgenomen van de Nederlanders.”

Nieuw-Nederland was dus al bij al geen dichtbevolkte kolonie en heeft niet lang bestaan. Hoe kan het dan dat het Nederlands zoveel invloed had in de VS?
Nicoline van der Sijs: “Het is ook echt bijzonder dat het Nederlands zo lang bewaard is gebleven in de Verenigde Staten. Daar zijn een aantal oorzaken voor aan te wijzen. Zo was het Nederlands in Nieuw-Nederland de officiële overheids- en kerktaal. Verder woonden in de 18e eeuw de Nederlanders geconcentreerd in enkele kleine gebieden, vooral in de staten New York en New Jersey. Hier vormden de Nederlanders een machtige, rijke elite, die hoge functies bekleedden. Ook als je niet van Nederlandse komaf was, moest je, als je mee wilde tellen, de taal beheersen van die elite. Het Nederlands had prestige.”

“In het laatste kwart van de 18e eeuw, ruim een eeuw nadat de Engelsen de kolonie Nieuw-Nederland hadden overgenomen, was het aantal Nederlandssprekenden aan de Amerikaanse oostkust waarschijnlijk het hoogst. In de staten New York en New Jersey spraken in 1790 ongeveer 100.000 mensen Nederlands; een derde van de bevolking van de stad New York beheerste het Nederlands. Na de Amerikaanse onafhankelijkheid nam de Nederlandse invloed af. De Nederlanders gingen toen namelijk samen met de overige Amerikanen werken aan de opbouw van de nieuwe natie, en zetten daarbij het eigenbelang en de eigen taal en cultuur opzij.”

En toen begon het Nederlands in de VS langzaam uit te sterven?
Nicoline van der Sijs: “Nu ga je te vlug. Juist toen halverwege de 19e eeuw de meeste Nederlandse afstammelingen het Nederlands hadden ingewisseld voor het Engels, kwam er een nieuwe stroom van Nederlandse, Vlaamse en Friese immigranten op gang. Dankzij die tweede stroom van immigranten uit de 19e en de 20e eeuw, waarvan een deel vasthield aan zijn moedertaal en deze doorgaf aan zijn kinderen, wordt er nog altijd Nederlands gesproken in de VS.”

Rode streamertekst: You’re not much if you’re not Dutch

Hoeveel Amerikanen spreken tegenwoordig dan nog Nederlands?
Nicoline van der Sijs: “Volgens de US Census 2005 gaven 130.000 mensen dat jaar op dat ze thuis Nederlands met elkaar spreken. Dat zijn vooral oudere mensen. Het Nederlands is dus wel aan het verdwijnen uit Amerika. Maar, heel interessant: 5 miljoen Amerikanen beschouwen zich geheel of gedeeltelijk als afstammelingen van Nederlanders. Dat is toch 1,6 procent van de bevolking! (Kadertekst 7 bevat een kaartje dat laat zien waar die afstammelingen in de VS wonen.) De meesten van die 5 miljoen Amerikanen spreken dus geen Nederlands, maar ze zijn wel trots op hun Nederlandse afkomst. Dat tonen ze door bijvoorbeeld op hun autobumpers stickers te plakken met You’re not much if you’re not Dutch - in het Engels!”

De Amerikanen namen vooral namen van gebak en zoetigheden over. In ‘cookie’ herkennen we gemakkelijk het Nederlandse woord ‘koekje’.

De Amerikanen namen vooral namen van gebak en zoetigheden over. In ‘cookie’ herkennen we gemakkelijk het Nederlandse woord ‘koekje’.

Welke sporen heeft het Nederlands in de VS nagelaten?
Nicoline van der Sijs: “Er zijn veel Nederlandse plaatsnamen bewaard gebleven, bijvoorbeeld in New York (zie Kadertekst 1). Er zijn ook nog veel familienamen van nazaten van Nederlandse kolonisten. Namen als DeWitt, Gansevoort, Hardenbergh, Knickerbocker, Rensselaer, Roosevelt, Schuyler, Stuyvesant, VanderBilt, Van Buren, Van Cortlandt, enz. hielden de herinnering aan de Nederlanders levend. Nog altijd zijn Nederlandse familienamen vaak herkenbaar door de toevoeging van Van of De. Maar het belangrijkste zijn natuurlijk de Nederlandse leenwoorden in het Amerikaans-Engels.”

Welke Nederlandse leenwoorden vinden we zoal in het Amerikaans-Engels?
Nicoline van der Sijs: “Het Amerikaans-Engels heeft uit het Nederlands vooral (leen)woorden overgenomen uit de wereld van de voedingsmiddelen. Dat is toch wel verrassend, want Nederlanders staan in het algemeen toch niet bekend om hun culinaire hoogstandjes. Het zijn vooral de namen van gebak en zoetigheden die de yankees leenden. Zo komt het bekende woord cookie van ons ‘koekje’. Dat woord kreeg gaandeweg ook andere betekenissen; zo gebruiken jongeren cookie ook als plat woord voor ‘vagina’ (‘kut’). Naast cooky zijn olykoek, pannicake en waffle veel gebruikte leenwoorden. En dan zal het je niet verbazen dat ook het werkwoord ‘snoepen’ als to snoop is overgenomen. ‘Snoepen’ gebeurt en gebeurde vaak stiekem. Zo kon het werkwoord to snoop in de loop der eeuwen in het Amerikaans-Engels een geheel eigen betekenis krijgen, namelijk die van ‘zich stiekem gedragen’, ‘rondneuzen’. Nog een mooi woord? Stoop! Een stoop is een bordes of veranda. Dat komt van ‘stoep’ (trottoir), dat in Nederland in de 17e eeuw nog ‘stenen opstap voor de ingang van een huis’ betekende. Ook dope komt trouwens uit het Nederlands.”

Is ‘dope’ dan een Nederlands woord? Hoezo?
Nicoline van der Sijs: “Dope is afgeleid van het Nederlandse woord ‘doop’, dat in de 17e en 18e eeuw een heel gewoon woord was voor ‘saus’ of ‘jus’. In het Nederlands wordt ‘doop’ in die betekenis niet meer gebruikt. Maar de Amerikanen gebruiken het woord nog steeds. Wel heeft dope een forse betekenisontwikkeling doorgemaakt. Dope, oorspronkelijk een dikke eetbare saus, werd gebruikt voor allerlei dikke vloeibare substanties, bijvoorbeeld voor een smeermiddel of een vernis. In 1889 werd dope voor het eerst gebruikt als aanduiding van een dik mengsel van opium dat toentertijd werd gerookt. Vandaar breidde de betekenis zich in de daaropvolgende jaren uit naar ieder verdovend middel - de betekenis die tegenwoordig het meest gebruikt wordt.”

Maar de Amerikanen namen toch ook wel andere woorden over dan voedingstermen?
Nicoline van der Sijs: “In mijn boek onderscheid ik vijftien soorten Nederlandse woorden die in het Amerikaans-Engels zijn beland. Op de eerste plaats staan de leenwoorden op het gebied van etenswaren, waarvan ik zo-even een paar voorbeelden gaf. Op de tweede plaats staan namen voor planten en dieren, en op de derde plaats woorden voor huisraad.”

“Dat de Nederlanders veel namen voor dieren en planten hebben geleverd, is niet zo vreemd. De Nederlandse kolonisten werden in Amerika namelijk geconfronteerd met allerlei planten en dieren die ze niet kenden en waar ze dus geen woorden voor hadden. Daarvoor bedachten ze nieuwe woorden (samenstellingen of afleidingen) of ze gebruikten een bestaande naam van een Europese soort die leek op de onbekende Amerikaanse soort. Zo gebruikten ze het bestaande Nederlandse woord ‘zeebaars’ voor een Amerikaanse vis die op de zeebaars leek die in de Lage Landen rondzwom: sea bass.”

Waar het woord ‘yankees’, inwoners van de VS, vandaan komt? Wat dacht u van de Nederlandse naam ‘Jan-Kees’ ...

Waar het woord ‘yankees’ vandaan komt? Wat dacht u van de Nederlandse naam ‘Jan-Kees’ …

“Een ander voorbeeld is fetticus. Dat is de gewone Amerikaans-Engelse naam voor ‘veldsla’. In de 17e eeuw was ‘vettekost’ of ‘vettekous’ een populaire volksnaam in het Nederlands voor veldsla. Die naam dankte de plant aan het feit dat zijn blaadjes nogal vettig aanvoelen. ‘Vettekost’ of ‘vettekous’ werd verbasterd tot fetticus. Bij huisraad en gebruiksvoorwerpen heb je boodle, bake-oven, bake-pan, bed-pan (‘bedpan’ of ‘beddenpan’, een toestel om bedden te verwarmen), dobber en fyke (‘net’, ‘fuik’). De Nederlandse bron van deze woorden is nog gemakkelijk te herkennen.”

Hoeveel woorden hebben de Amerikanen uit het Nederlands overgenomen?
Nicoline van der Sijs: “In mijn boek bespreek ik 246 Nederlandse leenwoorden, die nog altijd in de VS worden gebruikt. Sommige woorden zijn heel algemeen in gebruik, andere alleen regionaal. Dat aantal van 246 woorden lijkt misschien weinig, maar het is maar hoe je dat aantal waardeert. Vergelijk dat even met de invloed van het Nederlands op het Brits-Engels. Dan zie je dat de invloed van het Nederlands op het Amerikaans-Engels (246 woorden in vier eeuwen) verhoudingsgewijs groter is geweest dan de invloed van het Nederlands op het Brits-Engels (volgens het Oxford Dictionary of English Etymology 500 woorden in negen eeuwen). Dat komt doordat de Nederlandse en de Amerikaanse taal en cultuur zich in de VS met elkaar vermengden, waardoor de contacten veel intensiever waren dan die tussen Britten en Nederlanders. 246 woorden is dus niet echt weinig.”

Kunt u wat voorbeelden geven van die algemeen gebruikte woorden?
Nicoline van der Sijs: “Het Engels-Amerikaans heeft diverse werkelijk belangrijke begrippen geleend. Zo gaat de algemene aanduiding voor een inwoner van de VS, een yankee, heel waarschijnlijk terug op de Nederlandse voornaam ‘Jan-Kees’. Verder is de naam van de Amerikaanse munteenheid dollar afgeleid van een Nederlandse woord: ‘daalder’. Santa Claus, toch de hoofdpersoon van het belangrijkste jaarlijkse feest in Amerika, is ook zo’n woord van Nederlandse origine, dat niet weg te denken is uit de Amerikaanse samenleving. (Zie Kadertekst 2.) Ook heeft het Amerikaans-Engels Nederlandse woorden overgenomen voor technische vernieuwingen en gebruiksvoorwerpen die de Engelsen niet kenden.”

“En geef toe, de Amerikaanse spreektaal zou toch erg verarmd zijn zonder Nederlandse woorden als ass(ing) around (‘rondlummelen’, afgeleid van het werkwoord ‘aarzelen’), dumbhead (letterlijke vertaling van ‘domkop’), mijn lievelingswoord poppycock (‘onzin’, afgeleid van ‘poppestront’/’poppekak’; zie Kadertekst 3), the whole boodle (letterlijke vertaling van ‘de hele boe(de)l’) en shooting off one’s bazoo (‘overdreven en opschepperig praten’; bazoo betekent ‘mond’ of ‘muil’ en is een verbasterde vorm van het Nederlandse woord ‘bazuin’, een soort trompet). Boss is trouwens ook nog een voorbeeld een woord dat de Amerikanen heel algemeen gebruiken. In het Brits-Engels gebruikt men het woord master.”

Rode streamertekst: Liever een ‘boss’ dan een ‘master’

Waarom gebruiken de Amerikanen ‘boss’? Waarom niet ‘master’?
Nicoline van der Sijs: “Boss is afgeleid van ‘baas’. Dat boss in Amerika algemeen overgenomen werd, kwam doordat het een aanvaardbaar alternatief vormde voor master - het woord waarmee men in Engeland een meerdere aanduidde. De Engelsen die naar het nieuwe continent Amerika trokken, wilden zich onttrekken aan de hiërarchische relaties in het moederland en zochten daarom naar een alternatief voor master. Bij de vele Engelse kolonisten die hun leven in Amerika waren begonnen als contractarbeider, had master ongunstige connotaties, en blanke arbeiders hadden bovendien bezwaar tegen master, omdat dit door slaven werd gebruikt.” (Over de uitspraak van boss, zie Kadertekst 5 over het Nederlands van de 17e-eeuwse kolonisten.)

Feest! Op 10 en 11 september viert New York het Hudsonjaar 2009, met optredens van o.a. Spinvis en Sarah Bettens. (Zie Kadertekst 7.)

Feest! Op 10 en 11 september viert New York het Hudsonjaar 2009, met optredens van o.a. Spinvis en Sarah Bettens. (Zie Kadertekst 7.)

Die 246 woorden die het Amerikaans-Engels van ons heeft overgenomen, zijn die voornamelijk afkomstig uit de 17e en 18e eeuw?
Nicoline van der Sijs: “Uit mijn boek blijkt dat ruim 70 procent van de leenwoorden afkomstig is van de 17e-eeuwse kolonisten en iets minder dan 30 procent van de Nederlandse immigranten uit de 19e en 20e eeuw. Dat is beslist opvallend. In de 19e en de 20e eeuw kwamen er namelijk veel meer Nederlanders naar de VS dan in de 17e eeuw, maar die hebben toch minder invloed gehad op het Amerikaans-Engels. Veel van hun woorden - denk aan banket (een lekkernij van bladerdeeg met amandelspijs), letter (gebak van bladerdeeg met amandelspijs in de vorm van een letter), oliebollen, balkenbry, headcheese en metworst - zijn alleen maar bekend in een deel van de VS.”

“In totaal trokken tussen 1820 en 1949 ruim 265.000 Nederlanders en Friezen naar de VS. Dat ze toch maar weinig invloed hadden, komt waarschijnlijk doordat ze (aanvankelijk) niet echt in de Amerikaanse maatschappij integreerden en ze, vaak uit geloofsredenen, kort op elkaar bleven wonen zonder economische macht en aanzien te verwerven. Dat Nederlands van die tweede stroom van enkele honderdduizenden Nederlandssprekende immigranten had geen prestige meer, terwijl dat van de 17e-eeuwse kolonisten, zoals gezegd, nog lange tijd veel prestige bezat.”

Hebben de indianen ook woorden uit het Nederlands overgenomen?
Nicoline van der Sijs: “Zeker; van begin af aan bestonden er contacten tussen de Nederlanders en de indianen. Bij de eerste ontdekkingsreizen naar Amerika bleek dat er op dat continent veel bevers waren. Daarin waren de Nederlanders zeer geïnteresseerd, omdat begin 17e eeuw de Nederlands bonthandel met Rusland helemaal was ingestort door overbejaging op de bevers. De Nederlanders kregen van de verschillende indianenstammen aan de oostkust van de VS beverbont en ruilden dat tegen kralen, messen, bijlen, gedroogde krenten, bonen en andere producten. Veel van die ruilproducten waren nieuw voor de indianen en zij namen dan ook veel van de Nederlandse benamingen voor die producten in hun talen over.”

Welke Nederlandse woorden namen de indianen zoal over?
“De indianen leerden allerlei Europese diersoorten kennen, met hun naam, zoals ‘kalkoen’, ‘kip’, ‘varken’, ‘koe’, ‘schaap’, ‘poes’. Verder voedingsmiddelen zoals ‘appel’, ‘komkommer’, ‘kool’, ‘perzik’, ‘boter’, ‘melk’, ‘pannenkoek’ en huisraad als ‘bed’, ‘kan’, ‘kist’, ‘pan’, ‘zak’, ‘hamer’, ‘mes’, ‘schop’. Tot slot was de Nederlandse manier van kleden nieuw voor de indianen: zowel het materiaal (‘wol’, ‘katoen’ en dergelijke) als de kledingstukken zelf. Ik beschrijf in totaal 69 Nederlandse leenwoorden die door een of meer Noord-Amerikaanse indianentalen zijn overgenomen. De meeste Nederlandse leenwoorden zijn overgenomen in het Munsee en Unami Delaware. De Nederlanders hadden dus kennelijk vooral contact met indianen rond de Delaware-rivier. Maar er zijn vast veel meer leenwoorden geweest. Onze kennis over de indianentalen is slechts beperkt.”

‘Yankees, Cookies en Dollars. De invloed van het Nederlands op de Noord-Amerikaanse talen’ wordt op 10 september 2009, op ‘De dag van het Nederlands’, in New York gepresenteerd (zie Kadertekst 7).

-----

Kaderteksten (klik op de titel van de kadertekst om die zichtbaar te maken):

» Kadertekst 1: Nederlandse straten en wijken/stadsdelen in New York

Naambordjes in New York

Verschillende namen van straten en wijken in de stad New York herinneren nog aan de Nederlandse aanwezigheid in de 17e eeuw. Straatnamen die teruggaan op een Nederlandse naam zijn onder andere:
Bowery (Nederlands: ‘bouwerij’ of ‘boerderij’. Het woord ‘boerderij’ kwam als nieuw woord in het Nederlands pas op in de eerste helft van de 17e eeuw; daarvoor sprak men van ‘bouwerij’. Peter Stuyvesant had als gouverneur van Nieuw-Nederland rond 1650 twee grote, bij elkaar gelegen boerderijen in bezit; beide boerderijen plus het omringend land noemde hij samen ‘De Grote Bouwerij’ - hij gebruikte dus niet het neologisme ‘boerderij’, maar de voorganger van dat woord. De weg naar het landgoed heette The Bowry Lane. Dit werd in de 18e eeuw verkort tot (The) Bowery, wat in 1813 de officiële naam werd, en zo is de straat nog steeds bekend.);
Bridge street (Nederlands: ‘Brugstraat’);
Broadway (Nederlands: ‘Bre(e)de Weg’);
Wall Street (Nederlands: ‘Walstraat’; hier liep de muur die men rond de stad had aangelegd om deze te beschermen tegen invallen van Engelsen en indianen).

Diverse Nederlandse nederzettingen die in de zeventiende eeuw buiten de stad lagen, zijn inmiddels, inclusief hun naam, opgeslokt door New York en ‘gedegradeerd’ tot wijk/stadsdeel van deze stad. Veel van die nederzettingen waren door de Nederlandse kolonisten vernoemd naar een stad of dorp in Nederland. Toen de nederzettingen wijken of stadsdelen van New York werden, behielden ze vaak min of meer hun oude Nederlandse naam:
Brooklyn (genoemd naar ‘Breukelen’);
Bushwick (heette oorspronkelijk ‘Boswijck’);
Flushing (genoemd naar ‘Vlissingen’);
Gravesend (waarschijnlijk genoemd naar ‘’s-Gravensande’);
Harlem (genoemd naar ‘Haarlem’);
New Utrecht (genoemd naar ‘Utrecht’).

Sommige wijken/stadsdelen van New York zijn vernoemd naar Nederlandse kolonisten, bijvoorbeeld The Bronx en Yonkers.
The Bronx is genoemd naar Jonas Bronck, die in 1639 eigenaar van een gebied ten noordoosten van Manhattan werd, dat al vlug ‘Bronck’s Land’ en later The Bronx werd genoemd. Jonas Bronck is van geboorte een Zweed. Mag je hem wel een Nederlandse kolonist noemen? Onder de Nederlandse kolonisten bevonden zich wel vaker kolonisten van buitenlandse origine. Die hadden zich eerder om godsdienstige en/of economische redenen gevestigd in de welvarende jonge opstandige Republiek met al zijn vrijheden en tolerantie. De buitenlanders integreerden snel en leerden de taal (beter: het plaatselijk dialect). Als ze de taal onder de knie hadden - toch wel een voorwaarde om te kunnen slagen in Nieuw-Nederland - konden ze de overstap wagen naar de kolonie aan oostkust van de VS.
Zo verging het ook Jonas Bronck. Deze ervaren zeeman vestigde zich in Amsterdam, waar hij op 6 juli 1638 trouwde met Teuntje Joriaens. Een jaar later reisden Bronck en zijn vrouw op het schip Brant van Troyen naar Nieuw-Amsterdam. Daar aangekomen maakte hij razendsnel carrière en werd een man van aanzien.
(De beroemde New Yorkse honkbalclub New York Yankees - met al lang overleden, maar nog altijd bejubelde spelers als Yogi Berra, Joe DiMaggio en Babe Ruth - speelt zijn wedstrijden in een prachtig stadion in The Bronx. Heel toepasselijk natuurlijk: de Jan-Kezen die spelen op het Nederlandse terrein van Jonas Bronck…)
♦ Adriaen Cornelissen van der Donck kreeg in 1645 van gouverneur Willem Kieft als dank voor bewezen diensten een stuk land buiten Nieuw-Amsterdam dat ‘kolonie Donck werd genoemd. Dat gebied was zo groot dat Van der Donk vanaf dat moment ‘jonkheer’ of ‘jonker’ werd genoemd. Eigenlijk was dat ten onrechte, want Van der Donck was niet van adel. Zijn land werd vervolgens Jonkers land (‘het land van de jonkheer’) genoemd, dat werd verkort en verengelst tot Yonkers.

Nederlandse namen liggen ook ten grondslag aan de namen van enkele eilanden in New York:
Coney Island (naar het Nederlandse ‘Conyne Eylandt’, ‘konijneneiland’);
Long Island (vertaling van het ‘Lange Eylandt’), waarin o.a. Brooklyn (van: ‘Breukelen’) en Queens liggen;
Staten Island (‘Staaten Eylandt’, genoemd ter ere van de Nederlandse ‘Staten-Generaal’);
Governors Island (naar de Nederlandse gouverneur Wouter van Twiller die het eiland - toen nog ‘Noten Eylandt’ geheten - kocht van de indianen).

Nadere informatie (naast het boek van Van der Sijs, waaruit het grootste deel van bovenstaande informatie is geput), ook over Nederlandse en Vlaamse plaatsnamen buiten New York: http://en.wikipedia.org/wiki/Toponymy_of_New_Netherland.

» Kadertekst 2: Van ‘Sinterklaas’ naar ‘Santa Claus’

Straatnaambord in New York: Saint Nicholas Avenue

Nicoline van der Sijs: “Sint Nicolaas of Sinterklaas is de goedheiligman die op de avond van 5 december, de dag voor zijn verjaardag, cadeautjes stopt in schoenen of kousen die kinderen bij de schoorsteen hebben geplaatst. In de Lage Landen wordt het Sint Nicolaasfeest al eeuwen gevierd. In de loop van de 16e eeuw kreeg de Reformatie steeds meer voet aan de grond in de Lage Landen. De katholieke heiligen, onder wie Sint Nicolaas, werden door de Reformatie afgezworen. In de 17e eeuw verboden zelfs enkele gemeenten het vieren van Sinterklaas. Desondanks bleef het feest zeer populair bij jong en oud. De Nieuw-Nederlanders hebben hun geliefde Sinterklaasfeest uit de Lage Landen meegenomen naar Amerika. Dat blijkt onder andere uit 17e-eeuwse rekeningen van kolonisten waaruit kan worden opgemaakt dat zij ‘sinterklaesgoed’ hadden gekocht. Zijn naam Sinterklaas veranderde in New York al snel in Santa Claus.”

Foto van Sinterklaas

“Zowel in Nederland en Vlaanderen als in de VS werd de mythe van Sinterklaas in de 19e eeuw uitgebouwd tot zijn huidige vorm, en dat gebeurde onafhankelijk en verschillend van elkaar. De belangrijkste stap in de VS werd gedaan op 23 december 1823 toen het nog steeds beroemde gedicht van Clement Clarke Moore werd gepubliceerd, getiteld ‘Twas the Night Before Christmas’. Hierin krijgt Santa Claus de meeste van zijn attributen. Bovendien werd het feest verschoven van 5 december naar 24 december. In 1863 tekende Thomas Nast voor Harper's Weekly een illustratie van Santa die bepalend is geweest voor zijn beeldvorming: een zeer gezette man met een witte baard en gekleed in een rood-wit pak. Dit pak werd in de jaren dertig van de twintigste eeuw overgenomen in reclames van Coca Cola, en vanaf dat moment werd het een onafscheidelijk onderdeel van Santa's outfit. Het moderne Nederlandse beeld van Sinterklaas is goeddeels het werk van Jan Schenkman, die omstreeks 1850 het vele malen herdrukte prentenboek ‘Sint Nikolaas en zijn knecht’ publiceerde, met de beginregels ‘Zie, ginds komt de stoomboot / Uit Spanje weer aan!’. Dat Sinterklaas per stoomboot komt, is een uitvinding van Schenkman. Ook was dit het eerste lied waarin de zwarte knecht van Sinterklaas voorkwam. En zo gingen in de loop van de 20e eeuw Sinterklaas en Santa Claus ieder hun eigen weg.”

“Sinterklaas en Santa Claus waren oorspronkelijk dus een en dezelfde figuur. Maar na verloop van tijd, vanaf de 19e eeuw, gingen zij zich los van elkaar verder ontwikkelen en kregen ze verschillende eigenschappen en attributen. Zo gaat het trouwens ook vaak met woorden, als die door een taal worden geleend van een andere taal. Aanvankelijk hebben de woorden in beide talen meestal dezelfde betekenis. Maar al vlug krijgen sommige geleende en/of sommige oorspronkelijke woorden nieuwe betekenissen, die de oorspronkelijke woorden niet hadden. Dan groeien de oorspronkelijke woorden en de leenwoorden dus uit elkaar.”

» Kadertekst 3: Het leukste woord: ‘poppycock’

Foto van meisje met in de ene hand een Nederlandse vlaggetje en in de andere hand een Amerikaans vlaggetje

Nicoline van der Sijs: “Wat mijn favoriete woord is dat de Amerikanen van ons geleend hebben? Dat is moeilijk kiezen, want de meeste woorden hebben wel een interessante geschiedenis. Maar wat ik een heel leuk woord vind, is poppycock ‘onzin’ - dat gaat terug op het Nederlandse poppekak, letterlijk ‘kak, stront van een pop’. Dat woord is in het Nederlands heel onbekend en ongebruikelijk, maar iedereen kent de variant poppestront en de uitdrukking zo fijn als gemalen poppestront, waarmee een streng gelovig iemand wordt bedoeld. In het Fries zegt men: hy is sa fyn as poppestront ‘hij is poepvroom, ultra-orthodox en een tikkeltje schijnheilig’. Poppestront komt in Nederlandse dialecten ook voor met de betekenis ‘nodeloze drukte, overdreven vriendelijkheid’; die betekenis heeft bijvoorbeeld het Limburgse póppesjtróntj. Wat een poppestront! betekent dan ‘wat een ophef!’, en de stap naar ‘wat een onzin!’ is dan snel gemaakt.”

» Kadertekst 4: ‘Dutch’: zuinig, onbeleefd en laf

Is Tiger Woods zuinig, onbeleefd en laf? Er stroomt volgens Wikipedia wel voor 1/8 deel Nederlands bloed door zijn lijf…

Is Tiger Woods zuinig, onbeleefd en laf? Er stroomt volgens Wikipedia wel voor 1/8 deel Nederlands bloed door zijn lijf…

Nicoline van der Sijs: “Uit de uitdrukkingen met het woord ‘Dutch’ komt een scherp beeld naar voren dat veel Amerikanen van Nederlanders hebben: dat is helaas een negatief beeld. Nu waren de Nederlanders bij de Britten al niet geliefd, vanwege de vele oorlogen tussen Nederland en Groot-Brittannië in de 17e eeuw. Maar de Amerikanen blijken ook zo de nodige vooroordelen over de Nederlanders te bezitten. Voor de Amerikanen blijkt de opvallendste eigenschap van de Nederlanders hun zuinigheid. In Amerika zijn dan ook de veelzeggende uitdrukkingen Dutch party, Dutch supper, Dutch treat ontstaan en to go Dutch, regionaal to Dutch it, die allemaal betekenen dat iedereen opdraait voor zijn eigen kosten.”

“Een tweede karakteristieke eigenschap van de Nederlanders is hun onbeleefdheid: ze zeggen onverbloemd wat bij hen opkomt (they talk like a Dutch uncle), en dat doen ze vaak ook nog in een onbegrijpelijk taaltje (that’s all Dutch to me). Ze maken enorme herrie (in het Amerikaanse slang: een Dutch concert of Dutch medley), ze praten onzin (in het slang: to talk Dutch), ze geven een standje (in het slang: een Dutch blessing), of ze barsten uit in woede (in het slang: een Dutch fit).”

“Ook worden lafheid en schande geassocieerd met Nederlanders: to take Dutch leave of to do the Dutch (act) is synoniem aan deserteren, waarbij to do the Dutch ook wordt gebruikt voor de ultieme ontsnapping, namelijk die aan het leven. To get in Dutch wil zeggen ‘in ongenade of uit de gunst raken’, in het slang ook ‘in de problemen raken’. Daarentegen zijn Nederlanders kennelijk niet snel van hun stuk te brengen, volgens de Amerikanen althans, want zij zeggen to beat the Dutch als iets heel verbazingwekkend, verrassend of extreem is.”

 

» Kadertekst 5: Het westelijk gekleurde Nederlands (‘Leeg Duits’) in de VS in de 17e en 18e eeuw

Fragment van de kaart ‘Novi Belgii Novaeque Angliae’ (Novi Belgii = Nieuw-Nederland) van Nicolaes Visscher uit plm. 1685.

Fragment van de kaart ‘Novi Belgii Novaeque Angliae’ (Novi Belgii = Nieuw-Nederland) van Nicolaes Visscher uit plm. 1685.

Nicoline van der Sijs: “De meeste kolonisten die in de 17de eeuw vanuit Nederland naar de oostkust van Amerika trokken, waren afkomstig uit de provincies Noord-Holland en Utrecht. In die provincies woonden trouwens ook veel Vlamingen, die vanaf het eind van de 16e eeuw waren gevlucht voor de Spanjaarden. In de VS (en misschien ook al in de noordelijke Nederlandse steden waar de kolonisten vandaan kwamen) vond toen een sterke dialectnivellering op. Dat wil zeggen dat de sprekers van die verschillende Nederlandse dialecten hun taalgebruik aan elkaar aanpasten om beter met elkaar te kunnen communiceren. Hierdoor verdwenen de opvallendste kenmerken van de afzonderlijke dialecten. De taal bevat veel kenmerken uit het Hollands-Utrechts stadsdialect, vooral het Amsterdams. Die overzeese variëteit van het Nederlands aan de oostkust van Amerika, op zo’n 6.000 km van Nederland, werd na verloop van tijd Leeg Duits, Laag Duits of Low Dutch genoemd.”

“De Hollands-Utrechtse dominantie in het Nederlands van de Amerikaanse oostkust blijkt bijvoorbeeld uit het gegeven dat de klank aa enigszins oo-achtig werd uitgesproken. Dat verklaart waarom een aantal Nederlandse leenwoorden die in het tegenwoordige Standaardnederlands worden geschreven met -a(a)-, in het Amerikaans-Engels als -o- of -aw- zijn overgenomen. Dat zie je in woorden als boss (van ‘baas’) en coleslaw (van ‘koolsla’). Veel mensen denken trouwens dat coleslaw typisch Amerikaans is, maar dat klopt dus niet. De invloed van het Hollands-Utrechts, en dan vooral van het Amsterdams, vind je ook terug in de persoonlijk voornaamwoorden. In de 17e eeuw circuleerden in het Nederlandse taalgebied veel vormen van de tweede persoon enkelvoud en de derde persoon meervoud. Maar in het Nederlands van de oostkust van de VS werden jij/je en hullie (‘zij’) gebruikt en die zijn afkomstig uit Hollands-Utrechtse dialecten.”

Fragment van een afbeelding van Nieuw-Amsterdam / New York op het zuidelijk puntje van Manhattan in 1673, gepubliceerd in de atlas ‘Hecatompolis’ van Peter Schenk uit 1702.

Fragment van een afbeelding van een deel van Nieuw-Amsterdam / New York op het zuidelijke puntje van Manhattan in 1673, gepubliceerd in de atlas ‘Hecatompolis’ van Peter Schenk uit 1702.

“We kennen wel wat woorden, maar hoe het Leeg Duits er als complete taal uitzag, weten we niet. Het Leeg Duits is namelijk ongeveer een halve eeuw geleden uitgestorven. Toen de taal nog bestond, is er weinig wetenschappelijk onderzoek naar verricht en daarom weten we eigenlijk heel weinig van het Leeg Duits. Charles Gehring, directeur van het New Netherlands Institute in New York, heeft zijn dissertatie uit 1973 gewijd aan het Nederlands dat in 17e- en 18e-eeuwse documenten werd gebruikt aan de bovenloop van de Hudson en de benedenloop van de Mohawk. Maar dat gaat dus om geschreven (documenten-)Nederlands en niet om gesproken Leeg Duits.”

“Maar er is hoop! Die is gevestigd op een Notebook dat is geschreven door een zekere Walter Hill. Tussen 1870 en 1890 verzamelde deze schoolmeester gegevens over het Leeg Duits tijdens gesprekken met sprekers van die taal. Zijn Notebook omvat ongeveer honderd pagina’s met aantekeningen en is het omvangrijkste overgeleverde document van het Leeg Duits. Maar er is een probleem met dit Notebook. Het werd door Lawrence van Loon, kleinzoon van Walter Hill, geschonken aan de New York State Historical Association. Deze Van Loon was zeer geïnteresseerd in de overblijfselen van het Nederlands en de Nederlanders aan de Amerikaanse Oostkust, en hij deed daarover verschillende publicaties het licht zien. Eind jaren tachtig toonden Charles Gerhing en anderen echter aan dat een aantal van deze publicaties vervalst waren. Daarmee werd het door Van Loon geschonken Notebook van Hill natuurlijk ook verdacht. (Noot van de redactie: taalkundige Jaap van Marle stelt in Taalschrift van november 2003, http://taalschrift.org/reportage/000303.html, dat het Notebook een vervalsing is.) Momenteel doet de historicus Van Cleaf Bachman in Amerika onderzoek naar de authenticiteit van het Notebook, en het lijkt erop, als ik het goed begrepen heb, dat het Notebook geen vervalsing is! Dus wie weet komen we toch nog meer te weten over het Leeg Duits.”
 

» Kadertekst 6: Het oostelijk en centraal gekleurde Nederlands in de VS in de 19e en 20e eeuw

Hoe donkerder een gebied, des te hoger het percentage van Nederlandse Amerikanen. Bron van het (ongesplitste) kaartje: http://www.valpo.edu/geomet/pics/geo200/pct_dutch.pdf

Hoe donkerder een gebied, des te hoger het percentage van Nederlandse Amerikanen. Bron van het (ongesplitste) kaartje: valpo.edu

In tweeën gesplitst kaartje van de VS uit de Census 2000, dat toont waar Amerikanen wonen die claimen dat ze een Nederlandse afkomst hebben.

In tweeën gesplitst kaartje van de VS uit de Census 2000, dat toont waar Amerikanen wonen die claimen dat ze een Nederlandse afkomst hebben.

Nicoline van der Sijs: “Hoe het Nederlands uitzag van die tweede stroom immigranten vanaf de 19e eeuw? Zij spraken thuis dialect en kenden het Standaardnederlands vaak alleen via de kerk. En ook bij hen trad dialectnivellering op. De immigranten uit de 19e eeuw, die in het Middenwesten van Amerika nieuwe plaatsen stichtten onder Nederlandse namen zoals ‘Holland’, ‘Zeeland’, ‘Groningen’ en ‘Drenthe’, waren vooral afkomstig uit het midden en noordoosten van Nederland - terwijl die uit de 17e eeuw, zoals we al zagen, uit het westen van Nederland kwamen. De 19-eeuwse immigranten spraken vooral (plattelands)dialecten uit het Gelders-Utrechts-Zuid-Hollandse dialect en dialecten uit (noord)oost-Nederland. Het genivelleerde Nederlands dat zij spraken was, grof gezegd, oostelijk of centraal gekleurd.”

“Ook waren de beweegredenen om naar Amerika te immigreren verschillend. In de 19e en 20e eeuw trokken vele honderdduizenden mensen van Europa naar Amerika om verschillende redenen. Velen van hen wilden ontsnappen aan de bittere armoede en hongersnoden in Europa. Anderen voelden zich in hun land gehinderd in het beleven van hun geloof. Tussen 1820 en 1949 trokken ruim 265.000 Nederlanders en Friezen naar de VS. Een enorm aantal, vele malen omvangrijker dan in de 17e en 18e eeuw. Velen van hen gingen in kleine gemeenschappen samenwonen, verspreid over heel Amerika, doorgaans aanvankelijk zonder te willen integreren in de Amerikaanse maatschappij. Maar er waren ook wel immigranten die onmiddellijk integreerden en midden tussen Amerikanen gingen wonen.”

“In de Nederlandse nederzettingen gaf men vaak het Nederlands nog enkele generaties door. Maar van begin af aan werd wel iedereen tweetalig, omdat het Engels in de VS de algemene omgangstaal was. Aanvankelijk was er een omvangrijke Nederlandstalige pers en werd er Nederlands op school gedoceerd. Maar vanaf ongeveer 1900 en vooral in de Eerste Wereldoorlog verloor het Nederlands steeds meer terrein, ook als thuistaal. Dat kwam onder andere doordat de Nederlanders steeds beter opgeleid werden en hogere posities gingen bekleden - waarvoor ze uiteraard goed Engels moesten kennen.”

» Kadertekst 7: ‘Speed dating with the Low Countries’ (New York, 10 en 11 september 2009)

Afbeelding poster ‘Speed dating’

Op 10 en 11 september 2009 organiseert de Nederlandse Taalunie samen met Columbia University en Flanders House twee culturele evenementen in New York: Speed Dating with the Low Countries - Cultural Encounters with Flanders and the Netherlands. Het doel is om het Amerikaanse publiek op een ludieke manier kennis te laten maken met de Nederlandse taal en de Nederlandstalige cultuur.

Op 10 september kan het aanwezige publiek zijn eigen programma samenstellen. In verschillende ruimtes vinden verschillende culturele ‘speed dates’ plaats en het publiek kan drie sessies uitkiezen. Deze dag wordt ook het nieuwe boek gepresenteerd van historisch taalkundige Nicoline van der Sijs dat in dit Taalschriftnummer wordt voorgesteld: ‘Cookies, Coleslaw, and Stoops. The Influence of Dutch on the North-American Languages’. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geeft het boek cadeau aan alle aanwezigen. Nadere informatie over deze dag, inclusief het programma: http://taalunieversum.org/en/speed_dating.

Op 11 september treden Spinvis (uit Nederland) en Sarah Bettens (uit Vlaanderen) op in een avondvullende muzikale theatershow. Die dag laten ook Stefan Brijs, Joke van Leeuwen (zie: http://taalschrift.org/reportage/004533.html), Jan Rosseel, Peter Schoenaerts en Tommy Wieringa zien wat Nederland en Vlaanderen literair en/of cultureel in hun mars hebben. Nadere informatie over deze dag, inclusief het programma en een korte beschrijving van de genoemde personen: http://taalunieversum.org/en/cultural_encounters.

Extra links:
» http://taalunieversum.org/en: webpagina’s in het Taalunieversum over festiviteiten in New York op 10 en 11 september 2009.
» Zie ook: http://www.ny400.org/events/ny400-week-speed-dating-with-the-low-countries.
» http://www.ny400.org (Engels) of http://www.ny400.nl (Nederlands): de officiële website van de Nederlandse regering bij gelegenheid van NY400, de 400-jarige vriendschapsband tussen Nederland en de Verenigde Staten, die in 2009 wordt gevierd.

-----

Bibliografie:
Nicoline van der Sijs. Yankees, Cookies en Dollars. De invloed van het Nederlands op de Noord-Amerikaanse talen. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009. ISBN 978-90-8964-130-4; EUR 34,50; 15,6 x 23,4 cm; 328 pagina’s. Nadere informatie over dit boek: www.aup.nl/do.php?a=show_visitor_book&isbn=9789089641304.
Een Engelse vertaling van dit boek is gepubliceerd onder de titel Cookies, Coleslaw, and Stoops. The Influence of Dutch on the North-American Languages. ISBN 9789089641243. Nadere informatie over dit boek: www.aup.nl/do.php?a=show_visitor_book&isbn=9789089641243.

Overige literatuur en links

Overige literatuur:
» Jo Daan. Ik was te bissie… Nederlanders en hun taal in de Verenigde Staten. Zutphen: De Walburg Pers, 1987. Dit werk is te lezen via de DBNL: http://www.dbnl.org/tekst/daan001ikwa01_01/index.htm.
» DARE = Frederic G. Cassidy & Joan Houston Hall. Dictionary of American Regional English. Harvard University Press, 1985-…. Informatie over DARE: http://dare.wisc.edu.
» Charles Gehring. The Dutch Language in Colonial New York: An Investigation of a Language and Its Decline and Its Relationship to Social Change. Ph.D. dissertation, Indiana University, 1973.
» Jan Noordegraaf. ‘Vreemde woorden, valse vrienden. Over het woordenboek van het Leeg Duits (Low Dutch)’. In: Uit: Fons verborum. Feestbundel voor prof. dr. A.M.F.J. (Fons) Moerdijk aangeboden door vrienden en collega’s bij zijn afscheid van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie. Onder redactie van Egbert Beijk e.a. Leiden: Instituut voor Nederlandse Lexicologie & Amsterdam: Gopher 2009, blz. 73-83. ISBN 9789051796551. Dit artikel is te lezen via: http://dare.ubvu.vu.nl/bitstream/1871/13294/1/ArtikelFons8.pdf.

Overige links:
» http://taalunieversum.org/en/speed_dating: Taalunieversum-webpagina’s over festiviteiten in New York, 10 september 2009.
» http://taalunieversum.org/en/cultural_encounters/: Taalunieversum-webpagina’ over festiviteiten in New York op 11 september 2009.
» http://www.ny400.org (Engels) of http://www.ny400.nl (Nederlands): de officiële website van de Nederlandse regering bij gelegenheid van NY400, de 400-jarige vriendschapsband tussen Nederland en de Verenigde Staten, die in 2009 wordt gevierd.
» http://www.nnp.org: website van het New Netherlands Institute in New York (directeur: Charles Gehring) dat zich toelegt op de bestudering van de geschiedenis (ook de taal) van Nieuw-Nederland. De website heeft tal van interessante onderdelen:
http://www.nnp.org/vtour/index.html: biedt een virtuele tour door Nieuw-Nederland;
http://www.nnp.org/nni/Research%20&%20Education/Maps_files/descriptions.htm: toont veel 17e- en 18e-eeuwse kaarten en afbeeldingen van Nieuw-Nederland en Nieuw-Amsterdam.
» http://www.ekamper.net/newamsterdam: fraaie interactieve kaart van Nieuw Amsterdam (gemaakt door Peter Ekamper) die laat zien wie waar woonde in Nieuw Amsterdam in 1660.
» http://www.nos.nl/nosjournaal/dossiers/400_jaar_new_york: NOS-dossier ‘Nederland in New York’.
» http://www.valpo.edu/geomet/pics/geo200/pct_dutch.pdf (zie Kadertekst 6): kaart in pdf-formaat van de VS waarop te zien is waar volgens de Census 2000 Amerikanen wonen die claimen van Nederlandse afkomst te zijn.
» http://en.wikipedia.org/wiki/Toponymy_of_New_Netherland: Wiki-page met informatie over de namen van plekken in de kolonie Nieuw-Nederland (hoofdstad: Nieuw-Amsterdam, het latere New York).
» http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_Dutch_Americans: Wiki-page met de namen van beroemde Amerikaanse sterren die op de een of andere manier een Nederlandse achtergrond hebben of hadden: schilders (o.a. Willem De Kooning), acteurs en artiesten (o.a. Pamela Anderson, Humphrey Bogart, Marlon Brando, Robert DeNiro, Henry, Jane en Peter Fonda, Audrey Hepburn, Jack Nicholson, Bruce Springsteen, Meryl Streep, Lee Van Cleef, Alex en Eddie Van Halen) , politici (o.a. Franklin en Theodore Roosevelt), wetenschappers (o.a. Thomas Edison), sporters (o.a. Tiger Woods, afgebeeld in Kadertekst 4), journalisten (o.a. Walther Cronkite), enzovoorts.
» http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/collecties/atlantic_world/nederlanders_in_de_nieuwe_wereld: het Geheugen van Nederland met informatie over Nederlanders in Amerika.
» http://www.hollandmania.nl/content.jsp?objectid=2547: site van Museum De Lakenhal in Leiden, met informatie over het Pilgrimjaar 2009. In 2009 is het namelijk ook 400 jaar geleden dat uit Engeland vluchtten om zich in het godsdienstvrije Nederland, in Leiden, te vestigen. In 1620 vertrokken de Pilgrims naar de VS, waar zij nog steeds gezien worden als ‘the founding fathers’ van Amerika.
» http://taalschrift.org/reportage/000303.html: Taalschriftartikel ‘Toen cowboys en indianen Nederlands spraken’, van november 2003, een interview met Jaap van Marle, o.a. over het al of niet vervalste Notebook van Walther Hill met informatie over het Leeg Duits.
» http://taalschrift.org/reportage/000659.html: Taalschriftartikel ‘ABN was vooral een Hollandse uitvinding’, van september 2004, een interview met Nicoline van der Sijs over het ontstaan van onze Nederlandse standaardtaal.

-----

De foto’s van het meisje met de vlaggetjes, van het boekomslag en van Nicoline van der Sijs, en de rode streamers met witte tekst erin zijn gemaakt door Ben Salemans. De foto van de poster van het feest ‘Speed dating with the low countries’ (zie Kadertekst 7) komt van de site www.ny400.org. Het kaartje van de Census 2000 in Kadertekst 6 staat o.a. op de website www.valpo.edu/geomet van Valparaiso University (Indiana - VS ). Andere foto's zijn overgenomen van de site flickr.com.

-----

archief





print pagina

Door het gebruik van stijlbladen is geen aparte 'print pagina' nodig. Gebruik de 'print' functie van uw browser.



tekstgroottekleinmiddelgroot