“Straattaal is onze geheime code”
Hoe kijken jongeren die straattaal spreken zelf tegen hun taalgebruik aan? En wat doen ze als hun geheime woorden in bredere kring bekend worden? Onderzoeker Jiska Duurkoop zocht het antwoord bij Nederlandse straatbendes. Jongeren kwamen bij de onderzoeker thuis om erover te praten.
elkaar. Ze spreken over ‘popo’
in plaats van over politie
of over ‘wit’ in plaats van drugs.”
Ze willen onbekend blijven en dus heten ze X en Y. Ze hebben niet-Nederlandse wortels en behoren tot een aftakking van een Haagse bende die zich de Crips noemt. X is zeventien, Y is achttien jaar oud. Ze zijn op bezoek bij Jiska Duurkoop. De onderzoeker heeft pizza gehaald en iets te drinken om een informeel sfeertje te creëren. “Ze zijn op verzoek van een gezaghebbende figuur in hun kring naar mijn huis gekomen”, vertelt Jiska later. Eenmaal gewend aan de situatie, aan de onderzoeker, aan het spervuur van vragen, vertellen de jongens honderduit. Waarover? Over straattaal, of beter: hun ‘streettaal’. Wat straattaal precies is, is niet zo duidelijk want er bestaat weinig onderzoek over. Jiska Duurkoop wijdde er een studie aan. Die leidde haar naar de jeugdige leden van een Nederlandse straatbende.
het mooiste product van
de multi-etnische samenleving.”
Wat is straattaal precies?
“Dat weet eigenlijk niemand. Volgens mijn informanten is het in elk geval geen volwaardige taal”, weet Jiska Duurkoop. “Ik heb het aan X en Y gevraagd. ‘Nee!’ zeiden ze meteen. ‘Want als iemand geen ‘straat’ kan praten zoals wij het praten, dan kun je niet met hem communiceren. Street is net zoals Fries’. Ze zien straattaal meer als een dialect dan als een taal. ‘En hoe zien anderen jou dan als je praat?’ heb ik toen gevraagd. ‘We gebruiken veel gebaren, maar straattaal is toch geen gebarentaal’, antwoordden ze. ‘Je zegt veel met kracht: je praat hard. Dat is bedreigend, en dat snappen zij ook.’ Kracht gebruiken, volume en grote gebaren, dient om je aanwezigheid en je bedoelingen te benadrukken.”
We spreken het als we in nood zijnStraattaal is dus een dialect?
Jiska Duurkoop: “Dat kun je zo niet stellen. Grammaticaal gezien wijkt straattaal niet of nauwelijks af van de standaardtaal. Straattaal onderscheidt zich vooral door het woordgebruik, het eigen, groepsgebonden lexicon. Die woordenschat laat zich niet over een lange periode vastleggen, omdat ze snel verandert.” De kans is dus groot dat de onderzochte sprekers sinds Duurkoops onderzoek alweer nieuwe woorden hebben bedacht. En mogelijk zijn ze de bende ook al ontgroeid, en is die inmiddels aangevuld met nieuwe, jongere sprekers.
zichzelf met opzet in de marge.
Zo onderscheiden ze zich van
de massa, van de ‘gewone
burger’. (Fotobron: flickr.com)
Het algemene idee is dat straattaal vooral voorkomt in Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Utrecht. Maar het is best mogelijk dat straattaal ook in andere steden wordt gesproken. Duurkoop heeft straattaal in Vlaamse steden niet onderzocht. Onderzoek van andere wetenschappers lijkt echter uit te wijzen dat straattaal minder voorkomt in Vlaamse steden dan in Nederlandse steden.
Wie spreekt zoal straattaal?
Jiska Duurkoop: “Jongeren die zijn opgegroeid in het straatleven, zeggen de informanten. Die ‘zaken doen’, in veel onduidelijke handelingen verwikkeld zijn. Doorgaans zijn het jongeren die in een gevaarlijke wijk zijn opgegroeid, of, zo je wilt: in een risicovolle omgeving. Als je op die manier opgroeit, in het straatleven, dan heb je straattaal nodig.”
maar straattaal is toch geen
gebarentaal.”
(Fotobron: flickr.com)
Je bent voor je onderzoek echt de straat op gegaan. Waarom?
Jiska Duurkoop: “Ik had geen keuze. Ik wilde weten hoe straattaalgebruikers in de regio Haaglanden (Den Haag en omstreken) hun onderlinge taal zelf interpreteren. Ik wou weten wat straattaal nu echt is. Dan moet je het dus gaan vragen aan de gebruikers. Niet ik, maar zijzelf kwalificeren zich als straattaalspreker. Met straattaal plaatsen de sprekers zichzelf met opzet in de marge, in de periferie. Zo onderscheiden ze zich van de massa, van de ‘gewone burger’. Zodra hun taalgebruik wordt overgenomen door ‘het centrum’ is dat voor straattaalsprekers reden om hun strategie te wijzigen. Straattaal is namelijk een codetaal, en die werkt niet meer als zodanig als hij door iedereen wordt gebruikt.”
Hoe heb je de jongens gevonden met wie je voor je onderzoek hebt gesproken? Straatbendes staan niet bepaald te wachten tot er een onderzoeker voorbijkomt die ze te woord kunnen staan.
buitenstaanders uit te sluiten,
om je wereld onnavolgbaar te
maken.” (Fotobron: flickr.com)
Jiska Duurkoop: “Via via kwam ik in contact met iemand die mensen kende in het circuit van Haagse straatbendes. Van die jongens waren er twee bereid met mij te praten, op voorwaarde dat ze anoniem konden blijven. Daarom noem ik ze X en Y. Zij behoren tot een aftakking van een bende die zich de Crips noemt. Ik werd door hen met het nodige respect benaderd: als onderzoeker sta ik wat hen betreft ‘hoger’ dan zij. Met hun toestemming heb ik het gesprek met de voicerecorder opgenomen.”
Spraken ze straattaal tijdens het interview?
Jiska Duurkoop: “Nee. Dat hadden ze onderling ook al afgesproken: ‘Anders snapt zij het niet’.”
Wat heb je hun zoal gevraagd?
Jiska Duurkoop: “Ik heb ze gevraagd naar hun visie op straattaal. Hoe ze daar zelf tegenaan kijken. Ik wou van hen zelf horen wat straattaal precies is.”
En wat zeiden ze?
Jiska Duurkoop: “Toen ik om een definitie van hun taalgebruik vroeg, zeiden ze gewoon dat ze ‘straattaal’ gebruiken, of liever gezegd: ‘ streettaal’, ‘street’. Ze hebben het ook over ‘het praten van straat’. Straattaal heeft voor deze jongeren vooral een codefunctie, is vooral een codetaal. Ze zeggen: ‘Iedereen kan een code hebben, dat kun jij zelf ook met je vrienden.’ Maar het is niet de bedoeling dat iedereen dezelfde code heeft, want dan werkt die niet meer als groepstaal. Straattaal is echt bedoeld als geheimtaal. Ze zeggen: ‘We spreken het als we in nood zijn, onderling.’ Onnavolgbaarheid voor buitenstaanders is dan het belangrijkste motief.”
“Ze gebruiken straattaal om elkaar te waarschuwen: ze zijn zich er bijvoorbeeld van bewust dat telefoons getapt kunnen worden. Daarom spreken ze aan de telefoon over ‘popo’ in plaats van over politie, of over ‘wit’ als het gaat over drugs. Je kunt de taal gebruiken in nood: om te zorgen dat buitenstaanders je niet kunnen verstaan. De taal is een code, en vormt zo een grens tussen insiders en outsiders. Een motief om straattaal te gebruiken is het vaststellen van een groepsgrens, met behulp van taal.”
Straattaal is meer dan prestige zoeken
Wanneer gebruiken ze die geheime codetaal?
Jiska Duurkoop: “Ze zeggen: ‘Met je vrienden, mensen die je vertrouwt, met wie je zaken doet. De straatcode is het belangrijkste, die gebruik je voornamelijk in nood. Er is iemand anders bij! Daarom gebruik je straattaal!’ Je gebruikt deze taal dus om buitenstaanders uit te sluiten, om je wereld onnavolgbaar te maken voor hen. Een echte spreker onderscheidt zich door het doel, de mate en de wijze van het gebruik. Hun inspiratiebronnen zijn de Crips en de Bloods in de Verenigde Staten: bendes die een voorbeeld geven op het gebied van gangsterleven en kleding. Zowel hun verbale als hun non-verbale communicatie wordt door Nederlandse straattaalsprekers opgepikt.”
de Crips in de Verenigde
Staten.” (Fotobron: flickr.com)
Hoe leren jongeren straattaal?
Jiska Duurkoop: “Je moet in het ‘streetlife’ zitten om tot een bepaalde subcultuur door te dringen, en straattaal echt te leren beheersen. De woorden halen ze uit verschillende talen. Om te beginnen uit het Nederlands, ‘maar dan draaien wij de woorden’ waardoor een woord in straattaal een andere betekenis krijgt. Verder gebruiken ze woorden uit het Amerikaans-Engels, Surinaams / Sranan Tongo, Papiaments, Marokkaans-Arabisch. Ze bedenken zelf ook nieuwe uitdrukkingen en woorden. Ik zei bijvoorbeeld: het straattaalwoord voor ‘schoen’ is toch ‘pata’? Maar dat had ik verkeerd: ten eerste vonden ze ‘pata’ geen mooi woord, ten tweede kende onderhand iedereen het, dus was er een nieuw woord nodig. Zo hebben ze zelf ‘shoeba’ bedacht.”
Ze veranderen woorden dus zelf?
Jiska Duurkoop: “Ja. Dat doen ze als het nodig is, omdat iedereen het bestaande woord kent: als zij de code te wijd verbreid achten. Soms vinden ze het nodig om voor nieuwe begrippen nieuwe woorden te bedenken. Ook wanneer ze het eerder bedachte woord niet mooi vinden, dus. Is van dit soort factoren geen sprake, dan kan een woord heel lang onveranderd gebruikt blijven.”
Als er geen buitenstaanders bij zijn, spreken deze jongeren dan onderling geen straattaal?
Een schoen, dat is 'shoeba'
Jiska Duurkoop: “Ze vinden zelf van niet: een ‘echte spreker’ gebruikt straattaal alleen als code in bepaalde situaties. Ze geven zelf aan dat er nadelen zijn verbonden aan straattaal. Daarom bakenen ze af op welke momenten ze in elk geval geen straattaal gebruiken. In formele situaties. Wanneer ze in de maatschappij iets willen bereiken: in de schoolbanken, tijdens stages en als je aan het werk bent moet je geen straattaal gebruiken. En je gebruikt ook geen straattaal in een omgeving waarin ‘respect voor mensen die hoger zijn’ van je wordt verwacht.”
Straattaal lijkt voortdurend te veranderen. Er is ook niet één straattaal.
‘damsko’? En ‘takkiet’ zij wel
eens ‘tattalands’? (Fotobron:
flickr.com)
Jiska Duurkoop: “Er bestaan veel misverstanden over deze materie: er is maar één straattaal, met één woordenschat die onveranderlijk is, je kunt ‘de’ straattaal leren... Hiermee zijn de sprekers zelf het totaal oneens. Sterker, zij vinden deze gedachtegang onzinnig: wanneer de betekenis van een woord breed verbreid raakt, dan vervalt die wat hen betreft. Dan is het woord verplaatst van de marge naar het centrum, en dan is het niet meer nuttig. Wanneer iedereen een woord kent, dan vervangen zij het meteen. Zo verandert gaandeweg de woordenschat.”
Is een straattaalwoordenboek denkbaar?
Jiska Duurkoop: “Het antwoord kun je nu wel raden. Het heeft geen zin om een straattaalwoordenboek op te stellen: voordat je het hebt samengesteld en gedrukt, zijn de meeste woorden al oud.”
Eigenlijk kun je op basis van wat de jongeren in je onderzoek zeggen dus geen algemene uitspraken doen over straattaal.
Jiska Duurkoop: “Nee, zeker niet. Ik heb de jongens gevraagd naar hún visie op straattaal. Die heeft alleen op hen betrekking. Ik kan hun interpretatie van straattaal niet eens generaliseren naar de groep waarin zij zitten, want ik weet niet of die interpretatie voor de hele groep opgaat. Het fenomeen straattaal is extreem dynamisch, want het is groeps-, gespreks- en individu-gebonden. Die dynamiek zit hem vooral in het lexicon, de woordenschat. Het woordgebruik ligt niet vast, is niet overal hetzelfde. Het hangt af van de situatie waarin de spreker zit. Daardoor kun je als onderzoeker nauwelijks algemene conclusies trekken uit je taalkundige onderzoeksresultaten, of een woordenschat vastleggen.”
zin een straattaalwoordenboek
op te stellen. De woorden
verdwijnen en veranderen
te snel.”
De media hebben de laatste tijd veel aandacht voor straattaal. Hoe komt dat?
Jiska Duurkoop: “Uit angst. Angst dat het Algemeen Beschaafd Nederlands ten onder gaat. Angst van docenten dat de taalvaardigheid van hun leerlingen eronder zal leiden. En angst bij ouders dat ze hun kinderen niet meer zullen kunnen verstaan.”
Uit het onderzoek Jeugd en Taal van vorig jaar bleek dat jongeren hun taalgebruik heel functioneel bekijken. Blijkbaar passen ze dat ook toe op straattaal.
Jiska Duurkoop: “Zoals ik al eerder zei, bakenen straattaalsprekers af wanneer ze in elk geval geen straattaal gebruiken. Die duidelijke norm vind ik opmerkelijk: ze zijn wel degelijk zo ambitieus dat ze iets willen bereiken in het leven, om normaal werk te gaan doen. Je gebruikt geen street wanneer het in je nadeel werkt, zoals op school en op je werk. Overigens heeft het geen zin om street buiten ‘de straat’ om te gebruiken: wanneer er niemand is die moet worden buitengesloten. Je gebruikt straattaal alleen als het nodig is, en niet in alledaagse maatschappelijke contacten, want ‘met straattaal kunnen we niks bereiken’. Belangrijk vinden ze dat ze de normale standaardtaal kunnen spreken: ‘Anders vergeet je je eigen taal’. Een echte spreker kan schakelen, weet wanneer hij straattaal wel of niet moet inzetten. Als je niet meer kunt schakelen, is je ‘vloeiende Nederlands’ in gevaar, en dat is zeker niet de bedoeling.”
Straattaal spreek je als je geheimtaal nodig hebt
Wat vind je zelf zo interessant aan straattaal?
Jiska Duurkoop: “Ik vind dat er echt meer onderzoek moet worden gedaan, want straattaal is ingewikkeld. Straattaal is actueel, dynamisch, een interessant fenomeen, en als je wilt: het mooiste product van de multi-etnische samenleving. Het is een levende taal, ook in die zin dat de taal echt leeft onder de sprekers, en onder de buitenstaanders die er in het dagelijks leven mee te maken krijgen. Alleen al daarom moet het fenomeen nader worden onderzocht.”
-----
Jiska Duurkoop nam in 2008 bij haar thuis in de keuken interviews af met Jongen X en Jongen Y, straattaalsprekers en leden van een bende in Den Haag. Ze deed haar onderzoek voor Taal- en Cultuurstudies aan de Universiteit Utrecht, Onderzoeksgroep Variatielinguïstiek.
Onderzoeksresultaten en citaten van de twee straattaalsprekers zijn afkomstig uit:
Jiska Duurkoop: ‘Straatpraat’, Straattaal belicht vanuit drie verschillende perspectieven, bachelorscriptie 2008.
Taal- en Cultuurstudies, Universiteit Utrecht.
Eigen hoofdrichting: Taal- en Communicatie
Onderzoekproject Straattaal
Onderzoeksgroep Variatielinguïstiek
Begeleider dr. Jacomine Nortier
-----
Meer lezen over straattaal? Lees dan o.a. het artikel ‘Straattaal lonkt naar Groene Boekje’ van Mieke Zijlmans in Taalschrift van maart 2004: http://taalschrift.org/reportage/000485.html.
-----
» Kadertekst 1: Een kwestie van prestige
Waarom gebruiken jongeren straattaal? En zullen ze dat altijd blijven gebruiken? Vier opvallende kenmerken van straattaal.
1. Als jongeren geen geheimtaal nodig hebben, spreken ze geen straattaal
Jiska Duurkoop: “De toekomst van straattaal hangt volgens Jongen X en Jongen Y samen met de behoefte aan een codetaal. Duidelijke antwoorden over de levensduur van de taalvariëteit worden er niet geformuleerd, maar des te stelliger is Jongen X over het universele karakter van straattaal. Spanje en Frankrijk zouden ook hun eigen mengtalen als straattaal kennen. De vormgeving van de straattalen loopt echter nogal uiteen: Jongen X beschrijft dat Franse straattaal voor de niet-spreker helemaal niet meer te volgen is (een taal op zich lijkt), terwijl Nederlandse straattaal voor de buitenstaander nog een beetje te begrijpen is.”
2. Straattaal spreken is meer dan prestige zoeken
Jiska Duurkoop: “Straattaal wordt gebruikt om prestige mee te verwerven of om de communicatie mee af te schermen en het territorium te begrenzen. De sprekers die straattaal hanteren om de onderlinge communicatie voor de buitenstaander onnavolgbaar te maken, interpreteren straattaal meestal als een codetaal. Deze interpretatie is volgens de informanten de enige juiste: diegenen die de taalvariëteit niet gebruiken om haar codefunctie, maar bijvoorbeeld enkel uit prestigeoverwegingen, zijn niet te kwalificeren als ‘echte spreker’.”
3. Straattaal spreek je niet met een volwassene
Jiska Duurkoop: “De jongeren stellen dat het straattaalgebruik afhangt van de gesprekspartner. Straattaal spreek je tegen bevriende leeftijdgenoten en enkel wanneer de omstandigheden hiertoe aanleiding geven. Uit respect en met het oog op de verstaanbaarheid wordt de taalvariëteit niet gebruikt tegenover volwassenen en niet op andere plekken (als school) dan op straat.”
4. Met straattaal baken je een territorium af
Jiska Duurkoop: “Over de persoonlijke aanleiding voor het gebruik van straattaal, zijn de sprekers heel duidelijk: dit had te maken met het karakter van de wijk. Het feit dat er hier veel bendevorming plaatsvond, zette hen ertoe aan een talige manier te zoeken om het territorium te markeren.”
Jiska Duurkoop: ‘Straatpraat’, bachelorscriptie 2008. Taal- en Cultuurstudies, Universiteit Utrecht.
» Kadertekst 2: Ganga hoe die appie aftankt!
Straattaal herken je vooral aan het woordgebruik. Daarom worden er geregeld pogingen ondernomen om woordenlijstjes aan te maken. Zie bijvoorbeeld http://www.straatwoordenboek.nl of http://mediatheek.thinkquest.nl/~jre0184/woordenboek.php of http://forum.fok.nl/topic/708449.
Opvallend aan deze woordenlijsten is dat veel woorden al jaren geleden zijn opgetekend. De kans is dan ook heel groot dat ze compleet verouderd zijn. Omdat straattaal een codetaal is, omdat het oogmerk ervan is niet-sprekers buiten te sluiten, is de kans groot dat de sprekers die straattaal nodig hebben inmiddels in eigen kring alweer andere woorden hebben bedacht.
De volgende straatwoorden tekende journalist Toon Beemsterboer op in Rotterdam:
Abee: vriend
Aftanken: heel veel drinken
Appie: kerel / man / broer
Asserix en boebelix: billen en borsten
Blok: sukkel
Damsko: Amsterdam
Dissen: disrespectvol behandelen
Doekoe: geld
Fakkel: joint
Ganga: gruwelijk
Hizz: slet
Ill: tof
Ippi: politie
Joepen: vrijen
Loezoe: weg
Mitti: meid
Mos: jongen
Nakkoe: niks
Nogro: racist
Oetoe: sukkel
Ollo: gat
Panna: dronken
Pisang: plassen
Rampa: gevecht
Roffa: Rotterdam
Skeer: blut
Sma: meisje
Stibbi: stijve
Takkie: praten
Tatta: kaaskop
Tattalands: Nederlands
Wallah: ik zweer
Reacties
Veel betekenissen in de lijst
Veel betekenissen in de lijst zijn fout. Daarnaast verandert het niet zoveel.
Als er verandering is is het vooral omdat het in een andere stad word gesproken.
Veel woorden worden afgeleid van een bestaande taal, zoals abe (afgeleid van abi in het Turks wat broer betekent)
hoi
hey ik ben vinvis (dat is niet mijn echte naam) ik ben 11 jaar ik wil straattaal leren ik heb die docomontere van rauw en puur van de gangstermeisjes gezien en ik wil dat ook worden wie kan mij helpen stuur dan please iets naar mijn hotmail om mij het te leren mijn email is vinvis012@live.nl
het is "loesoe" en niet
het is "loesoe" en niet "loezoe"
'ik zweer' betekent Wollah.
'ik zweer' betekent Wollah. niet Wallah ;)