Verrijkt straattaal de Nederlandse taal of maakt ze haar kapot?

Discussie
I. El Hadioui, stadssocioloog

Gaat het Standaarnederlands kapot aan straat- en chattaal? “Er zijn jongeren die gemakkelijk kunnen ‘switchen’ van straattaal naar standaardtaal”, weet stadssocioloog Iliass El Hadioui. “Maar het grote probleem is dat lager opgeleide jongeren die ‘switch’ niet kunnen maken.” Dat is een gevaar voor onze standaardtaal én voor de kansen van die jongeren in onze maatschappij. Denkt u daar ook zo over?

Taal staat nooit stil. Altijd ontstaan er nieuwe woorden, nieuwe constructies en nieuwe betekenissen, en die zijn altijd gekoppeld aan culturele opvattingen, aan een geografische omgeving en aan de mentaliteit van de mensen die ze spreken en schrijven. Taal draagt cultuur in zich en cultuur brengt taal voort. Om die reden hebben samenlevingen altijd het belang van taal benadrukt. Taal maakt een gemeenschappelijke identiteit van een samenleving mogelijk.

Taal kan binden, maar taal kan ook uitsluiten. Soms ervaart men een taalvernieuwing of taalvariatie (bijvoorbeeld een dialect, een tongval of een accent) als een creatieve verrijking van een taal, als een exotische bijdrage daaraan. Tegelijkertijd zien sommigen die taalvariatie als een bedreiging of een ondermijning van de (standaard)taal. Anders gezegd: mensen kunnen taalvernieuwing ervaren als een positieve ontwikkeling, als een vooruitgang, maar ook als een negatieve ontwikkeling, als een taalachterstand of taalachteruitgang.

Is straattaal een taal? Is het een nieuwe taal of is het samengesteld uit onderdelen die al bestonden? Vervangt het een bepaalde taal of voegt ze slechts iets toe? Vooral in de grote Nederlandse steden lijkt straattaal onvermijdelijk plaats te hebben genomen in de supermarkt der talen. Inderdaad, een deel van de jongerenpopulatie in de grote steden communiceert dag in dag uit in een taal die onverstaanbaar is voor veel andere bewoners van Nederland. Is die straattaal onderdeel van de Nederlandse taal of verschilt die daar te veel van?

Straattaal heeft zo zijn eigen kenmerken. Allereerst is het een bricolage-taal. Het is een nieuwe taal, gemaakt uit bestanddelen afkomstig uit bestaande talen. De Nederlandse taal vormt de basis, maar veel woorden en uitdrukkingen komen voort uit Surinaamse, Marokkaanse en Engelse woorden en uitdrukkingen. Opvallend is verder aan straattaal dat aanwijzende voornaamwoorden als die en dat structureel verkeerd worden toegepast. Straattaalsprekers zeggen haast alleen die: die meisje, die boek, die huis…. In de geschreven straattaal overtreden of negeren ze veel spellingregels van de standaardtaal: veel woorden worden verkort of anders geschreven. De oorzaak ligt vaak in het chatten. Onder invloed daarvan veranderen woorden van vorm: toch wordt tog, even wordt effe, hoe is het? wordt hoeist? Ten slotte is straattaal ook een mannelijke taal: de toon en woorden verwijzen naar een stoere, flitsende, macho leefstijl.

Straattaal is een product van de stedelijke straatcultuur onder jongeren. Er zijn jongeren die gemakkelijk kunnen ‘switchen’ van straattaal naar standaardtaal. Maar het grote probleem is dat er ook jongeren die zijn die ‘switch’ niet kunnen maken. Dat zijn vaak lager opgeleide jongeren. Bij hen heeft het gebruik van straattaal tot gevolg dat het hun kennis en beheersing van de standaardtaal ondermijnt. Anders gezegd: onder invloed van straattaal gaan die lager opgeleide jongeren slechter Nederlands spreken en schrijven. Uiteindelijk zal dat negatieve gevolgen hebben voor hun kansen in onze formele maatschappij waarin immers de standaardtaal Nederlands de hoofdrol speelt.