Wat moet je zeggen om verkozen te worden?
Het is verkiezingstijd. Nederland stemt op woensdag 9 juni, België gaat op zondag 13 juni naar de stembus. Hoe kunnen politici de meeste kiezers lokken? Wat moeten ze zeggen om verkozen te worden? Exclusief in dit Taalschriftnummer: de tips en tricks van communicatiespecialist én literaire alleskunner Herman Brusselmans.
Zet een groep idioten bij elkaar en ze ontwikkelen een eigen taaltje. Je hebt in het voetbalmilieu de trainer die na de wedstrijd zegt: ‘Ik denk dat ik zeg maar niet weet waarom we verloren hebben maar, denk ik, dat we, als de bal rond was geweest, zeg maar gewonnen konden hebben.’ Je hebt de bassist van een rockgroep die mompelt, nadat hij eerst een halve kilo coke heeft opgenipt en een fles wodka in z’n neus heeft gestoken: ‘Op onze nieuwe CD wilden we zeg maar alles wat muziek tot in de diepste zenuwen kan raken op een manier waarop we onvoorbereid de studio ingingen laten vastleggen zonder dat we geloof ik maar één moment getwijfeld hebben aan wat we met onze muziek eigenlijk willen.’ Je hebt de televisiemaker die in het programma van een andere televisiemaker komt broddelen: ‘Mijn nieuwe dertiendelige reeks zal zeg maar de behoeften en de noden van een hele te lang vergeten bevolkingsgroep in beeld brengen in episoden van ongekende samenhang waarbij de opeenvolging een belangrijke rol speelt, en dat is mijn eigen overtuiging.’ Je hebt de mode-ontwerpers die stotteren, de plastische kunstenaars die mekkeren, de radio-dj’s die hakkelen, en de schrijvers kunnen er ook wat van. Zo zei ik, de eminentste schrijver van Vlaanderen, laatst nog: ‘Mijn nieuw roman is eigenlijk geen roman maar wel de beste roman die ik ooit geschreven heb’, al zei ik dit nadat ik drie nachten niet geslapen had, in die tijd met moeite een kwart broodje kaas had gegeten, zeven keer na elkaar m’n vrouw achterwaarts in de poes had genaaid en een halve emmer iets te sterke koffie verkeerd had opgezopen.
Maar de kroon wordt uiteraard gespannen door de politici. Zoals die uit hun nek kunnen lullen kunnen zelfs de Zeikende Neklullers het niet, een carnavalsgroep uit Zaandam. Op hun best zijn de politici wanneer er verkiezingen op komst zijn. Dan halen ze hun fijnste retorische wantalent uit de kast om de kiezers, die hen in wezen geen fuck kunnen schelen, aan hun zijde te scharen. Zowel in Nederland als in België zullen de verkiezingen van deze lente besmeurd en aan flinters gerukt worden door de voorafgaande praatjes van de politici, op tv, op de radio, in de bladen, in de verkiezingsfolders, op straat ‘tussen de mensen’, en allicht ook in de huiskamers van de politici, als ze hun speech oefenen op hun vrouw en zeggen: ‘En daarom, beste kiezers, kunt U maar beter voor mij stemmen omdat mijn programma niet enkel een stap voorwaarts is maar ook twee stappen voorwaarts als je de tussenstap meetelt die ervoor zal zorgen dat de sociale zekerheid tegemoet komt aan de noden en de eisen van zowel de bijstandsmoeder als de junk die te wijten aan z’n werkloosheid geen vroegtijdige pensionering mag aanvragen zeg maar’, waarop z’n vrouw kreunt: ‘Job, zullen we naar bed gaan, de verkiezingen zijn pas over drie dagen.’
Ik kreeg gisteren een folder in de bus van de Vlaamse neokatholieke, semirechtse, gematigde randpartij VPF, en daarin orakelde de voorzitter, de heer Jean-François Dollemans: ‘De VPF staat voor alles waar de andere partijen, en dan denk ik vooral aan de partijen die het niet met ons eens zijn, niet voor staan, tenzij ze, wat ik hen aanraad, de statuten van de VPF zouden omarmen, wat ze niet doen, en waarom? Omdat de VPF durft te zeggen wat niemand eerder zei, wat ik, als voorzitter, niet kan verklaren, hoewel ik met mijn vorige verklaringen een poging heb gedaan, die echter, onder de invloed van de huidige politieke constellatie, teniet werd gedaan door stemmen uit zowel linkse- als centrumhoek, en als ik zeg stemmen bedoel ik wel degelijk het soort stemmen dat niet nadenkt voor het spreekt en bij dat spreken de drang van de VPF tot voorzichtige vernieuwing, zij het op conservatief-behoudende basis, niet enkel in een kwaad daglicht probeert te stellen, maar ook, en dat is het nog het ergste, ontkent met alle middelen die niet geoorloofd zijn, althans niet in mijn ogen als voorzitter van de enige partij in ons land die zonder na te denken weet waar het op staat, en vooral waar het niet op staat ten opzichte van de eisen en de voorkeuren van onze kiezers.’ Nadat ik dit exposé drie keer na elkaar had gelezen besloot ik om niet voor de heer Dollemans of enige van zijn geestesgenoten te stemmen.
Nee, dan zou ik, mocht ik op de koop toe in Nederland wonen, nog eerder stemmen voor Geert Wilders en zijn Partij voor de Vrijheid. Zoals Geert Wilders z’n doelstellingen formuleert, zo zou het de regel en niet de uitzondering moeten zijn in de hedendaagse politiek. Ik hoorde hem niet lang geleden, in het programmaonderdeel De Jakhalzen, op tv zeggen: ‘Ik ben niet tegen de moslims, ik ben tegen de islam. Zoals ik ook niet ben tegen whisky, maar wel tegen alcohol. En ik ben ook niet tegen neuken, maar wel tegen penetratie. En ik ben niet tegen vloeken, maar godverdomme wel tegen onzin uitkramen. Wil je me nu excuseren? Ik moet me gaan verschuilen, want met de islam ben je nooit klaar. En met de moslims eigenlijk ook niet.’ Dat is tenminste een taaltje waar je wat aan hebt. Ik raad dan ook iedere politicus aan om zeg maar z’n woorden beter te kiezen dan ze gekozen zijn bij eerdere gelegenheden en aldus verbaal z’n verkiezing een betere kans te gunnen dan ooit tevoren.