Grijp leerlingen bij hun nekvel!

Foto: http://www.flickr.com/photos/thehappyrobot/865211491/

Foto: Flickr.com (The Happy Robot)

Reportage
Alexandra De Laet
Gert Swinnen

Een tekst lezen, dat kunnen Vlaamse en Nederlandse jongeren wel. Maar doen ze het ook graag? Volgens internationaal onderzoek is leesplezier ver te zoeken. Zeker de boekenlijst op school blijkt een en al treurnis. Welke boeken grijpen jongeren bij hun nekvel?

Nederlandse en Vlaamse leerlingen kunnen goed lezen. Dat stelde het driejaarlijkse PISA-onderzoek van de Oeso vast in 2009. Wereldwijd werden 65 landen daarbij betrokken. Wat blijkt? Nederland en Vlaanderen zitten met enkele andere landen net onder de kopgroep voor leesvaardigheid. Hetzelfde geldt voor interpreteren en reflecteren. Maar – opvallend – bij het plezier in lezen zijn het ook de enige taalregio’s die dramatisch laag scoren. Taalschrift peilt bij Nederlander Theo Witte en Vlaming Rudi Wuyts wat de school kan doen.

Theo Witte: “Jongeren voelen de drang
om zich ‘omhoog te lezen’”

200 boeken, 6 niveaus

Theo Witte is vakdidacticus en universitair docent bij de lerarenopleiding aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is tevens de man achter het project ‘Lezen voor de lijst’. Witte bracht in kaart hoe de leesontwikkeling van havo- en vwo-leerlingen verloopt. Hij onderscheidt zes niveaus van “literaire competentie” (zie overzicht) en koppelt daaraan een “lijst” met 200 titels van boeken die oplopen in moeilijkheid. Leraren die met het project aan de slag gaan, kunnen leerlingen hun eigen leesniveau laten bepalen. Dat gebeurt aan de hand van een typering van zes leestypes op een A4’tje. Vervolgens kunnen de tieners op de lijst zien welke boeken voor hen geschikt zijn. Op die manier hebben zowel de docent als de leerling houvast.

Saai

“Tijdens mijn onderzoek viel op hoe vaak docenten de leescompetentie van hun leerlingen te hoog of te laag inschatten”, legt Witte uit. “Dankzij deze zes niveaus kunnen ze hun nu gericht adviseren. Dat is nodig, want leerlingen hebben doorgaans heel weinig kennis over boeken. Ze hebben geen richtingsgevoel en geen idee wat makkelijk of moeilijk is.” Hij geeft een voorbeeld: “Zwakkere leerlingen grijpen nogal eens naar Het behouden huis van Willem Frederik Hermans, omdat dat een dun boekje is. Leraren zouden dan moeten ingrijpen en zeggen dat je voor dat boek behoorlijk veel literaire bagage nodig hebt, maar dat doen ze heel vaak niet. Als die jongeren dat boek vervolgens saai vinden, is dat jammer. Het is belangrijk dat jongeren voldoening ervaren, op welk niveau dan ook.”

Vampierverhalen

Want jongeren lezen best wel, verzekert Witte. In het kielzog van Harry Potter belandden heel wat fantasyboeken en vampierverhalen op Nederlandse en Vlaamse jeugdkamers. Uit Nederlands onderzoek naar de tijdbesteding van jongeren blijkt dat velen lezen voor het slapengaan. “Voor hen is het een rustpunt in hun dag”, zegt Witte. “Leerlingen zijn vragende partij voor literatuur op school. Bijna iedereen – ook wie niet van lezen houdt – beschouwt het als een onderdeel van algemene ontwikkeling.” Willen we dat jongeren boeken lezen, dan is het ontzettend belangrijk jongeren het juiste leesvoer aan te reiken, benadrukt Witte. En welk boek dat precies is, kan van leerling tot leerling verschillen. “Je moet recht doen aan die verschillen en die diversiteit bedienen. Mensen vergeten soms dat een boek geen betekenis heeft. Een boek krijgt betekenis door de lezer, en die kan niet meer dan hij of zij in huis heeft. Je kan jongeren als leraar enkel stap voor stap leiden.”

Ze lezen zich 'omhoog'

20 procent wil misschien niet lezen, maar 80 procent wel

“Door leerlingen boeken op maat aan te reiken, krijg je trouwens een heel ander gesprek in de klas”, weet Witte nog. “Bij klassieke leesopdrachten is er vaak gezeur, met name van zwakkere leerlingen. Wanneer leerlingen daarentegen hun leesniveau kunnen bepalen, weten ze wat voor lezers ze zijn en wat bij hen hoort. Misschien zien ze dat ze onder het verwachte niveau zitten. Vaak komen ze dan spontaan vragen hoe ze een niveau hoger geraken. Tegenzin en gezeur ruimen baan voor hulpvragen, want jongeren voelen de drang om zich ‘omhoog te lezen’. Ze zien dankzij de zes leesniveaus wat van hen wordt verwacht. Zoiets zegt veel meer dan louter ‘moeten lezen’ en het motiveert hen om een betere lezer te worden. Ook de leerlingen met een hoger startniveau kan je op die manier motiveren om een stap vooruit te zetten. Nu komt die groep vaak te weinig aan zijn trekken.”

Doseren

Dat sommige leerlingen zogenaamd ‘laag’ zouden moeten beginnen, is volgens Witte geen probleem. “Je hebt altijd een startpunt nodig”, beklemtoont hij. “Veel leerlingen in de vierde klas hebben nog maar weinig gelezen. Als leraar Nederlands moet je daar rekening mee houden. Wie nauwelijks heeft leren rekenen, moet je ook niet overvallen met zware wiskunde. Literatuur is natuurlijk niet zo mathematisch, maar het is wel meer dan letters (kunnen) lezen. Zwakkere leerlingen moet je naar een basisniveau leiden. Doe je dat niet, dan haken ze af. Leerlingen starten met een kleine wereld en verleggen hun grenzen. Literatuur kan daarbij helpen, maar je moet doseren.”

Queeste

“Er is nog nooit zoveel gelezen en geschreven als door de huidige generatie jongeren”, stelt Rudi Wuyts. Hij is vakdidacticus aan de Universiteit Antwerpen en zelf leraar Nederlands in het zesde jaar van een secundaire school. Ook hij behoort niet tot de pessimisten die menen dat ‘de jeugd niet meer leest’ of dat jongeren enkel graag in de virtuele wereld van hun computer rondhangen. “Sms, chat, websites, blogs, Wikipedia... Tijd die ze daaraan spenderen, brengen ze niet door met een boek, maar dat jongeren niét lezen, klopt zeker niet. Wel zijn er kenmerkende evoluties. Zo lezen jongeren nogal gespecialiseerd. Je kan over gelijk welk onderwerp gedetailleerde informatie vinden op het internet. Dat jongeren minder fictie lezen, klopt eveneens wel, maar ze zijn daarom niet minder met fictie bezig. Denk maar aan films, games, graphic novels, strips, telenovelles op het web... De jongeren van vandaag weten heus wel wat een queeste is, want dat kennen ze bijvoorbeeld uit computerspellen.”

Gangsterrap

Hoe neem je jongeren op sleeptouw in de literatuur? “Het gaat erom dat ze lezen en geboeid zijn", antwoordt Wuyts. "Dus moet je hen gaan halen waar ze zitten. Wanneer ik literatuurdidactiek doceer, vergelijk ik altijd met muziek. De doorsnee leerling luistert naar een lokale radio en gangsterrap, soms naar jongerenzenders van de openbare omroep. Maar op school vindt men nog altijd Bach en Beethoven ‘grote muziek’. Als een leraar jongeren in zijn les duidelijk maakt dat hij hun muziek nonsens vindt en vervolgens een muziekstuk van Bach gaat analyseren, is de kans klein dat die leerlingen ooit nog naar klassieke muziek willen luisteren. Op zo’n manier stimuleer je leerlingen niet.

Jongeren zijn volop met fictie bezig

Grunberg

Zomaar literatuur opdienen, kan niet de bedoeling zijn van onderwijs, benadrukt Wuyts, maar leerlingen iets bijbrengen en hen zin doen krijgen in (meer) lezen wel. “Door boeken zorgvuldig te kiezen in functie van de leerling en hem of haar een gepaste opdracht te laten uitvoeren, kun je elke leerling een trapje hoger tillen”, legt Wuyts uit. “De heel goede leerlingen kun je echt wel een stevige stap doen zetten – laat hen maar Tirza van Arnon Grunberg lezen – maar anderen kan je evenzeer ‘meenemen’. Ik kan zelf ook niet over twee meter springen, maar ik kan wel wat hoger leren springen als iemand me daarbij begeleidt.”

Clouseau

Creatief (durven) zijn, is nog een tip. Wuyts: “Laat jongeren eens het middeleeuwse Egidiuslied en Clouseau’s Afscheid van een vriend naast elkaar leggen of breng de rapversie van Reynaert eens mee naar de klas. Dat is niet zomaar ‘leuk doen’. Het gaat erom jongeren echt aan te spreken en met hen op pad te gaan. Om dat waar te maken, moeten leerkrachten wel een uitgebreide lijst hebben van boeken en opdrachten.” Dat laatste is geen evidente taak voor een – veelal overvraagde – leerkracht Nederlands. Leerkrachten moeten daarom geholpen worden: met leeslijsten, opdrachten... Ook het Nederlandse project ‘Lezen voor de lijst’ kan een hulp zijn, maar volgens Wuyts is dat niet zomaar overdraagbaar op Vlaanderen. In Vlaanderen komt bijvoorbeeld meer wereldliteratuur aan bod, terwijl Nederland in het onderwijs veel meer focust op literatuur van eigen bodem. Ook Wittes lijst bevat vooral Nederlandse werken en een handvol Vlaamse titels, omdat hij is bedoeld voor docenten in Nederland.

Afghanistan

“Vlaanderen heeft toch wel een andere leescultuur. We hebben een gelijkaardig initiatief nodig, maar dat kost veel geld”, weet Wuyts. Net als Witte waarschuwt hij ervoor dat je jongeren niet mag vastpinnen. “Veronderstel dat een jongen leesniveau 2 heeft, maar enorm geïnteresseerd is in ruimtevaart. Dan zal hij daarover misschien met plezier een boek van niveau 4 lezen, terwijl dat wellicht niet het geval zou zijn mocht het boek over de geschiedenis van Afghanistan gaan.”

Niet uit de tijd

Leraren hoeven ten slotte niet ontmoedigd te geraken, omdat sommige leerlingen nooit zullen lezen. Wuyts: “Je hebt nu eenmaal lezers en niet-lezers, zoals je sporters en niet-sporters hebt. Het gevaar schuilt erin dat een leerkracht zich daarop gaat enten. Want naast die 20 procent die misschien niet mee wil, is er nog 80 procent die dat eventueel wel wil.” Daarop focust ook Witte: “Er zijn altijd mensen voor wie het niks wordt, maar lezen is zeker niet uit de tijd. Een leerling zei me ooit: ‘Wie niet van lezen houdt, heeft nooit het goede boek gelezen’ en dat geloof ik.”

 

 


De 6 leesniveaus:

 


Interessante links: