Nederlands, geheimtaal voor travestieten
De koloniale tijd is voorbij, wat ervan rest vind je in het museum. Maar hoe zit het met de koloniale resten van het Nederlands?
Waarom is het Nederlands in Suriname uitgegroeid tot de officiële taal en gebruiken travestieten in Indonesië het Nederlands als geheimtaal? En waarom gaven de Vlaamse missionarissen in Belgisch Congo liever les in de Congolese talen dan in het Frans? Taalschrift graaft de taalpolitiek in de ex-kolonies op.
‘Ik mocht alle talen onderwijzen: Latijn, Grieks, Hebreeuws, Frans, maar geen Nederlands. Aangezien ik een West-Vlaming ben, zou niemand mijn dialect verstaan.’ Aan het woord is pater Vanneste, het fictieve personage van het veelgeprezen theaterstuk ‘Missie’ van David Van Reybrouck. Zijn vorig jaar verschenen Congo. Een geschiedenis werd zowel om zijn literaire als historische waarde gelauwerd: met het boek won Van Reybrouck in 2010 zowel de AKO-literatuurprijs als de Libris Geschiedenis Prijs.
Letterlijke vertalingen
Tachtig procent van de Belgische missionarissen die naar Belgisch Congo gestuurd werden, waren Vlamingen. Priesters en paters (en ook missiezusters) met het Nederlands als moedertaal. Zouden die missionarissen op een of andere manier met hun Nederlands de Congolese talen hebben beïnvloed? David Van Reybrouck krabt zich even achter de oren: “Dat moet toch een heel minieme invloed geweest zijn. Ik weet wel dat Mutanda Ntumba en Mayaka-Ma-Kanda ooit een boekje schreven met Belgicismen in het Frans van de Congolezen. Dat zijn uitdrukkingen zoals ‘ça se voit d’ici’ en ‘j’ai toujours vingt franc de bon de toi’, letterlijke vertalingen van ‘dat zie je van hier’ en ‘ik heb nog steeds twintig frank van je te goed. Dat zijn zegswijzen die als dusdanig niet bestaan in de ‘correcte’ Franse taal.”
Belgische missionarissen die naar Belgisch Congo
gestuurd werden, waren Vlamingen."
Veertig jaar blind
Van Reybrouck verwijst naar professor Bambi Ceuppens als autoriteit over de Belgische taalpolitiek in Belgisch Congo. Dat is genereus, want zij sabelde in een recensie de eenzijdige koloniale blik van zijn theaterstuk Congo neer. “Het stuk looft het volgehouden engagement van een Vlaamse pater in Congo, maar verschaft dat engagement je de vrijheid om veertig jaar blind te blijven voor de koloniale situatie?” Bambi Ceuppens vraagt het ons in een café op een steenworp van de Brusselse KVS, de theaterzaal waar ‘Missie’ zo vaak met succes opgevoerd werd. Ook in haar analyse van de Belgische taalpolitiek in Belgisch-Congo is ze scherp: “De meeste beslissingen zijn genomen uit eigenbelang.”
Eigenbelang
Voor kolonisatoren zoals Nederland en België waren er twee opties om met taal om te gaan: of ze probeerden hun eigen taal en cultuur op te leggen aan de bevolking van de kolonie of ze probeerden zoveel mogelijk de talige en culturele verscheidenheid van de kolonie intact te laten. Waarom volgde Nederland in Suriname het eerste scenario en paste het in Indonesië het tweede scenario toe? Dat is toch een schizofrene taalpolitiek? Volgens Kees Groeneboer, auteur van Weg tot het Westen, is er van schizofrenie geen sprake. Nederland paste als kolonisator gewoon de methode toe die het meest eigenbelang genereerde. Nederland ging daarbij niet anders te werk dan de andere kolonisatoren.
Creolen en Mestiezen
Waarom lukte het Nederland niet om in Azië de koloniale taal als nationale standaard in te voeren? Volgens Groeneboer omdat het continent hoogontwikkelde inheemse culturen, verbonden met grote godsdiensten en eeuwenoude culturele en literaire tradities had. In Amerika werden in de meeste koloniën veel mensen vanuit de verschillende moederlanden overgebracht. Daarnaast vonden er volksverhuizingen plaats als gevolg van slavernij. Soms werden inheemse culturen en zelfs gehele bevolkingen gewoon vernietigd. De in vergelijking met Azië relatief grote aantallen Creolen en Mestiezen in deze landen en een relatief veel kleinere bevolkingsomvang, hebben de keuze voor de koloniale taal als nationale taal daar voor de hand liggend gemaakt.
"Een aantal oudere Congolezen zegt nog ‘kotverdoem’.”
De Belgische handicap
Welke taalpolitiek voerde België in zijn kolonie? Bambi Ceuppens: “Belgisch Congo was enigszins een uitzondering op het algemene Afrikaanse verhaal waar de kolonisator zijn taal en cultuur oplegde aan de bevolking van de kolonies. België was de enige koloniale mogendheid met meer dan een officiële taal. Officieel was het gebruik van talen in de kolonie vrij, maar de facto was het Frans de officiële taal. Opschriften in het straatbeeld waren wel vaak tweetalig. Koloniale Belgen klaagden er soms over dat de Belgen niet de culturele aantrekkingskracht hadden die bijvoorbeeld de Fransen wél uitoefenden op de inwoners van de kolonies. Men beschouwde de Belgische taaldualiteit als een handicap.”
Tweehonderd talen
Verklaart de Belgische taalschizofrenie dat tot in 1954 het onderwijs vooral in Congolese talen verliep? Ceuppens: “Nee. Zowel Nederlands- als Franstaligen, als katholieken en antiklerikalen onderschreven de beslissing om onderwijs in een deel van de meer dan tweehonderd Congolese talen te verschaffen.” In 1954 stelde minister Buisseret voor om officieel onderwijs vanaf 1955 in het Frans voor de Congolezen te voorzien. Daarop brak een taalstrijd los waarbij de ene groep (Franstaligen en antiklerikalen) onderwijs in het Frans wou aanbieden en de andere groep (Vlaamstaligen en Katholieken) aan onderwijs in de Congolese talen wou vasthouden. Geen van beide groepen had het belang van de Congolezen zelf in het achterhoofd.
in het Frans”
Geheimtaal
‘De Congolezen wilden onderwijs in het Frans’, weet Bambi Ceuppens. “Journalist Joseph- Désiré Mobutu, die later president van Zaïre – het huidige Congo - zou worden, zei het zo: als Vlamingen in Congo recht hebben op de erkenning van hun taal, dan moet de koloniale overheid maar gelijk alle 125 (sic) Congolese talen erkennen. Hij voegde er meteen aan toe dat Congolezen daarvoor geen vragende partij waren en dat het een fantasie van de Vlamingen was. Vele Congolezen in Belgisch Congo dachten trouwens dat het Nederlands een geheimtaal was. Veel communicatie ging door de handen van Congolezen die documenten moesten typen, telegrammen doorsturen enz. Als de inhoud als uiterst gevoelig werd beschouwd, dan werden boodschappen doorgegeven in het Nederlands, een taal die de meeste Congolezen niet begrepen.”
Koloniale schoolstrijd
Dat België inging op de eis van de Congolezen om staatsonderwijs in het Frans te krijgen, was een poging om de Congolezen die meer en meer kritiek hadden op de kolonisatie nog even aan boord te houden. Anderen zagen er een manier in om de opmars van de koloniale Vlaamse Beweging te stoppen. “Feitelijk vochten in de koloniale Schoolstrijd Nederlands- en Franstalige, Katholieke en antiklerikale Belgen een politieke machtsstrijd uit ten nadele van Congolezen wier argumenten vrijwel alleen werden gehoord en au sérieux genomen als dat in het kraam van de verschillende Belgische kampen paste.”
Nazi
Ceuppens wijst erop dat je beter niet met een hedendaagse bril naar het verleden kijkt: “Daardoor maak je de fout te denken dat de Vlamingen in Belgisch Congo een soort solidariteitsgevoel hadden met de Congolezen en daarom voor onderwijs in hun moedertaal pleitten. Gebeurtenissen in de kolonie waren vaak een afspiegeling van de politieke verhoudingen in België. Zo bepleitte een missionaris in 1917 als meest praktische oplossing van het taalprobleem dat de kolonie in tweeën zou worden gesplitst: een Franstalige zone in het noorden, grenzend aan andere Franstalige koloniën, en een Vlaamstalige zone in het zuiden, grenzend (sic!) aan Zuid-Afrika en de Boerenrepublieken. Voor andere feiten geldt dat spiegeleffect niet. Zo kon het gebeuren dat een extreemrechts persoon die we in België een nazi zouden noemen niet of nauwelijks racistisch was tegenover Congolezen.”
Klopt het dat Congolezen het verschil tussen Frans- en Nederlandstaligen maakten met de uitdrukkingen ‘bwana nondedju’ en ‘bwana godverdoeme’? “Nee, daar heb ik geen enkel schriftelijk of mondeling bewijs van gevonden. Wél zijn er een aantal oudere Congolezen die nog ‘kotverdoem’ zeggen.”
Geheimtaal voor travestieten
"Zo antikoloniaal is Max Havelaar nu ook weer niet."Heilige huisjes beven bij de kritische blik van antropologe Bambi Ceuppens. Hoe kijkt zij naar een literair monument als Max Havelaar? “Het is wel opvallend dat er in België nooit zo’n antikoloniaal werk verscheen. Hoewel, zo antikoloniaal is Max Havelaar nu ook weer niet. Het boek klaagt de misstanden van de kolonisatie aan maar stelt het systeem zelf niet aan de orde.” Bij de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 was ongeveer twee procent van de Indonesiërs het Nederlands machtig. Geen wonder dus dat in de straten van Jakarta een groep travestieten het Nederlands als geheimtaal kunnen gebruiken.
Dominant Nederlands
Volgens de Surinaamse taalkundige Lila Gobardhan is in haar land sinds de tweede helft van de negentiende eeuw een beleid gevoerd gericht op assimilatie. Men heeft geprobeerd om van de multi-etnische samenleving, met een bevolking die uit maar liefst vier verschillende werelddelen afkomstig was, één taal- en cultuurgemeenschap te maken. Het Nederlands werd onderwijsvoertaal en de daarmee ingezette vernederlandsing leidde ertoe dat bij de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 het grootste deel van de bevolking in meer of mindere mate Nederlandssprekend was. Ook op de Nederlandse Antillen is het Nederlands nog tot vandaag de dominante voertaal van bestuur en onderwijs gebleven.
Callcenter
En dan nog dit: de taalpolitiek van het koloniale verleden heeft soms nog onverwachte gevolgen in het heden. Als u nog eens een beroep doet op een callcenter van een Nederlandstalig bedrijf en de man of vrouw aan de andere kant van de lijn vraagt of ‘u even kan aanhouden’, in plaats van ‘u even aan de lijn kan blijven’, dan bent u verbonden met een callcenter in Paramaribo, Suriname. Lage lonen én de Nederlandse moedertaal van Surinamers zijn aanlokkelijke troeven voor bedrijven op zoek naar winstmaximalisatie. Is dit nu kolonisatie van op afstand?
Professor Bambi Ceuppens is verbonden aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.
Wim de Jonge is freelance journalist.
Meer informatie:
-Kees Groeneboer beschrijft de geschiedenis van het Nederlands in Indonesië tussen 1600 en 1950 in ‘Weg tot het Westen’.
-Lila Gobardhan over Nederlands in Suriname ‘Nederlands in Suriname, een geslaagd resultaat van taalpolitiek’.
-Congo made in Flanders? Koloniale Vlaamse visies op ‘blank’ en ‘zwart’ in Belgisch Congo, Academia Press, Gent.
-Bambi Ceuppens en Sarah De Mul over de koloniale verbeelding van Congo, een striemende kritiek op het theaterstuk ‘Missie’ van David Van Reybrouck.
Reacties
De overheid heeft in
De overheid heeft in Nederlands-Indië nooit geprobeerd het Nederlands als algemene taal ingang te doen vinden, integendeel. Er is bewust voor gekozen om het Maleis te gebruiken in het contact met de inheemse bevolking. Van Nederlandse bestuursambtenaren werd verwacht dat ze zich het Maleis en een of meer andere talen eigen maakten. Vaak gebeurde dit al vóór uitzending naar de kolonie, in instituten in het moederland.
Inheems is het Maleis slechts op het schiereiland Malakka en in een beperkt deel van Sumatra (vaak in dialectvorm). Verder was het al voor de Nederlandse tijd in gebruik als regionale handelstaal in de kustplaatsen van de archipel, waar het soms (bijvoorbeeld op Ambon) de inheemse taal verdrong. De VOC en het Nederlandse bewind hebben het Maleis ook in de binnenlanden en op de andere eilanden ingang doen vinden als verkeerstaal. Vanaf het begin van de twintigste eeuw heeft de koloniale overheid zeer actief de verspreiding van het Maleis gepropageerd, onder meer door de uitgave van schoolboeken en andere lectuur. Dit stelde de nationalistische beweging in de jaren twintig in staat het Maleis, omgedoopt tot 'Indonesisch', tot nationale taal van de nieuw te vormen staat te maken. Zonder de inspanningen van Nederlandse koloniale overheid zou het Javaans (de moedertaal van meer dan 80 procent van de Indonesiërs) waarschijnlijk die rol zijn gaan vervullen. Het Maleis als ‘bahasa Indonesia’ is dus voor een groot deel een creatie van het koloniale bewind.
Intussen had de inlandse en Chinese elites toegang gekregen tot Nederlandstalige scholen zodat de laatste vooroorlogse generaties uitstekend Nederlands spraken. Er waren zelfs families voor wie het Nederlands al enige generaties lang de moedertaal was (een telg uit een dergelijke familie is mijn levenspartner). Door het verdwijnen van Nederlands onderwijs na ’60 was dit voor de naoorlogse generaties niet meer vol te houden. Wel hebben mensen uit de oude elite vaak nog een passieve kennis van het Nederlands en doorspekken zij hun Maleis met talloze Nederlandse uitdrukkingen.
Deze uitdrukkingen worden nu zinkend cultuurgoed. Onder de nieuwe rijken uit de Soehartotijd is het vooral in Djakarta bon ton om zulke uitdrukkingen over te nemen, en een aantal ervan dringen ook door tot het stadsdialect van Djakarta, dat steeds meer een status krijgt die vergelijkbaar is met ‘Poldernederlands’ en ‘Verkavelingsvlaams’. Met transseksualiteit en homofilie heeft dit alles niets te maken.
Koloniale taalpolitiek
Graag wil ik op twee zaken een reactie geven.
Het vraagstuk waarom het Engels in India wel een grote rol is gaan spelen en het Nederlands in Indonesie niet heb ik uitvoerig behandeld in een aparte publicatie waarnaar ik gemakshalve verwijs:
Kees Groeneboer, Westerse koloniale taalpolitiek in Azie: het Nederlands, portugees, Spaans, Engels en Frans in vergelijkend perspectief. KNAW-afdeling Letterkunde deel 61-2, 1998 (ook via internet te raadplegen!).
Dat het Nederlands een geheimtaal zou zijn van travestieten in Indonesie is volkomen onzin. Dit berust geheel en al op een mythe die door prof.dr. Jan de Vries uit Leiden in de jaren '70 van de vorige eeuw in het leven is geroepen. Hij interviewde circa 1970 naar mijn weten niet meer dan 2 of 3 travestieten in Jakarta. Deze waren afkomstig uit Ambon, het eiland dat al sinds de VOC-tijd het meest 'vernederlandst' was in allerlei opzichten en waar het Nederlands dus een veel grotere rol speelde dan elders (op de Minahasa na wellicht). Dit was dus een toevalstreffer en kan zeker niet gegeneraliseerd worden. Wel is deze mythe een geheel eigen leven gaan leiden en overal wordt deze smeuige anecdote ten onrechte weer aangehaald.
Weliswaar is het nog steeds zo dat in gay-kringen (veel wijder dus dan de kring van travestieten) nog altijd een aantal uit het Nederlands afkomstige uitdrukkingen of woorden worden gebruikt, maar dat maakt deze groep zeker niet tot Nederlandssprekend. Het gaat bijvoorbeeld om: ember jij (een emmer water over jou heen), baskom jij (een waskom vol water over je heen), te erreg jij, wet je (je gaat echt te ver hoor, weet je), een wetje-wetje (homo, van je weet wel, zo eentje). Maar met deze slangachtige uitdrukkingen houdt het echt op.
Hopelijk komt er nu een definitief einde aan de hartnekkige mythe dat de travestieten in Inedonesie het Nederlands als geheimtaal gebruiken.
Kees Groeneboer, Jakarta.
Verbanden?
Interessant artikel, maar het bevat een paar beweringen waarbij ik mijn vraagtekens plaats.
- "Waarom lukte het Nederland niet om in Azië de koloniale taal als nationale standaard in te voeren? Volgens Groeneboer omdat het continent hoogontwikkelde inheemse culturen, verbonden met grote godsdiensten en eeuwenoude culturele en literaire tradities had."
Volgens die redenering had het Engels in bv. India en Pakistan geen schijn van kans gehad. In India speelt het Engels echter een zeer belangrijke rol en in mindere mate geldt dat ook voor Pakistan. Daarmee is Groeneboers verklaring niet steekhoudend.
"Bij de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 was ongeveer twee procent van de Indonesiërs het Nederlands machtig. Geen wonder dus dat in de straten van Jakarta een groep travestieten het Nederlands als geheimtaal kunnen gebruiken."
Voor hetzelfde ware het 'geen wonder' geweest dat de Indonesische elite nog steeds goed Nederlands spreekt. Dat is echter niet het geval. Dus waarom de ene groep wél en de andere niet? Dat kun je niet enkel verklaren door die 2% Nederlandstaligen in 1949.