“Zonder het Nederlands waren we pas echt geïsoleerd”

Reportage
Pieter van Maele
Pieter van Maele

Twintig talen spreekt men in Suriname. Een exotische mengelmoes, maar het Nederlands is nog altijd de officiële taal. In de kustvlakte, met de hoofdstad Paramaribo, is dat overduidelijk. Maar hoeveel Nederlands vind je nog als je het binnenland in trekt?

Wanneer na iets minder dan een uur vliegen het kleine vliegtuigje hortend, stotend en puffend tot stilstand komt op de onverharde landingsbaan van Drietabbetje, rennen tientallen dorpsbewoners enthousiast af op de eenmotorige Cessna. Niet alleen omdat bezoekers uit Paramaribo misschien een slaapplek in het dorp nodig hebben – en dus een bron van inkomsten zijn – maar ook omdat familieleden uit de stad telkens weer pakketjes laten invliegen. En zo word ook ik met open armen ontvangen in één van de oudste tribale gemeenschappen van het land.

Als correspondent neem ik in Paramaribo dagelijks interviews af, in het Nederlands. Hoewel in Suriname meer dan twintig talen worden gesproken, is het Nederlands is nog altijd de enige officiële taal van het land, dat sinds 2004 geassocieerd lid is van de Nederlandse Taalunie. Zeker in de kuststreek zou je haast vergeten dat je in Zuid-Amerika bent. Maar hier in Drietabbetje voel ik me eerder een ontdekkingsreiziger, op zoek naar spoortjes van de officiële landstaal in het diepe binnenland.

Drietabbetje

”Het lijkt alsof ik een tropische taalgrens ben overgevlogen”

Op Drietabbetje wonen ongeveer vierhonderd marrons, afstammelingen van gevluchte slaven, verspreid over drie eilanden in de Tapanahonyrivier. Het dorp is tegelijk de zetel van het opperhoofd van de Aukaners, één van de marronstammen in Suriname.
Het verschil tussen Paramaribo en het Afrikaans aandoende dorp is ontzettend groot. Hier vind je geen elektriciteit of stromend water; laat staan auto's. En ook het Nederlands lijkt volledig afwezig te zijn.

Bij mijn vertrek uit Paramaribo bediende ik me nog van het Nederlands, hier begroet men me in het Aukaans. Alsof ik een tropische taalgrens ben overgevlogen. Het plaatsnaambord verwelkomt me niet met 'Drietabbetje', maar met 'Drietabiki'. (Tabiki is Sranantongo voor eiland, red.) Een transistorradio in een geïmproviseerde kroeg vlakbij de landingsbaan speelt een lied van de Surinaamse zanger 'Kenny B.', gezongen in het Sranantongo.

Enkele vrouwen staan onder een houten afdak dat hen beschermt tegen de eeuwige zon. Ze keuvelen over hun dagelijkse beslommeringen in het Aukaans. De dorpswinkel wordt uitgebaat door drie Chinezen, die onderling communiceren in het Hakka. En vroeger, toen er nog Braziliaanse goudzoekers in het dorp verbleven, was er ook heel wat Portugees in Drietabbetje te horen.

Zelfs de 29-jarige Amerikaanse vrijwilliger Matthew Day, die al meer dan een jaar op het eiland woont, spreekt amper tot geen Nederlands. “Ik vind het een ontzettend moeilijke taal om te leren, het lukt me gewoon niet. Bovendien heb ik het niet nodig om met de mensen hier te praten. Ik heb in enkele maanden tijd Aukaans geleerd, de taal die iedereen hier spreekt”, legt hij uit. Day is in Suriname beland nadat hij zich opgaf als vrijwilliger bij het Peace Corps, een Amerikaans vrijwilligersprogramma. “Ik had gekozen voor Zuid-Amerika, omdat ik dan Spaans zou leren. Ik kom uit Californië, waar heel veel Mexicanen wonen. Het leek me leuk om na terugkeer eindelijk met hen te kunnen praten. Is dat even anders gelopen”, knipoogt hij.

”Sommige patiënten schrikken zich rot bij het ooronderzoek”

De Amerikaan verzorgt sinds kort een wekelijkse taalles Engels voor de dorpelingen. “Hier wordt best een aardig mondje Engels gepraat; ik schat dat één op de drie jongeren het kan spreken. Door de frequente vliegverbinding met Paramaribo is Drietabbetje niet langer een geïsoleerde gemeenschap. Mensen komen en gaan, en meer contact betekent ook meer contact in andere talen. Bovendien bevat het Aukaans op zich al een rijke Engelse woordenschat.” Meer hierover is te lezen onder dit artikel.

Day geeft niet enkel les. Hij probeert ook een radioshow met gezondheidstips op touw te zetten. Opnieuw volledig in het Aukaans. Die uitzendingen zal het lokale radiostation 'Pakaati' voor zijn rekening nemen. “Zonder Aukaans kun je veel mensen hier simpelweg niet bereiken”, besluit Day.

Een Amsterdamse geneeskundestudente, die voor haar stage in Suriname een week lang werkt in het plaatselijke gezondheidscentrum, beaamt dat. “Tijdens een consult probeer ik een patiënt – vaak letterlijk – met handen en voeten uit te leggen wat en hoe ik iets wil onderzoeken. Zelfs dat lukt dan nog niet altijd, waardoor het wel eens gebeurt dat iemand zich rot schrikt wanneer ik met mijn otoscoop aan een ooronderzoek begin”, lacht ze.

“Gasbom te koop”

Tóch zou het veel te kort door de bocht zijn om te besluiten dat in deze gemeenschap helemaal geen sprake is van Nederlands. Alleen moet je er je oren en ogen goed voor openhouden. Langs de oever van de rivier staat een bord met 'gasoline te koop'. In een aangemeerde korjaal luistert een bootsman naar 'Radio Apintie', een Nederlandstalige radiozender uit Paramaribo die dankzij een torenhoge zendmast op het Lelygebergte tot ver in het Surinaamse binnenland te beluisteren valt.

Wie vanaf de betonnen aanlegsteiger naar het dorpscentrum wandelt, komt langs bordjes als 'gasbom te koop' (Surinaams-Nederlands voor gasfles, red.) en 'brieven/post'. Een oude man die we ontmoeten blijkt jarenlang in Amsterdam te hebben gewoond en spreekt ons – met Amsterdams accent – aan over het Damrak. En nadat ze haar aanvankelijke gêne heeft overwonnen, blijkt ook onze 22-jarige kokkin Nederlands te spreken.

“Veel jongeren kennen Nederlands, maar zijn bang het te spreken. Ze willen het wel, maar zijn verlegen en denken dat ze fouten gaan maken. Het is hun moedertaal niet, dus ze zijn het niet gewend zich in die taal uit te drukken”, vertelt Patricia Ajuba. Zij leidt de  'Granman Akontoe Velanti school'. Hier volgen ongeveer 285 kinderen uit Drietabbetje en omgeving Nederlandstalig  basisonderwijs. De leerlingen kunnen hier van hun vierde tot hun elfde levensjaar terecht, voor middelbaar onderwijs moeten ze naar de stad. “Heel weinig kinderen hier spreken thuis Nederlands. Hun ouders spreken het niet, dus waarom zouden zij het dan wel doen?” legt Ajuba uit.

Veel jongeren begrijpen Nederlands, maar zijn bang
het te spreken.

”We kunnen het Nederlands niet zomaar overboord gooien”

Cijfers uit een thuistaalonderzoek uit oktober 2010, uitgevoerd door de universiteit van Tilburg, geven haar gelijk. In het district Sipaliwini –  waar ook Drietabbetje ligt – spreekt slechts een kwart van de leerlingen thuis Nederlands. In 60% van de huishoudens hoor je op de eerste plaats Saramaccaans, Sranantongo of Aukaans. Dat zorgt tijdens de les wel eens voor problemen, want ook in het binnenland van Suriname is Nederlands de enige officiële onderwijstaal.

“We merken vaak genoeg dat een kind de lessen niet begrijpt. Tijdens onze lerarenopleiding hebben we geleerd dan heel even over te schakelen naar hun moedertaal; om daarna weer verder te gaan in het Nederlands. We merken dat die methode goed werkt. Bovendien helpen de leerlingen ook elkaar”, vervolgt de directrice.

Tijd om kinderen met een taalachterstand aparte bijlessen te geven is er niet. “De lessen moeten op tijd stoppen: de schoolboot die de kinderen terugbrengt naar huis wacht niet. In het vorige dorp waar ik werkte, een gemeenschap zonder rivier, waren er wel aparte bijlessen.” Die taalachterstand heeft zijn gevolgen. Zo is het aandeel scholieren uit het binnenland dat het middelbaar onderwijs in Paramaribo vroegtijdig verlaat, torenhoog. Officiële cijfers zijn er niet, maar schattingen lopen op tot wel 90%.

Is het dan geen optie om het onderwijs op Drietabbetje gewoon in het Aukaans te verzorgen, de taal die iederéén in het dorp begrijpt? “Absoluut niet! Indien niemand hier nog Nederlands zou spreken, dan waren we pas echt geïsoleerd”, klinkt het fel. Het schoolhoofd is vastbesloten. “Onze taak is om de kinderen klaar te stomen voor de maatschappij. En daarvoor moet je Nederlands kennen. Wanneer ze hier klaar zijn, moeten al die kinderen in Paramaribo naar school. Daar is Nederlands de voertaal, niet het Aukaans. Bovendien, al onze schoolboeken zijn in het Nederlands. Moeten we die allemaal vertalen? En hoe moet dat op andere plekken met één van de andere twintig talen die Suriname rijk is? Neen, het Nederlands is te belangrijk om zomaar overboord te gooien.”

Pieter van Maele is freelance correspondent in Paramaribo voor radio (Nederland Wereldomroep en de Nederlandse Radio 1, voor Wakker Nederland) en diverse Nederlandse en Vlaamse dagbladen.

De ingrediënten van het Aukaans

Slaven die erin slaagden van hun meesters te vluchten, trokken het binnenland in. Uit hun op het Portugees gebaseerde pidgin, de eenvoudige omgangstaal die als lingua franca op de plantages werd gebruikt, groeide onder meer Saramaccaans en Aukaans. Het Saramaccaans wordt voornamelijk gesproken aan de bovenloop van de Surinamerivier, het Aukaans in Marowijne en het oosten van Sipaliwini.

De Aukaanse woordenschat bestaat voor 76 procent uit Engelse woorden. Daarnaast komt 5 procent uit het Portugees, 16 procent uit het Nederlands en 3 procent uit Afrikaanse talen. Voorbeelden van Aukaanse woorden met een duidelijke Engelse invloed zijn 'gaan' (groot, grand), 'osu' (huis, house) of 'wipi' (zweep, whip). Het Nederlands is goed herkenbaar woorden als 'wataamun' (watermeloen), 'swaki' (zwak) of 'foiti' (fluit).

Bron: Smith, Norval & Tonjes Veenstra (red.) (2002): Creolization and contact. Amsterdam: Benjamins.

Links