Nederlands in Canada wordt dode taal

Reportage
Jan T'Sas
Annick Ryken, Jan T'Sas

Wat gebeurt er met je moedertaal als je naar een land met een andere taal emigreert? Welke sporen van het Nederlands vind je terug als je pakweg 2500 kilometer rondrijdt in een land zo groot als Canada? Taalschrift vloog naar Ontario en ging op zoek.

Vanuit het Ontariomeer cirkelt ons vliegtuig over Kingston. Van 1841 tot 1857 was dit de eerste hoofdstad van Canada, qua oppervlakte het op een na grootste land ter wereld. Het is de mooiste stad van Ontario, zegt men. Haar glorie is wat vergaan maar ze huist nog in straten met stijlvolle parlementariërswoningen: vakwerkbouw, glas-in-loodvensters, portieken en puntdaken. Sporen van het Nederlands vind ik meteen: containers met het opschrift ‘Westendorp’, doe-het-zelf-zaak ‘Vandervoort’ in Princess Street en de burgemeester van de stad heet Mark Gerretsen.

Tweede Wereldoorlog

“Zijn vader kwam uit Hilversum”, vertelt mijn Nederlandse gastvrouw Lettie De Haan (68). “Hij is nog provinciegouverneur geweest. Net als hij zijn vooral in de jaren vijftig nogal wat Nederlanders naar Canada geëmigreerd. Toen speelde de kerk nog een belangrijke rol bij migratie. Dominees lokten de mensen naar hier. Ze bepaalden zelfs waar je ging wonen. Die centrale rol van de kerk blijft zichtbaar. Zo hebben we in Kingston nog altijd een christelijke gereformeerde kerk.” Zelf woont Lettie sinds 1972 in Canada. Niet als economische emigrant, zoals de meesten van haar landgenoten vlak na de Tweede Wereldoorlog, maar omdat ze met een Canadees is getrouwd. “Ik ben Denis gewoon gevolgd”, zegt ze. “Samen zijn we een hotel begonnen.”

Lettie De Haan: "Dominees lokten de mensen naar hier.
Ze bepaalden zelfs waar je ging wonen."

 

Zeldzaamheid

Denis is vier jaar jonger dan Lettie. Zijn moedertaal is Frans. Maar dat krijg ik niet te horen. Hij lacht breeduit en vraagt me in vloeiend Nederlands of ik nog een ‘pancake’ wil. Ontbijt bij de De Haans is overigens heel Canadees: spek met eieren of pannenkoeken met bessenjam. En muffins natuurlijk. “De ouders van Lettie kwamen elk jaar een maand bij ons logeren”, verklaart Denis als ik naar zijn Nederlands peil. “Daarom heb ik maar Nederlands geleerd.” Het maakt van hem een linguïstische zeldzaamheid. Aan Lettie is het dan weer nauwelijks te horen dat ze al zo lang in een Engelstalige omgeving woont. Ze spreekt heel zuiver Nederlands. Te zuiver, denk ik plots. Komt je taal tot stilstand als je je land verlaat? Ik vermoed het niet voor het laatst.

Beursstudenten

 

In Queen’s University word ik hartelijk verwelkomd door Susan Anderson, vicedirecteur van het International Centre van de universiteit. Ze vertelt me over de tientallen Nederlandse en Vlaamse studenten die hier jaarlijks met een beurs komen studeren. Een van hen is Pieter (21). Met 600 andere studenten uit alle hoeken van de wereld logeert hij in een van de grote studentenhuizen. “Als je in de stad rondwandelt, valt je oog geregeld op Vlaamse of Nederlandse namen”, zegt hij. “Met zoveel nationaliteiten is Engels de voertaal aan de universiteit, maar als je even Nederlands praat met een landgenoot, krijg je soms onverwachte reacties.” Van Vanessa (20) bijvoorbeeld. Zij woont in Australië, maar haar moeder is Zuid-Afrikaanse en heeft haar dochter het Afrikaans geleerd. “Ik hoor hier veel talen waarvan ik niets begrijp, maar Nederlands, dat wel.” Of van Neelam (20), die uit Curaçao komt en daar Nederlands heeft geleerd op school. “Het Engels neemt bij ons wel de bovenhand”, zegt ze. En dat blijkt ook in Canada het geval. Als ik de drie studenten vraag of ze al Nederlands hebben gesproken buiten de universiteit, knikken ze nee. “Die reflex heb je hier niet.”

 

Radiozenders en bejaardentehuizen

35 miljoen inwoners telt Canada. Daarvan spreken er meer dan 140.000 Nederlands. Het zijn allemaal Vlamingen of Nederlanders van de eerste of tweede generatie. In totaal zijn er sinds het ontstaan van Canada al meer dan een miljoen Nederlanders en Vlamingen daar hun geluk gaan beproeven. Dat gebeurde vooral na beide wereldoorlogen, toen jobs schaars waren. Decennialang voeren passagiersboten van de Red Star Line, White Star Line of de Groote Beer af en aan met emigranten. Ze meerden aan op Pier 21 in de haven van Halifax, Nova Scotia. Treinen brachten hen naar steden als Ottawa of Toronto, of naar landbouwgebied in the middle of nowhere. Vandaag de dag zijn er in Canada nog altijd Nederlandstalige radiozenders, tijdschriften, bejaardenhuizen en verenigingen. Je kunt zelfs Nederlands leren in verschillende talencentra.  In Queen’s kan dat niet, maar op de Wall of Fame in de Business School vind ik koperen plaatjes terug met namen van mecenassen die heel Nederlandstalig klinken: Van Steenbergen bijvoorbeeld.

Tobacco country

De provincie Ontario is acht keer zo groot als België en Nederland samen. Een ‘korte’ trip van Kingston naar de Niagara Falls betekent dan ook een halve dag autorijden. Eenmaal ter plaatse vergaap ik me aan de waterval, erger me aan de gigantische hotels en casino’s er omheen en spits tevergeefs mijn oren om Nederlands te horen. Maar als ik de volgende ochtend de Niagara canyon tot aan het gelijknamige meer volg, zijn ze er volop: Marynissen Estate, van de Laar Orchids. Aanbellen levert niets op ... Omdat het bijna winter is, zijn veel Canadezen naar hun tweede verblijf getrokken in het zuiden van de VS, vooral naar Texas en Florida. Dan maar minder toeristische oorden opgezocht. Google leidt me naar een stadje 150 kilometer meer naar het westen dat Delhi heet (Del-hai moet je zeggen). Het ligt midden in ‘tobacco country’, een streek die destijds nogal wat Europese landbouwers heeft gelokt. De tabaksplantages hebben plaats geruimd voor groententeelt, maar de ‘buitenlandse’ clubs zijn er nog.

Halloween

De hoofdstraat die naar het centrum van Delhi leidt, liegt er niet om. German Club aan mijn rechterkant, Hungarian Club aan mijn linker en jawel, daar is de Belgian Club. De Nederlandse club is tien jaar gelden opgedoekt wegens verminderde belangstelling, verneem ik, en dus tref ik in de Belgian Club zowel Vlamingen als Nederlanders aan. Elke vrijdag zakken ze naar deze plek af. Ik duik onder in een gezellig en groot café in het souterrain. Aan de muur hangen posters van Eddy Merckx, die de club een vijftal keren bezocht, en van Roy Orbison, die er ooit optrad. Daarnaast zie ik vooral pompoenen, nepspinnenwebben en een geest met grote ogen die naast de bar hangt en elke bezoeker aanstaart. Het is hier meer Halloween dan thuis.

Oswald Van Acker (uiterst links) met andere ‘oude
Belgen’ in de Belgian Club: "Onze taal sterft uit. Onze
kinderen voelen zich Canadees en spreken Engels."

 

“Ik heb drie grandchildren”

Er bestaat een fenomeen dat men in de taalkunde ‘language attrition’ noemt. Daarmee bedoelt men taalerosie of taalverlies. Het is wat elke mens overkomt, als hij lange tijd doorbrengt in een omgeving waar een andere taal het dagelijks leven overheerst. Zoals het Engels in Ontario. “Ik heb drie grandchildren, en alle drie zijn ze al in Vlaanderen geweest”, vertelt Tony Roels (80). Hij spreekt het dialect van het West-Vlaamse dorp Meulebeke, waar hij vandaan komt, en lardeert het voortdurend met Engelse woorden. Roels is al bijna 60 jaar in Canada. “In de landbouw was er weinig toekomst in Vlaanderen”, vertelt hij. “Ik was 21 en zocht het avontuur, zoals veel Vlamingen. Bij aankomst moest je een jaar werken voor een Canadese boer  en de taal leren. Later ben ik getrouwd en mijn eigen boerderij begonnen. Mijn vrouw is Canadese, zij is hier geboren. We hebben onze kinderen in het Engels opgevoed.”

Scheldwoorden

"Soms moet ik wel eens naar Vlaamse woorden zoeken. Of ik gebruik onbewust een Engels woord."Maurice Van Acker (79) koos voor een tweetalige opvoeding. Zijn kinderen spreken naast Engels ook Nederlands. ‘Nu ja, echt Nederlands is dat niet,” zegt hij gauw. “In feite is het Tielts dialect. Daarom lezen ze ook niet echt Nederlands. En de kleinkinderen spreken nog enkel Engels.” Van Acker weet wat taalerosie is. “Zelf moet ik wel eens naar Vlaamse woorden zoeken of ik gebruik onbewust een Engels woord. Ik probeer mijn Nederlands wel te onderhouden. Zo lees ik al 16 jaar de West-Vlaamse krant ‘De Weekbode’, met veel regionaal nieuws. En aan de telefoon hoor je bij ons thuis Vlaams en Engels door elkaar, net als bij de familie in België. De kinderen verstaan alles, zelfs de scheldwoorden.” Ik bedenk dat Vlamingen of Nederlanders die naar een ander land emigreren hun taal onderling wel in stand zullen houden, maar dat blijkt niet te kloppen. ‘Immigranten hebben vaak onderling wel veel contact, maar doordat het Nederlands van hen allen is aangetast, wordt hun taal toch beïnvloed’, zeggen onderzoekers. Een sterke emotionele band met het moederland kan dit proces wel vertragen, maar niet vermijden.

Buchenwald

"Here’s your beer."“Onze taal sterft uit”, orakelt Oswald Van Haverbeke (80). Hij is geboren in Brugge. In 1949 kwam hij als kind met zijn ouders naar Alberta, samen met twee broers en drie zussen. Tijdens de oorlog had zijn vader in Buchenwald gezeten. Toen hij vrij kwam, was hij alles kwijt. De keuze was snel gemaakt: emigreren. “Na een jaar werken als landbouwer ben ik auto’s gaan verkopen.” Dan vertelt hij over de Vlaamse school die er vroeger was. Ook die heeft zijn deuren moeten sluiten. “De kinderen voelen zich Canadees, geen Vlaming. En nu moet ik opstappen, want vanavond heb ik mensen voor supper.” Ik krijg een gevoel van vergane glorie in de Belgian Club. Dat gevoel dat wordt versterkt als ik met manager Randy Casier spreek. Hij beseft dat de Club nog tien, hooguit vijftien jaar heeft. Dan zal ze moeten sluiten of zich heroriënteren. Ik kijk om me heen. De enige jongere is het Canadese meisje achter de bar.

“Hartstikke bedankt!”

"Een tijd geleden zat ik in een café in Helmond. Iemand kwam naar me toe en zei: ‘Goh, zoals jij spreekt, dat heb ik in dertig jaar niet meer gehoord.’"Dan komt Hubert Gubbels (60) op me af. Hij was amper twee jaar oud toen zijn ouders Helmond verlieten en naar Ontario kwamen. “Eigenlijk heb ik mijn Helmonds hier geleerd, van mijn ouders.” Gubbels is bankier, landbouwadviseur en hij coördineert de immigratie van Nederlanders in Ontario. “Veel Nederlandse landbouwers komen vandaag de dag naar hier, omdat landbouwgrond erg moeilijk te krijgen is. Hier is er genoeg. Maar het grote verschil met vroeger is dat zij nu met veel geld naar hier komen en meteen grond kopen, terwijl we vroeger berooid ons geluk beproefden in het nieuwe land.” Tijdens het praten reikt iemand hem een pils aan.  ‘Here’s your beer’, klinkt het. ‘Hartstikke bedankt’, antwoordt Gubbels spontaan. Waarna we prompt over taal beginnen te praten. “De volgende generaties zal het Nederlands onvermijdelijk verdwijnen”, weet Gubbels. “Wat je wel merkt bij migranten is dat hun dialect ‘ensulated’ wordt. Ik was zelf in Helmond op café. Iemand kwam naar me toe en zei: ‘Goh, zoals jij spreekt, dat heb ik in dertig jaar niet meer gehoord.’”

Sitting Bull

Ik verblijf niet lang genoeg in de miljoenenstad Toronto om daar veel sporen van het Nederlands te vinden, ook al zijn ze er. De stad heeft een skyline die sterk New Yorks aandoet. “Die hoge buildings staan er nog geen vijftien jaar, allemaal onder impuls van de burgemeester”, vertelt mijn gastvrouw me. Ze is Koreaanse en vraagt welke taal ik spreek. “Dutch? Never heard of.” Waarna ze vooral wil weten welke ontbijtgewoonten we in ons land zoal kennen. Ik bezoek het Museum voor Natuurwetenschappen en blijf lang hangen op het gelijkvloers, waar de geschiedenis van de eerste bewoners van Canada centraal staat: de Hurons, de Irokezen, de Algonquins … In een filmpje weergalmt de stem van Sitting Bull. Van hem vind ik tijdens mijn reis veel minder sporen terug dan van Nederlanders en Vlamingen.

Zo snel mogelijk Canadees

“Schrijf maar dat we antique Dutch spreken.” Gerry Wilhelmus zal het nog een paar keer zeggen. Met zijn vrouw Jo-Ann bewoont hij een door bos omgeven huis in Simcoe, ten zuiden van Delhi. Op enkele kilometers ligt het kerkhof. Je leest er enkel namen als Van Hove, Osaer, Van Groningen… Ik vermoed al gauw dat Gerry en Jo-Ann  hun namen verengelst hebben  en eigenlijk Gerard en Johanna heten. De mix Nederlands-Engels zit dik in hun taalgebruik. Maar de gepensioneerde politieman en zijn vrouw hebben een wel heel apart verhaal. Zo is Gerrit in het Nederlands opgevoed, terwijl de ouders van Jo-Ann zo snel mogelijk Canadees wilden worden. “Mijn ouders wilden dat we ons zo snel mogelijk integreerden. Ze stuurden mijn zussen en mezelf naar de Canadese school.  Ze drukten ons op het hart om thuis Engels te spreken, zodat ze zelf ook de taal konden leren. Daardoor heb ik mijn Nederlands wat verdrongen. Dat is pas teruggekomen toen ik Gerrit leerde kennen.”

 

Mailen in twee talen

Bij Gerry thuis gebeurde het tegenovergestelde. Zijn ouders hielden sterk vast aan hun Nederlandse roots “We spraken Nederlands en onderhielden het onder impuls van de kerkgemeenschap.” Of ze hun kinderen dan in het Nederlands hebben opgevoed? “We hebben twee zoons, die we hebben opgevoed in het Engels”, antwoordt Gerrit. “Daar hebben we nu wel spijt van. Het is toch mooi als je meerdere talen kent.” Een andere ‘Nederlandse’ boost kregen de Wilhelmussen door hernieuwde contacten met familie in Nederland. “Internet speelt daar een belangrijke rol in. Ik krijg mails in het Nederlands maar antwoord wel in het Engels”, zegt Gerrit.

“Get up your fiets”

Tijdens onze gesprekken hoor ik evenveel Engels als Nederlands: ‘My bril’, ‘You get up your fiets’, ‘Je ben op vakhantie…’, ‘We had use of a zomerhuisje…’ Jo-Ann kan erom lachen. “De meeste moeite heb ik met de tijd: het uur en het jaar. In het Nederlands zeg je halfzes, in het Engels five thirty. In het Nederlands zeg je drieënvijftig, in het Engels fifty three. Meestal denk ik in het Engels, tenzij ik enkele dagen in Nederland ben, dan ga ik weer in het Nederlands denken.” Als ik ten slotte vraag of zij zich Nederlander of Canadees voelen, hoeft Jo-Ann niet lang na te denken: “We voelen ons Canadees maar zijn wel fier op onze afkomst.”

Grafzerken

 

Sommige kerkhoven zijn helemaal Nederlands en Vlaams.
Je leest er enkel namen als Van Hove, Osaer,
Van Groningen...

De grote migratiegolf naar Canada is achter de rug. Wat ik van alle mensen onthoud met wie we gesproken hebben, is dat het Nederlands in Canada niet zal overleven. De kracht van het getal en de wetten van taalerosie zullen ervoor zorgen dat het Nederlands in het dagelijks leven van Canada over afzienbare tijd in stilte eindigt. De stilte van straatnaamborden, winkelopschriften, grafzerken met namen als Lanckriet, Van Groningen, D’Hulster. En nieuwe migranten ontmoeten elkaar op Facebook, niet in clubs.

 

Maar nauwelijks ben ik terug thuis of ik hoor in het Journaal over het grote succes van de beurs ‘werken in Canada’, die de Canadese ambassade jaarlijks organiseert in Brussel. Nergens groeit de werkgelegenheid zo sterk als in Canada. In deze tijden van crisis valt dat niet in dovemansoren: 800 Belgen bemachtigden een uitnodiging voor de jobbeurs. In totaal waren er 3000 aanvragen. Voor emigrerende Nederlanders ten slotte is Canada, samen met Zweden, nog altijd de meest gekozen bestemming. Ben ik dan toch te pessimistisch?

Reacties

Toronto

Ik zou maar niet alles geloven wat ik hoor:

**"Die hoge buildings staan er nog geen vijftien jaar, allemaal onder impuls van de burgemeester”, vertelt mijn gastvrouw me.**

Ik woon ondertussen meer dan 15 jaar in Toronto, en op een handvol na stonden die wolkenkrabbers hier al allemaal toen ik hier arriveerde.

Citeer ´De mix

Citeer ´De mix Nederlands-Engels zit dik in hun taalgebruik´ Vergelijkbaar met de taal die men hedendaags in ons Europees taalgebied bezigt.

Wat Hubert Gubbels zegt over

Wat Hubert Gubbels zegt over zijn taal die geïsoleerd werd is heel herkenbaar.
Ik ben in de Kongo opgegroeid , met Kinjarwanda en Swahili om me heen, en later Frans en Lingala. Thuis zijn we altijd Nederlands blijven spreken. Mijn ouders waren zelf al als kind in '20 uit Nederland weg gegaan. Eigenlijk ben ik dus een tweede-generatie overzeese Nederlander. Na de Kongo heb ik nog een tijd in Indonesië gewoond. Toen ik op mijn 35ste in het vaderland kwam wonen had ik met de taal geen problemen, maar ik moet vaak horen dat ik 'antiek' of 'ouderwets' of 'bekakt' Nederlands spreek. Van veel nieuwe termen uit het gebied van het onderwijs en de media wist ik aanvankelijk niet wat ze betekenden. Zelf gebruikte ik vaak uitdrukkingen en woorden die hier al bijna vergeten waren. Of nog niet vernederlandst (voetbalterminologie was in Nederland anno 20 kennelijk nog helemaal Engels). Als ik met oudere Indonesiërs Nederlands spreek heb ik vaak een aha-ervaring. Veel van onze 'familiewoorden' hebben zij ook bewaard.

Wat een onzin!

De heer van gerwen meldt aan het eind van zijn betoog (tegen tekstfragmenten die hij om een of andere reden erg letterlijk meent te moeten nemen) dat hij zijn voelhorens strak heeft aangespannen.

Vraag: hoe slaagt een mens erin voelhorens te ontwikkelen, die hij bovendien strak kan aanspannen?

Naar analogie met zijn eigen uitermate boeiende commentaar op deze reportage moet ik op deze vraag hetvolgende antwoorden:
a) De heer van gerwen is een insect, want hij beschikt over voelhorens.
b) De heer van gerwen is bovendien genetisch gemanipuleerd, want hij weet deze voelhorens eigenhandig strak aan te spannen of brengt iemand anders ertoe dit voor hem te doen.
c) Voorts heeft de heer van gerwen talige vermogens en computer skills ontwikkeld, want hij communiceert via het web op dit forum.
d) Helaas ontbreekt de heer van gerwen op dit vlak nog één vaardigheid: begrijpend lezen.
Maar gelukkig, de wetenschap vordert ...

Nostalgie

Interessant, Jan. Destijds maakte ik mijn thesis over de Vlaamse taalgemeenschap in Detroit, waar oa de nog steeds bestaande 'Gazette van Detroit' uitgegeven werd. Ongeveer zelfde bevindingen toen, maar de Belgian Club was in die tijd ('82) nog een heel levendig Vlaams ontmoetingsoord, met druk beoefende Vlaamse caféspelen. Veel van die mensen trokken ook regelmatig de grens over naar 'de Canada' om er hun Vlaamse familie in 'den toebak' te gaan bezoeken. Je artikel roept bij mij veel nostalgie op naar een leuke periode in mijn lang vervlogen studietijd...

Gazette van Detroit

Toevallig stootte ik op je bericht. De Gazette wordt in 2014 honderd. Als medewerker in België voor deze krant bereid ik in dat kader een boek voor 'Het Verhaal van de Gazette'. Vrijdag vertrek ik met een groep naar Canada en doen we o.m. Delhi aan en 12 oktober ga ik naar Detroit (over Delhi) voor opzoekingen bij de Gazette. Misschien heb je anekdotes of zo die het 'Verhaal' kunnen 'illustreren'?

wat er moet staan, begrijp ik, maar staat het er wel ...

[dit schreef ik eerder op linkedin]
bij de omineuze titel: "Nederlands in Canada wordt dode taal", kon ik me niks en van alles voorstellen ...

met de vraagzin "Wat gebeurt er met je moedertaal als je naar een land met een andere taal emigreert?" begon het artikel - op die vraag is slechts één simpel antwoord mogelijk: niks, want het zal de taal een zorg zijn, wat jij doet ... maar ik zal het wel niet helemaal begrepen hebben ...

de tweede alinea ving heel beeldend aan met: "Vanuit het Ontariomeer cirkelt ons vliegtuig over Kingston."

* eerste uitleg: het onderwatervliegtuig was opgestegen van de wateringsbaan op de bodem van het meer, enigszins vergelijkbaar met vliegende vissen, die hun vlucht ergens van onder een wateroppervlak een aanvang laten nemen ...
vraag een: hoe wordt dit vervoerstuig aangedreven? (propellor in de staart? straalmotor met waterkoeling? kurketrekkervorm in buis op de mamier waarop archimedes z'n bad gevuld zou hebben? is het tuig in het bezit van samentrekkende en flapperende vleugels, in funktie vergelijkbaar met de wijze waarop zwemmers zich aan armen en benen door het water trekken?) ...
vraag twee: hoe is de stijgbaan te omschrijven? (zo vertikaal mogelijk, om de oppervlaktespanning van het wateroppervlak zo gemakkelijk mogelijk te doorbreken? glooiend en versnellend omhoog met tenslotte een krachtsexplosie om aan voornoemde spanning te kunnen ontsnappen?) ...
vraag drie: hoe komen passagiers en bagage in en uit het transportmiddel? (is er een onderwatervertrekbel met liftsysteem naar een bovenwaters ekwivalent [maar dan -hal genoemd]? wordt er een waterloos gehouden slurfsysteem lekvrij aangesloten op deuren en luiken? eh?) ...

* tweede uitleg: gezien vanuit het meer lijkt het alsof het vliegtuig waarin wij zitten over kingston cirkelt, terwijl de enige cirkelvorm in onze baan (en dan nog eentje die we veronderstellen, niet als zodanig ervaren) de bollige vorm van de aardkorst volgt ...
vraag vier: hoe verloopt het kontakt tussen de onbekende toeschouwer in/op het water en de passagier in het tuig? (elektronisch via mobieltjes? en verstoort dat de werking van de elektronika in de machines van het transporttuig niet? telepatisch? en hoe ontstaat er begrip tussen zender en ontvanger als de zender bijvoorbeeld een vooral in vliegjes geïnteresseerde longvis is op een zandbankje aan de rand van het meer?) ...
vraag vijf: waardoor wordt de vertekening van de vliegbaan in de ogen van de toeschouwer veroorzaakt? (heeft die ogen met groothoeklenzen die niet kompenseren [wat voor vissen niet zo vreemd is, tenminste de lenswerking]? een alternatief kan ik zo snel niet bedenken) ...

in dezelfde alinea lees ik verder: "Het is de mooiste stad van Ontario, zegt men. Haar glorie is wat vergaan maar ze huist nog in straten met stijlvolle parlementariërswoningen [...]." ... het gaat me om het stukje "maar ze huist nog" - die "ze" is volgens mij "de mooiste stad" ... volgens mij is hier sprake van een verbaal droste-effekt ...

je kunt je dus voorstellen dat ik de rest van het artikel met strak aangespannen voelhorens gelezen heb ...

[teleurgesteld werd ik niet, integendeel ...]